Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. 81111, Os. H. V. L1M1H en Ds. R. J. MI DER ÏEEI. 10e Jaargang. Vrijdag 18 April 1913 No 44. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0HREMEHTSPRIJS Drakker-Oltgever A D LITTOOIJ Az. MIDDELBURG PRIJS DER ADYERTENTIEN III. Nog eenmaal komen wij op de ver schijning van Jezus aan Petrus terug, wijl wij meenen, dat nog ééne zaak ter sprake moet komen. Het is deze. In die onver getelijke ure werd de last van Petrus schuld van zijn schouder genomen, en een zalige vrede vervulde heel zijn gemoed. Wat was hij gelukkig, wat èene blijd schap was zijn deel. Hij gevoelde zich verruimd, en niets kon hem thans deeren. Maar en ziedaar de vraag welke bij ieder, die even nadenkt, van zelf oprijst maar heeft hij ook verstaan het ver band, dat er bestond tusschen de ver geving zijner zonde en het lijden van zijnen Meester, tusschen zijne blijdschap en de opstanding van den Christus? Wij zullen hierop het antwoord schuldig moeten blijven, want wij vinden nergens eenigen wenk, om ons den weg te wijzen. Het kan wel zijn, dat het licht der opstanding ook voor het bewustzijn des Apostels zijne stralen geworpen heeft op het bloe dig kruis, maar het zou ook kunnen zijn, dat hij in die oogenblikken alleen de vruchten genoten heeft zonder veel aan den boom te denken, waaraan zij gegroeid waren. Hij had zijnen Heiland, van wien hij, naar hij dacht, voor altijd gescheiden was, weer, en daarin verblijdde hij zich met eene onuitsprekelijke vreugde, den Heiland, die ondergegaan was op Golgotha, maar die in Jozefs hof de banden van dood en graf verbroken had. Later is het hem in elk geval zeer duidelijk ge worden, later vertelt hij u wel, waar zijne zonden gebleven zijn. Immers hij is het, die in een zijner brieven neerschreefwant hiertoe zijt gij gercppen, der wijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een exempel nalatende, opdat gij zijne voet stappen zoudt navolgenDie geene zonde gedaan heeft, en daar is geen bedrog in zijnen mond gevondendie als hij ge scholden werd, niet weder schold, en als hij leed, niet dreigde, maar gaf het over aan dien, die rechtvaardig oordeelt; die zelf onze zonden in zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij der zonde afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zoudendoor wiens striemen gij genezen zijt, want gij waart als dwalende schapen, maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen. Aan deze woor den kunt gij duidelijk bemerken, dat het kruis voor dezen man niet meer is eene ergernis, maar eene kracht Gods tot zalig heid, dat het lijden van den Messias nu niet meer is eene oorzaak van twijfel en hopeloosheid, maar eene bron van waar achtige vertroosting. Hij is er thans diep van doordrongen, dat Jezus ook zijne zonden gedragen heeft op het hout, en dat zij daarom voor altijd zijn weggedaan. Hoe ouder hij werd, hoe meer levendig het voor zijn oog stond, dat het lijden van den Christus noodzakelijk was en des te meer smart gevoelde hij over zijne vorige on kunde, welke hem eens vermetel deed zeggenwees u genadig Heer, dat zal u geenszins geschieden. Menigmaal dacht hij hoe is het mogelijk, dat ik zoo blind was, en in 't geheel niet begreep, wat zoo herhaaldelijk door de mannen Gods was verkondigd en zoo nauwkeurig afgebeeld was in de schaduwen des O. Testaments. Maar sedert zijn diepen val, welke zijne oogen opende voor het verderf van zijn hart, en hem de kracht van Jezus' woord De geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak, deed ziensedert dien morgen, waarop hij van zijne schuld werd verlost, en de vrede hart en verstand vervulde, had hij leeren waardeeren, de onnaspeur lijke genade van Christus, die Hem de schande deed verachten en het kruis ver- daagen. Nu begreep hij, dat het kruis niet afstootte, maar aantrok, niet was de steen, waarover de geloovige viel, maar de boom des levens, onder welks schaduw men veilig kan neerzitten, en proeven en smaken, dat de Heere goed is. Neen dat bloedig Golgotha verdonkerde niet de heer lijkheid van Israels God, integendeel het deed die des te luistervoller blinken, zoo dat het hem onuitsprekelijk goed was al daar te vertoeven. Welk eene zalige ver borgenheid behelsde dat kruis. Zijne schuld was als een hooge berg, en zelf kon hij er niet een korreltje van wegdragen, maar het lijden had gezegd word opgeheven en in de zee geworpen, en waarlijk het was geschied. Nooit kon de schuld meer weg, zoo dacht hij, en tot zijne verbazing was zij verdwenen, zonder een spoor na te laten. Het bleef een wonder in zijne oogen, hij zag het, maar doorgronden kon hij het niet. Zoolang het een geheim voor hem bleef, had hij bij het licht van eigen meening geleefd, op eigen kracht gesteund, zijn Meester niet onvoorwaardelijk geëer biedigd, maar thans was hij bekeerd tot den Herder en Opziener zijner ziel, op wien hij zag, naar wien hij vroeg, aan wien hij zich toevertrouwde, en dien hij volgde. Wilt gij weten, hoe klein de genade iemand maakt, hoe gering in eigen oogen, maar ook hoe zalig, hoe gerust, hoe tevreden, zie dan dezen beminnelijken Petrus aan, en mij dunkt de begeerte zal met kracht in uwe ziel ontwaken om aan hem gelijk te worden, en ook gij zult u uitstrekken om het lijden van den Christus te verstaan. Wij zijn dwalende schapen, die het buiten Christus zoeken, die op eigen wegen naar genot zoeken, maar wanneer wij als Petrus weleer tot de smartelijke ontdekking komen, waartoe die eigenwilligheid brengt, dan verandert het, en wij geven ons aan de leiding van den goeden Herder over. Bevindt gij u ook onder hen, die met hunne zonden de toe vlucht genomen hebben tot Hem, die onze zonden in zijn lichaam gedragen heeft op het kruis? Wij willen echter niet vergeten, dat Petrus dezen vrede ontving niet op Vrij dag, maar op Zondag, op den morgen waarop Jezus het graf verlaten heeft, en dit herinnert er ons aan, dat wij -de beide gebeurtenissen nimmer scheiden moeten. Eerst de opstanding plaatst in het volle licht de heerlijke beteekenis van Christus lijden, Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Hoe duidelijk staat in lateren tijd den Apostel deze waarheid voor het oog, welk een stof van heilige verwondering en vurige erkentelijkheid is zij voor hem ge weest. Gelooid zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die naar Zijne groote barmhartigheid ons heeft weder geboren tot eene levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden. Wij moeten als Petrus al onze verwachtingen hebben zien verdwijnen om als hij te verstaan, welk eene waarde de levende hoop heefthij had zijn Heer zien sterven aan het kruis, en op dien dag was ook al zijne hoog gestorven. Met anderen had ook hij kunnen zeggen Wij hoopten, dat Hij het was, die Israël verlossen zou, maar dat was voorbij, dat lag onherroepelijk achter, dat behoorde tot een schoonen tijd, helaas het was een droom geweest niets meer. Maar toen de derde morgen aangebroken was, ontlook in alle stilte de hoop, de ware, de wezen lijke de levende hoop, welke niet was eene illusie, die voor eenigen tijd schitterde om daarna geheel te verdwijnen en plaats te maken voor bittere en grievende teleur stelling, neen deze hoop was beproefd, gelouterd, geheiligd en tegen alle moeiten bestand. Het was een edele plant, die van verderven, van verwelken, van ver gaan niet wist, zij bleef groen, frisch, kerngezond. De koude des nachts noch de hitte des daags deed haar schadezij bleef steeds krachtig en sappig. Veel was veranderd, sinds de Heiland tot Simon gesproken had van vrede, een geslacht was gekomen en gegaan, maar de hoop van zijn hart was niet veranderd, zij was nog even jeugdig. Waaraan moet dit toegeschreven Aan de wedergeboorte. Wat er aan hoop op bloeit uit het oude, natuurlijke leven, is evenals dit leven aan verderf onderworpen, deze hoop neemt af, verzwakt, en menig maal staan wij bij het graf, waarin zij voor altijd weggeborgen wordt. Door de wedergeboorte echter ontving de Christen een nieuw, onvergankelijk leven, en de hoop, welke in dit leven hare wortelen heeft, vergaat niet, kan niet verdwijnen, zij is onverwoestbaar. Verwonderen kan dit ons niet, wanneer wij bedenken, dat dit leven in de opstanding van Christus zijn bron heeft, en nooit kan het daarvan gescheiden worden. Het is alzoo een leven, dat aan de macht van het graf ontrukt is, dat door den dood heen aan het licht is gebracht. Zou het mogelijk zijn, dat de levende Heiland nog eens door den dood overweldigd werd? Neen, roept gij uit, dat is ondenkbaar. Welnu, zoomin kan het leven van den Christen te gronde gaan, het zal zich aan alles, wat het in zijn voltooiing tegenhoudt, ont worstelen, en over eiken schadelijken in vloed triumpheeren. Daarom is de hope van den Christen zoo vast, zoo duurzaam. Zij komt met het leven op uit de op standing van Christuszij weet van geen afnemingzij kan nimmer verdwijnen zij blijft wat ook gebeure. O wat is dit eene blijdschap geweest voor den Apostel, omdat hij toen eerst begreep, hoe noodig het was geweest, dat al zijne verwachtingen van vroeger als een zeepbel waren uiteen gespat, opdat de eenige grond zijner hope zoude zijn Christus, die na gekruist en gestorven te zijn, opgestaan was uit de dooden. Zij behooren aldus bij elkander het kruis van Golgotha en het ledige graf in Jozefs hofPetrus heeft dit verstaan en verkondigd, en nog vormen zij den grondslag, waarop wij onze verwachtingen kunnen bouwen. Het is mij dan ook, alsof ik den Apostel, vergrijsd in den dienst des Heeren zie staan bij u en ik hoor hem u vragen hebt gij ook als ik in Jezus, die dood is geweest, maar leeft tot in eeuwigheid, den eenigen grond van uwe hoop, de eenige bron van uw leven, en de eenige oorzaak van uwe vreugde Wat zegt gij Weet gij het nog niet, weet gij het nog niet goed? O zie dan toe, dat de tijd u niet ontglipt, want de nacht komt, waarin gij niet meer in de gelegenheid zijn zult. Bouma. KERKBELIJDENIS, ZENDING. Ter gedachtenis. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere r«firel 10 eent meer. Hij is van Simon gezien. Luc. 24 34b. Verleden week hoorden we, dat ds. Goed- bloed ernstig ziek was, maar er werd by ge zegd, dat er eenige verbetering in den toestand gekomen was. Wy leefden in de verwachting, dat bij nog wel herstellen zon doch bet beeft niet zoo mogen zyn. De tyding van zyn sterven drong tot ons door en zy vervulde menig Zeeuwsch hart met droefheid. Ds. Goed- bloed was in ons gewest toch zeer bekend. Hy was in Serooskerke op 't eiland Walcheren geboren en opgevoed. Na gestudeerd te heb ben in Kampen kwam bij naar Zeeland terug, want hij vond in Axel zyn eerste gemeente. Hy begon aldaar zyn arbeid met ijver en toe wijding en vond er liefde en achting. Hoe lang is dit reeds geleden en hoe zyn de toe standen op de kerkelijke erve veranderd. De kring der Gereformeerden buiten de Herv. Kerk was er klein en zy kenden elkander niet alleen, maar zy leefden er met elkander mede en steunden elkander in den vaak moeilijken strijd. In die oude stad hebben zy den jeug digen dominé bemoedigd en gesterkt en hy en de gemeente waren innig aan elkander ver bonden. Zierikzee bood hem een tweede arbeidsveld aan. Dit was voor den toen nog jongen pre dikant een geheele verandering. De bevolking van Axel en die van Schouwen verschillen nog al. Bovendien waren er in die stad twee ge meenten, welke nu niet op zoo'n heel besten voet met elkander stonden. De gemeente, waarin ds. Goedbloed zyn taak te verrichten had, was eerst een evangelisatie geweest en daarna op genomen in het kerkverband van de Christe lijke Geref. Kerk. Zy stond naast de andere en had er weinig gemeenschap mede. Dit lag niet enkel in het verleden, maar ook in ver schil van opvatting. Wy' willen die tweeheid thans niet beoordeelen, maar wy wyzen er en kel op om even uit te laten komen, dat dit den arbeid niet vergemakkelijkte. Hoewel ook de komst van ds. Goedbloed geen toenadering tusschen die beide kerken heeft gebracht, toch heeft hy daar overigens met zegen gewerkt, en wy kunnen gerust zeggen, dat ook zyn naam aldaar in zegening blijft voortleven. Daarna verliet hy onze provincie en ging hy naar den Nieuwendyk in N. Brabant. Hier

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1