Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie van: Ds.L. B0UM1, Ds. H. W. L1H4H en Ds. B J. YIN DER YEEN.
10e Jaargang.
Vrijdag 9 Mei 1913
No 47.
UIT HET WOORD.
iBOHHEMEITSPBIJS
Drutter-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER ADYERTEMTIEH
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
HOE MOETEN WE PINKSTEREN
TEGEMOET GAAN?
Zou de christenheid met haar gedachten
verwijlen in het heilige land Zou zij het
oog gewend hebben naar den Olijfberg,
vanwaar de Apostelen op dien gedenk-
waardigen morgen terugkeerden naar Je
ruzalem Ach zullen velen zeggen, als
zij die vraag hooren, we hebben wel iets
anders te doen. Het heden eischt ons geheel
op, zoodat we geen tijd hebben om ons in
het verleden te verdiepen. Bovendien is
het reeds zoolang geleden en ofschoon we
gaarne erkennen, dat er toen gewichtige
gebeurtenissen voorgevallen zijn, welke in
vloed uitgeoefend hebben in breeden kring,
toch zien we niet in, dat we nu nog reden
hebben om ons daarmede bezig te houden.
De tijden veranderen en de menschen met
hen en wat destijds van groot belang was,
is het thans niet meer. Hoevele gewich
tige gebeurtenissen zijn er sedert dien tijd
niet geweest, maar van lieverlede verliezen
ze hun beteekenis. Misschien gaan zij nog
een keer naar de kerk, want Pinkster-Zondag
is immers een voorname feestdag en daar
mede meenen ze dan ook hun schuldigen
plicht gedaan te hebben. Zij hebben hun
eigen zaken, hun eigen belangen en het
is geraden om deze niet te ver waar loozen.
Als iemand niet voor zichzelf zorgt, wie
zou het dan doen. 't Is maar te hopen,
dat het weer goed is, want dan kunnen
ze eens uitgaan en amusement zoeken, Zoo'n
paar vrije dagen mag een mensch wel eens
hebben. Anders moet hij een heel jaar
werken en de gewone drukte laat haast
niet toe, dat iemand op zijn verhaal komt.
Er zijn er wel, die niet eens weten wat
er op dien Pinksterdag gebeurd is.
Voor anderen is het een gunstige gele
genheid om zich te geven aan den arbeid
voor de verbetering van de maatschappij.
Zij gevoelen voor de belangen der gemeen
schap, gelijk het thans heet en zij zien uit
naar hun pinksteren. Zij gedenken niet
wat er gebeurd is, maar zij verlangen naar
wat er gebeuren moet. De geest, welke
thans het meerendeel der menschen ver
vult, deugt niet en zij willen, dat deze
plaats maakt voor een andere, die de men
schen aan elkander verbindt, en die het
aan allen geriefelijk en aangenaam maakt.
Deze toekomst, waarheen zij op weg zijn,
verwachten zij niet van een doorwerking
van het christendom, maar van een ver
andering door hun denkbeelden in de maat
schappij bewerkt. Daarom ijveren zij dan
ook met al hun macht en zij begrijpen niet,
hoevelen hunner medemenschen zoo onnoo-
zel kunnen blijven om niet te begrijpen,
dat zij toch aller welzijn op 't oog hebben.
Zij toornen tegen allen, die hun plannen
niet goedkeuren en zij zouden als zij maar
konden er wel wat korte wetten mee willen
maken. Het ligt voor de hand, dat ge hen
niet behoeft te zoeken op den Olijfberg noch
te Jeruzalem, zij staan met den rug naar
het verleden, dat ons haast enkel slechte
toestanden heeft gebracht en zij richten
het oog naar voren, verlangende, dat toch
eindelijk eens komen moge, wat zij zoo
vurig begeeren.
Doch waartoe nog langer stilgestaan bij
wat velen doen zullen Wij mogen het
betreuren, dat de oude pinkstergeschiedenis
op hen geen bekoring meer uitoefent, en
we mogen bidden en werken om aan haar
meer de haar toekomende plaats te her
geven, we zouden verkeerd doen, wanneer
we daardoor vergaten om zelf te zijn, wat
we behooren te wezen.
Jezus was opgevaren, gelijk zij met hun
eigen oogen gezien hadden Hij was heen
gegaan tot den Vader, gelijk een tweetal
Engelen hen geboodschapt haddenHij
was thans in den hemel om daar Zijn werk
te verrichten ten behoeve van Zijn duur
gekochte Kerk, gelijk Hij hun van te voren
gezegd had waarom zouden zij nog langer
vertoeven op den top van het gebergte?
We stellen ons voor, dat ze in de eerste
oogenblikken weinig gesproken hebben. Zij
waren haast sprakeloos van verbazing en
wat zij aanschouwd en gehoord hadden
vervulde hun geheele ziel en alle zinnen.
Ja, zij wisten het wel, dat het zoo komen
zou, zij hadden er zich een voorstelling van
gemaakt, maar nu het inderdaad gebeurd
was, was het toch nog geheel anders. Zij
behoefden ook niet aan elkander te vragen
wat nu, want allen kenden het woord, door
hun Meester gesproken, dat hun de aan
wijzing had gegeven, om in Jeruzalem te
blijven, totdat de Vader de belofte had
vervuld, welke zij van Jezus gehoord hadden.
Er viel dus niet te overwegen noch te be
raadslagen. Het sprak vanzelf, dat, waar
zij den Olijfberg verlieten, zij hun schreden
richtten naar de heilige stad. Dit viel hun
ook in 't geheel niet moeielijk, want de ge
beurtenissen der laatste dagen hadden een
geheel innerlijke omkeering in hen teweeg
gebracht. Waren zij vroeger eigenwijs en
durfden zij hun oordeel te plaatsen tegen
over dat van den Heiland, in de meening,
dat zij het beter wisten, dit is voorbij voor
goed voorbij en zij verstonden, dat Zijne
gedachten hooger waren dan de hunne en
dat Zijn wegen altoos wijs, heilig en goed
genoemd moesten worden. Zij waren vol
van Hem en zoo was er voor hun eigen
opvattingen geen plaats meer. Geen stap
zouden ze nu meer zetten buiten den weg,
door Hem aangewezen, geen daad verrich
ten zonder Zijn duidelijke aanwijzing, geen
woord spreken, dat door Hem niet gelegd
was in de opening hunner lippen. De vurige
Petrus kon nu evengoed wachten als de
diepdenkende Johannis, de zwaarmoedige
Thomas was nu even opgewekt als de voort
varende Jacobus. Geen hooger eere, geen
heerlijker kroon begeerden zij dan om uit
te voeren wat Jezus hen op de handen gezet
had. Zij begonnen nu helder in te zien,
dat zij zonder Hem niets doen konden.
Welk een geloofsvertrouwen hebben der
halve deze mannen toen reeds gehad. Zij
wisten voor welk een taak zij stonden. Heen
gaan moesten zij om het evangelie te pre
diken aan' al de creaturen door heel de
wereld en zij moesten daarmede beginnen
te Jeruzalem. Reeds dit laatste was vol
doende om eiken moed te laten zinken en
om elke geestdrift te dooven, want zij ken
den de heilige stad. De bevolking was
schier geheel op de zijde van den Hooge-
priester Cajaphas en zijn medgezellen, die
voor niets zouden terugdeinzen om het roer
in handen te houden. Toestaan konden
deze mannen niet, dat er voor Jezus en
Zijn zaak gepleit werd. Al wat in hun
vermogen was, zouden zij aangrijpen om
de stemming des volks tegen dengehaten
Nazarener te versterken en hun invloed
was bijna onbegrensd. Jezus zelf had den
strijd niet kunnen volhouden. Waren er
in 't eerst groote scharen, welke Zijn lof
verbreiden en Zijne deugden verkondigden,
eindelijk was er niemand meer geweest,
die het voor hem dorst op te nemen en
zij hadden Hem verworpen, veroordeeld en
aan 't kruis geklonken. Menschelijker wij ze
gesproken was er zelfs niet de kleinste
kans, dat de Apostelen gehoor zouden vin
den. Wat zouden enkele eenvoudige vis-
schers uit Galilea vermogen, waar de groote
Profeet zelf het onderspit had moeten delven.
Het is waar, Hij had daarna het graf ver
laten en was in zegetocht opgevaren naar
de hoogte, maar daarvan wist het volk
niets af en de overpriesters hadden reeds
hun maatregelen genomen en het gerucht
van de opstanding krachteloos gemaakt.
Een beroep op hun geweten beloofde niet
veel, want zij hadden het blijkbaar met een
brandijzer toegeschroeid. Zouden de Apos
telen niet stuiten op een onoverklimbaren
muur en zou hun eerste poging niet on
twijfelbaar uitloopen op een schriklijke
nederlaag. Hoe zouden ze de bezwaren,
welke onoverkomenlijk waren, overwinnen
Zonder goud, zonder zilver, zonder wape
nen, zonder vrienden van naam en invloed
zouden zij moeten optreden enkel met het
woord hunner getuigenis. Als er ooit een
zaak hachelijk heeft gestaan, dan was het
toen. Aan deze enkele mannen hing het
geheele belang van het christendom. Waar
lijk er was, vertrouwen, zeldzaam vertrou
wen op Hem, die de waarheid is, noodig
om den moet niet te verliezen.
Hoelang zij zouden moeten wachten, wis
ten zij zelf niet. Doch zij bekommerden
zich noch over het een, noch over het ander.
Zij wisten dat aan Jezus macht in den
hemel en op de aarde gegeven was, dat
Hij met eere en heerlijkheid gekroond was,
en dat was hun genoeg. Al stond geheel
Jeruzalem onder de leiding van den listigen
en veel vermogenden Cajaphas, het deerde
hun in 't geheel niet, zij verlieten zich op
de trouw van den Heiland en zij geloofden,
dat Hij heerschen zou in 't midden Zijner
vijanden. Van zichzelf verwachten zij niets
zij bouwden niet op hun eigen kracht en
wijsheid, niet op hun eigen moed en toe
wijding, maar alleen, maar uitsluitend op
het woord, dat de Christus tot hen ge
sproken had. Zij waren aan zichzelf ont
dekt en erkenden, dat zij slechts ledige
vaten waren zonder eenige beteekenis. Maa r
zij waren dienaren van den koning Israels,
die Zijn kracht in hun zwakheid volbren
gen en die Zijn genade in hen verheerlijken
zou.
Zoo gingen deze mannen den doorluch-
tigen Pinksterdag tegemoet in stille gerust
heid en in een hoog gespannen verwachting.
Zulk een stemming nu behoort er ook in
ons te wezen, welke voortkomt uit het
levendig besef, dat we niets uit onszelf ver
mogen en dat we alles uit de volheid des
Heeren hebben te verwachten.
O het is zoo treurig, als wij zoo vol zijn
van onszelf en van onze eigen kleine be
langen, want dan is er geen plaats voor
Jezus in ons hart en in ons leven, dan is
er ook geen behoefte aan de invloeden van
Zijn goeden Geest. O, het is zoo treurig,
als we zoo vol zijn van den geest der wereld,
die alleen het oog richt op de verganke
lijke schoonheid van de aarde en aardsche
schatten, want dan is er ook geen verlangen
naar de wateren des levens. Ge zingt dan
wel misschien met de gemeenteoch schonkt
Gij mij de hulp van Uwen Geest, maar het
komt slechts van uwe lippen en uw hart
blijft er vreemd van. We wenschen, dat er
een begeerte in u zij of kome naar den
eenigen Zaligmaker, die alleen uw leven
verrijken kan, en dat het Pinksterfeest u
brenge de vernieuwde gemeenschap met
den H. Geest. Bouma.
KERK, BELIJDENIS. ZENDINB.
Der Jongelingen sieraad is hnn kracht.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers 8 cent.
MIDDELBURG
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Toen keerden zij weder naar
Jeruzalem van den berg, die ge
noemd wordt de Olijfberg, welke
is nabij Jeruzalem, liggende van
daar een sabbathsreize.
Hand, 1 12.
Er was oorzaak van erkentelijkheid en blijd
schap en daarom was het goed, dat de Bond
van Geref. Jongelingsvereenigingen den 80ste
April feestelijk herdacht zijn vijf- en twintig
jarig bestaan. Het was haast niet te verwach
ten, dat deze Bond naast het oudere Neder-
landsche verbond zulk een plaats zou bekomen.
Was de verhouding tusschen de beide genoemden
eerst eenigszins gespannen, dit beterde spoedig,
enj reeds geruimen tijd arbeiden beide ieder
op hun wijze aan het welzijn van de jonge
lingschap. Het aantal vereenigingen, welke
zich bij den Bond aansloten, groeide steeds aan
en het aantal leden van de vereenigingen be
draagt reeds een tienduizend. Het ging niet
zoo gemakkelijk om aan onze jongelingen dui
delijk te maken wat de Bond eigenlijk be
doelde in onderscheiding van het Nederland-
sche verbond, maar langzamerhand bakende
zich de weg duidelijk af langs welken zjj
moesten voorttrekken en zjj begrepen, dat zjj
een begrensde eigen taak hadden. Daardoor
heeft de Bond het nationale van ons volksleven
in de kringen onzer jongelingen versterkt en
het gereformeerde besef verlevendigd, zoodat
er reden was om in feestelijke samenkomst de
goedertierenheid des Heeren te vermelden.
In die samenkomst nu zijn er vele uitne
mende woorden gesproken, welke overweging
en behartiging verdienen en niemand minder
dan de oud-minister dr. Kujjper heeft er de
feestrede gehouden. Wij kunnen verstaan, dat
deze rede met meer dan gewone belangstelling
is aangehoord. Reeds de verschijning van dezen
bejaarden strijder voor de doorwerking van
Calvyns gedachten in ons volksleven spreekt
tot onze jonge mannen. Zjj hebben allen van
hem gehoord, over hem gelezen en verschillende
zy'ner denkbeelden opgenomen. Het is voor
hen een oogenblijk, dat zij niet licht meer