METHODISME en PREDIKING. Groote vooruitgang en schrikkelijke ver- achtering. gesproken en gehandeld werd. Dit ging uit van al de kerken in Friesland en er werd overal gearbeid, by name in den Zuid-Oosthoek van dat gewest om de afvalligen terug te brengen tot God en Zy'n woord, tot Christus en Zyn kruis. Wie nadere kennis wil hebben van deze pogingen, leze eens de breedvoerige verslagen, welke daarover elk jaar publiek gemaakt wor den. En deze arbeid gaat nog tot op den dag van heden door. Op dezelfde wyze werd er ge werkt in de provincie Groningen en de vruch ten daarvan zyn waarlijk niet gering geweest. Hoe wordt er reeds lang geijverd om de ver loren zonen en dochteren in Drenthe terug te brengen tot de waarheid. Heeft de schrijver nooit gehoord, hoe de tegenwoordige professor Lindeboom, eertijds predikant te Zaandam en ons tegenwoordig Kamerlid ds. Brummelkamp, destijds predikant te Alkmaar en anderen, in plaatsen als Wormerveer, Hoorn en vele andere dorpen en steden gestreden hebben tegen de onverschilligheid der bevolking ten Noorden van 't Y Het heeft anders opspraak genoeg gegeven en voor- en tegenstanders hebben het hunne er van gezegd. Met welk een taaie volharding hebben de Gereformeerden in het Roomsche Brabant en Limburg gearbeid om de bewoners té winnen voor het Evangelie Neen, wij willen niet meer noemen, want wij zouden de ruimte van ons blad kunnen vullen met al wat er gedaan is om zondaren te be- keeren van de dwaling huns wegs. Zelfs in ons eigen gewest is reeds jaren op vele plaatsen gewerkt en schier elk deel van Zeeland weet te verhalen van Gereformeerden, die de Banier des heils planten'op onze eilanden. Welk een arbeid hebben de vereenigingen Jachin" en „Philippus" niet verricht voor het Zondagsschool-onderwijs en de tractaat-versprei- ding. Waarlyk, als de schryver zijn oog wil openen, dan zal hy later zulke woorden in zyn pen houden. 1 Hoe smalend klinken de woorden„Prof. Bavinck heeft wel gewaarschuwd dat men niet „chauvinistisch kerkelijk" moet zijn en niet voor de Kerk moet werken, maar, jongen, 't zal een heele toer zyn om wanneer men een verdoold schaap van den Hervormden stal heeft „terecht gebracht" dan hem den weg te wijzen naar de Hervormde Kerk en niet in de verzoeking te brengen om maar schuilplaats te vinden in den warmen stal van de Geref. Kerk. Ach, hoe heeft dr. Kuyper onlangs ook weer die Herv. Kerk genoemd Y as het niet een oude bes van by na honderd jaren Welnu, wie brengt daar nu, wat hy bewaren wil." Waartoe moeten zulke uitdrukkingen dienen Is het gewoonte dat de Hervormden, als zy een verdoold schaap van de Geref. Kerk terechtbrengen, het den weg wijzen naar den Geref. stal Wy hebben daaraan nooit iets gemerkt en wy vragen het ook niet. Op onze beurt zouden we een volgtrekking uit zulk een voorstelling kunnen afleiden, n.l. deze, dat de schryver by evange lisatie alleen denkt om zielen te winnen voor zyn Kerk, maar we zullen ons daarvoor wachten want het is onbetamelijk om te oordeelen over de geheime dryfveeren en bedoelingen van een ander. Maar wij lieten alleen daarmede even uitkomen, hoe gevaarlijk het is, als men toe geeft aan zulk een neiging, wyl men dan ge heel uit het oog verliest de wyze spreukde een achtte een ander uitnemender dan zich zelf. Wy wyzen ook nog op een verwarring van denkbeelden, welke hier heerscht. De schryver kan best weten, dat dr. Kuyper in zyn uitlating niet denkt aan de Kerk maar aan de Synode als organisatie. De Kerk -in ons land is naar Geref. beschouwing veel ouder dan honderd jaar, veel ouder zelfs dan de reformatie van de I6e eeuw. Dit moet ook de schrijver wel weten want het is van de dake,n gepredikt. Waartoe dan deze verwarring? Zou zy soms moeten dienen om de Hervormden nog meer in hun afkeer tegen dr. Kuyper te versterken Wy vragen het, omdat wy anders geen enkele ver klaring geven kunnen. Wy zullen het hierbij laten. Niet omdat er geen stof meer is, maar omdat anders ons stuk te lang wordt. Wy wisten het wel, hoe de schryver over de Geref. en over hun arbeid oordeelt, maar wij willen het ditmaal niet on opgemerkt voorbij laten gaan. Zielkundig ver staan we het ook wel, want de goede tyd is voor de ethischen in de Hervormde Kerk zelfs in onze goede stad voorbij. De belijders der Gere formeerde confessie in die Kerk beginnen meer en meer te ontwaken en kunnen geen vrede meer hebben met een prediking, die op kar dinale punten afwijkt van de leer der oude Geref. Kerken en aan de andere zyde dringen de modernen op om hun voorstellingen ingang te doen vinden. Dac dit onaangenaayi voor hen is, begrijpen we heel goed, wyl ze over eenigen tyd de verwachting koesterden, datzy langzamerhand het geheele terrein zouden kun nen innemen. En het is den mensch eigen om voor zyn ontstemming een afleiding te zoeken en dan zyn de Gereformeerden buiten" het ge nootschap er nog altijd goed genoeg voor om eens tegen hen te toornen. Niettegenstaande dergelijke artikelen zullen de Gereformeerden wel voortgaan op den inge slagen weg. Erg hindert hun dit ook niet, want zy zijn er aan gewoon om door goed en kwaa'd gerucht heen te gaan. Zy begeeren geen lof van hen, die meenen, dat het aller grootste kwaad voor het hervormde genootschap is, wan neer ambtsdragers en leden opkomen voor de handhaving van de oude beproefde belijdenis en voor de rechten, welke de Koning Christus heeft op zyn Kerk, en zy hopen zich voor den waan te wachten, dat het genoeg is, als maar iemand behoort tot de Geref. Kerken. Wie gelooft zal zalig worden, maar wie niet gelooft, zal ver doemd worden. Bouma. ZENDING. Ontvangen voor de lantaarn voor ds. Merkelyn Yan den heer K. Ie Cointre te Goesvan gecomm. tot de Zending van de Geref. Kerk te Goes f 5,verzameld by eene samenkomst van de Geref. Jonged. Vereen, te Goes f2,van A. M. f2,50; van H. D. f2,50; van A. M. V. f 1,-van K. L. C. f 1,-van F. G. C. R. f 1,- van J. M. B. fl,van F. LI. H. fl,van J. de Y. te W. f 1,van J. J. f 0,50 van mej. J. M. v. d. V. f 0,50van mej. J. A. G. f 0,25verzameld op een familiefeestje te M. f2,25; van Ina de M. op haar jaardag f 1, Samen f 22,50. Yan C. P. de Die te O. f5,van de kin deren van J. W. L. te Kamperland f 1,van N. N. te Souburg f 1,uit de spaarpot van Ko de Y. te Souburg f 0,50. Yan den heer P. G. Laernoes Sr. te Vlissingen uit de Zendingskas Vlissingen" f 5,in de kerkcolleeten 8 maal fl,is f3,van enkele catechisanten fl,25. Samen f9,25. Met de vorige door mij ontvangen bedragen totaal f 116,05. G. F. Kerkhof. Sinds de laatste verantwoording door mij ontvangen Van L. V. te Haamstedef 2,50vanW. V. te Haamstedef 2,50N. N. f 1,—Eva F. f 1,— C. v. d. K. f2,50; uit het Zendingsbusje van L. B. f l,71VsJ- A. f 0,50gevonden in de collecte Kerk A f 0,50 allen te Middelburg door mej. van Liere van de Geref. Zendings- vereeniging te 's Gravenpolder f 1,uit het busje van schipper K. f5,60; door G. de Jager te Nieuwdorp, gevonden in de collecte Geref. Kerk f 1,— en van N. N. f 0,50door W. Bedet van den Kerkeraad te Terneuzen f 5,door den Kerkeraad te Colynsplaat f10,uit de Zendingskas en f2,50 gevonden in het kerk- zakje. Alles te zamen genomen zyn door my ont vangen en verantwoord f78,56Vs. J. D. wlelenga. XV. Den algemeenen karaktertrek van der Metho disten prediking, in ons vorig artikel aange geven, vinden wy ook weer terug by de pre diking dier eigenaardige richting, welke in onze provincie nog vele volgelingen telt. Voor de acute crisis met plotseling intredende redding, stelt zy in plaats, zooals wij reeds aangewezen hebben, een chronische krankheid, waarvan een mensch langzaam en moeizaam en eindelijk nog ter genezing komten in het vasthouden aan dezen bekeeringsweg doet zy voor de Methodisten van het zuiverste water, ook niet een droppeltje maar onder. Als van zelf drukt deze zienswijze op haar prediking een duidelyk-zichtbaar stempel: de arme zondaar met zyn onmacht, de mensch met zijn schuld en verdoemelijkheid, de worstelaar met zyn angsten en nopden, de beginneling met zyn diepe bekommering, de geloovige met zyne zoo sterk wisselende zielsgestalten, de bevestigde met zyn klare zekerheid, nemen de groote plaats in van de toespraak tot het „gehoor"ontdek kend een iegelyk luisteraar, wie hy is voor God, waar hy staat op den weg der zaligheid, wat en hoeveel van de genade in Christus hy zich toeëigenen mag, tracht zy bovenal haar gespro ken woord te maken Schriftwoorden, die aan leiding bieder om het ervaringsleven in beeld te brengen, zal zy by voorkeur als uitgezochte stoffen op den kansel behandelenen eerst als de verkondiging keurend geheel de hoorende schare wordt verricht, mag de prediking geacht worden, haar hooge doel eenigermate nabyge- streefd te zyn. Soortgelyk als by de oorspronkelijke Metho disten ook by haar veel meer de prediking van den mensch, den zondaar, den geloovige met zyne bevindingen, dan het blijde uitroepen van Jezus Christus in de heerlijkheid van zyn vol komen werk en onuitsprekelijke genadegaven, ter behoudenis in tyd en eeuwigheid of zooals wy theologen het uitdrukken met twee woorden, die maar één letter verschillenveel meer sote- riologisch (leer van de zaligheid) dan sotero- logisch (leer van den Zaligmaker). Enkele argumenten, die deze onder ons zoo welbekende richting voor deze haar predik- methode telkens weer aanvoertkunnen wy ter goeder trouw wel onderschrijven. Met hare gedurig herhaalde bewering, dat een preek toch wat anders is, dan een uitleg kundige verhandeling, dan een stuk dogmatiek, dan een dor betoog der waarheid, gaan wy aan stonds accoordonze Gereformeerde vaderen leerden het immers steeds weer, dat de Bedie ning des Woords niet maar de uitlegging, de verklaring der Schrift moest geven, doch even zeer de toepassing daarvan op het levenal eischten zy daarbij ook, dat die toepassing onder scheidenlijk geschieden moest naar de verschil lende toestanden der zoo uiteenloopende ge- meenten en streken van het vaderlanden al wilden zy juist daarom geenszins de predicaties hunner dagen „maatgevend" stellen voor de volgende eeuwen 't is geheel en al in de lyn hunner gedachten, dat een preek, die voor drie honderd jaren goed was, voor den huidigen tyd niet voldoende meer is te achten, om de een voudige reden, dat iedere tyd zyn eigen bijzon dere vragen en nooden heeft, die om het licht der Schriften roepen. Haar oordeel, dat de prediking zich te rich ten heeft niet maar tot het verstand, tot het denkend deel van den geest, doch ook en niet het minst tot het hart der hoorders, vindt by ons in het geheel geen tegenspraak, doch al- geheele instemming1"; onze Gereformeerde va deren hebben 't immers zoo klaar en duidelijk gezegd, dat de Bediening des Woords wel heeft te beginnen met de onderwijzing der Schriften, doch dan met het doel, om ook te bewegen tot onderwerping der gedachten en overleggingen des harten aan het gepredikte Woord en tot de oefening van de praktijk des geloofs en der godzaligheid al lieten zy ook het woord „practisch" niet slechts slaan op het leven des harten en des gemoeds, doch even zeer ook op geheel den levenswandel in het midden dezer tegenwoordige wereld. En wat nu betreft haar zoo nadrukkelijk en vaak met zekeren ophef uitgesproken overtui ging, dat de prediking het inwendig zieleleven, het leven der ervaring en der bevinding on derscheidenlijk heeft voor te stellen, zoo willen wy de verzekering geven, dat ook naar ons oordeel, dit element van het teedere leven der godzaligheid in de bediening des Woords geenszins mag gemist worden de Schrift gaat ons daarin voor op onderscheidene plaatsen, door voorbeeld bij voorbeelden wy menschen zyn en blijven nu eenmaal ver uiteenloopende subjecten, die allen de leiding der Schriften steeds noodig hebbenveeleer dan ten dezen opzichte met groote woorden ons te weer te stellen, willen wy uitspreken, dat wy bemin naars zyn van de gezonde mystiek, ook in de predikingzoo zy maar is en blijft naar het onbedriegelyk en onfeilbaar Woord van God, zonder hetwelk ook de mystiek geen dageraad zal hebben. Ons ernstig bezwaar tegen de prediking dezer Methodisten blyft echter ook zoo nog in zyn volle kracht staan het wankelt noch wag gelt veel min is het weggevallen. Ook hier stellen en handhaven wy den alouden en be proefden regelniet de christenmaar de Chris ten op den kanselgelyk wij dat een vorig maal reeds nader aangetoond hebben. Hoofdtaak van de bediening des Woords is het hoe langer hoe nauwkeuriger en inniger uitstallen van Christus' heerlijkheid en Diens volmaakte werk en overvloedige schattenen daarmede overeenkomende, het lokken, het dringen, het leiden van 's Heeren Bondsvolk tot den eenigen Middelaar Gods en der men schen en den dienst van Diens Koninkrijk wil zij daarbij niet over een deel en misschien wel over een aanmerkelijk deel der hoorders heenvliegen, dan zal zy tot de zwakken en kleinen, de geringst-en en de armsten, tot den laagsten trap, waarop menschen geestelyk leven kunnen, moeten nederdalen; hoewel de zoo veelszins gebrekkige; toestand der geloovigen nooit de Christusprediking omlaag halen mag, doch de gemeente uit haar laagte tot de heer lijke hoogten van den Christus en Diens heil moet opgeleid en opgevoerd wordenhoevele bezwaren en moeiten of daar dikwerf ook aan verbonden mogen zyn. Beperking van de Christusprediking tot de dingen van het zieleleven, van de zaligheid des harten en van de verlossing voor het geestelijk bestaan, hoezeer ook veelszins te verklaren, is toch niet in overeenstemming met het Woord van God, dat de prediker voor de gemeente te bedienen heefthet Woord des Heeren is gegeven s.ls een lichtend licht voof de donker heden op heel 's menschen levenspadwaarom het ook by het stralen van den kerkelyken kandelaar zyn blyde schijnsel over alle dingen des levens heeft uit te werpenal zal dan ook weer de rechte Bediening des Woords alle deze dingen met de heerlykheid van onzen Gezalf den Koning in nauw verband brengengelyk b.v. wijlen ds. van Andel in zyn „Yademecum Pastorale" een treffend stukje heeft over dit onderwerp: „dat de prediker by de behande ling der Tien Geboden rekening moet houden met den Heere Christus Yeel meer dan door de toespraken, die in hoofdzaak het „gestaltelyk" leven behandelen, zal door zulk een Bediening des Woords, de wasdom en bloei van het geestelyk leven der gemeente bevorderd worden, onder den zegen Gods in den spiegel van 's Heeren Woord, zal de gemeente haar innerlijk leven klaar en dui delijk leeren zien en nauwkeurig onderscheiden den schijn van het wezen en het valsche van het echteen aanschouwende in dien spiegel van 's Heeren Woord het heerlijk Beeld van den Christus in al zyn schoonheid, zal zy voortgaan van heerlykheid tot heerlykheid, als van 's Heeren Geesten vastgemankt in de waarheid der Schriften, zal zy niet meer den kinderen gelyk zyn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden, doch alleszins opwassen in Hem, die het Hoofd is, n.l. Christus en vol maakt worden tot alle goed werk volmaaktelyk toegerust. Wie dan ook de vrucht dezer prediking dezer Methodisten wel eens nagespeurd heeft, komt tot de droeve ontdekking, dat men in die kringen nog wel spreekt over zich zelf en over zyn zielstoestand, maar dat de blyde toon des geloofs, dat in Christus Jezus rust en roemt, zoo byna geheel en al wordt gemist; dat men nog wel gewaagt van wat God eens aan de ziel gedaan heeft, doch van het voortbouwen van zich zelf op het fondament des geloofs haast geen begrip schijnt te hebbendat men de godzaligheid nauwgezet beoefenen wil in het heiligdom van het gemoedsleven, doch tot de gehoorzaamheid aan den Koning der koningen over geheel de levenslinie niet of voor een zeer klein deel te bewegen is. Eén droppel helder water, waarmede wy nog de dingen, waarop deze Methodistsn immer wijzen, vergelijken willen, is ook water en kan een weinigje verslaan ook den vaak brandenden dorstmaar hy is toch zoo klein en weinig beteeken end, vergeleken by die majestueuze rivier, die daar voortbruist met klaterende wateren van de verheven hoogten der waarheid Gods, ons in de Schrift geschonken; waar de dorstigen vinden om niet volle lessching, ryke verkwikking en nieuwe krachtgelijk ook dat Woord in het midden der gemeente zyn loop hebben moet en verheerlijkt wordenwaartoe de bede van het volk, dat zich onder dat ge- klank schaart, vuriglijk en hoe langer hoe inniger moge oprijzen tot God. D. Pol. We leven in de eeuw van verlichting en beschavingvan vooruitgang op velerlei ge bied. Telkens leest gy van nieuwe uitvindin gen en ontdekkingen, die wat tot nu toe als het nieuwste gold, verouderd en onbruikbaar maken Het leven wordt den menschen tegen woordig hoe langer hoe makkelijker gemaakt. En daar is een groote zegen in. Wy moeten al die dingen, welke ons leven veraangenamen kunnen, met dankbaarheid aan den Heere ge nieten. Wy staan voor het aangezicht des driemaal heiligen Gods gansch schuldig en ten eenenmale veroordeeld. Door onze zonden hebben wy den dood verdiend. En als de Heere, in plaats van zyn straffen en oordeelen^over ons te brengen, ons van dag tot dag nog zoo vele uiterlijke zegeningen verleent, hebben wy daarin de inmengselen zyner groote goedertie renheid dankbaar te erkennen. Doch de meesten hebben voor 's Heeren goedheid in dezen oog noch hartin plaats van Gods verbeurde gunst er in op te merken, ziet en roemt men er alleen de wijsheid en het verstand van den mensch in. Dit is het groote onderscheid tusschen den geloovige en den ongeloovigede geloovige ziet Gods hand in alles, doch de ongeloovige leeft zonder Godhy merkt de hand des Heeren op in niets. Wy leven vooral tegenwoordig in het midden der bewegelijke dingen. Het leven is vol ver andering in elk opzicht. Als een onzer vaderen, die in de 16e eeuw leefde, van de dooden kon terugkeeren, wat zou hy zich over vele dingen verbazen. Want de zoo hooggeroemde voor uitgang der twintigste eeuw heeft haar stempel letterlijk op alles afgedrukt, zoowel op het groote als op het kleine. Yerbazen zou hy zich, als gij hem een lucifer gaaft, om daar mede zyn pyp aan te steken. Gewoon, de oude zwavelstokken of de tondeldoos te gebruiken, zou hy met een lucifer geen weg weten. En als gij des avonds uw lamp opstaakt, wat een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 2