Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAHAN en Ds. R. J. VAN DER VEEN.
10e Jaargang.
Vrijdag 4 April 1913
No 42
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drakker-Uitgever
D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER AD YERTENTIEN
I.
Waaraan moet het toegeschreven wor
den, dat de mededeeling van Petrus zulk
een onuitwischbaren indruk gemaakt heeft
op het hart der discipelen en de meeste
twijfelingen op de vlucht gedreven De
verklaring ligt, als wij ons niet bedriegen»
dicht bij. Met deernis hebben zij Simon
aangezien, sedert het oogenblik, dat hij
zich uit de zaal van Cajaphas verwijderde
en naar buiten gegaan was om bittere
tranen te storten. Maar het scheen wel,
dat deze tranen geene verlichting hadden
aangebracht, want geen verheldering kwam
er over zijn gelaat. Hij bleef in somber
gepeins verzonken hij zat daar in den kring
neder zonder dat zijn oog verlicht werd.
Zij hadden gepoogd om zijne smart te
lenigen, den last van zijn schouder te
nemen, maar het hielp niet. Hij hoorde
hen geduldig aan, hij waardeerde nu na
zijn diepen val hunne vriendelijke min
zaamheid nog meer, hij kon zich haast
niet voorstellen, dat zij nog gemeenschap
met hem onderhielden, maar hij liet zich
niet troosten. Alle opgewektheid, welke
hem vroeger kenmerkte, alle geestdrift,
welke uit zijn oog lichtte, was verdwenen.
Hij zat daar neer met doffen blik. Wat
eene verandering Denk u eens een sol
daat van een gardecorps, dat naar de
parade trekt. Met welk een stevigen tred
stapt hij voorteen toonbeeld van jeug
dige krachten en mannelijke fierheid. Later
bezoekt gij hem, doch nu in een hospitaal,
liggende in zijne krib, uitgeput door eene
hevige ziekte, een toonbeeld van zwakte
en broosheid. Gij hebt moeite in hem
denzelfde te herkennen. Nu zoo is het
bij Simon, ja, nog erger, want al zijne
kracht is bebroken. Vroeger bewonderden
zijne medediscipelen hem, als hij vurig
van geest blaakte van strijdlust, hij zag
er niet tegen op zijne krachten eens te
meten met Jezus' tegenstanders. Welk
een beeld van frissche kracht, van onbe-
zorgden levensmoed, van alles durvenden
aard. Helaas, helaas, hoe geheel anders
was het nu. Zijne sterkte vergaan, zijne
kracht uitgeput, zijn moed verdwenen, een
gebroken man, die medelijden kon wekken.
Zelfs de toespraak van een' Johannes, die
anders zulk een overwegenden invloed op
hem uitoefende, baatte niet, had geen de
minste uitwerking. Het was, alsof hij
zeggen wildespaar uwe moeite, wijl er
voor mij geen hoop meer bestaat, ik zal
met deze rouw in de ziel ten grave dalen.
Tegen deze krankte zijn er geen genees
middelen, voor deze wonden is er geen
balsem. Nu er geen kans meer is om
mijne schuld voor Jezus te belijden, heeft
het leven voor mij al zijne waarde ver
loren, nu bestaat er geen uitzicht meer,
dat ik ooit herstelling zal vinden. Arme
Petrus, wij beklagen u, en toch zien wij
met hoogachting naar u op, want ofschoon
gij het niet weet, toch zijt gij gelukkig,
omdat gij zulk een hartelijk leedwezen
hebt over uwe zonde en wij schamen ons
over het oppervlakkig berouw, dat in ons
woont. Ach, Heere, wanneer zullen wij
eens bittere tranen weenen over wat wij
misdeden. Bovendien, wij herinneren ons,
dat dit 's Heeren gewone weg is om de
instrumenten, waardoor Hij groote dingen
doet, eerst te verbreken, opdat zij zich
nooit zouden verheffen.
In zulk een diepe verslagenheid had
den zij hem gezien, en daarop was hij in
hun midden verschenen als een geheel
ander mensch met den glans der blijdschap
op het gelaat, terwijl zijn hart overvloeide
van lof en dank aan Jezus, die hem ver
schenen was. Waar zij hem zoo zagen,
waar zij deze dingen gehoord hadden, waar
zij getuige geweest waren van deze wondere
omkeering, daar ware zij met hem ver
blijd, daar hadden zy met hem den Vader
der lichten verheerlijkt voor deze zeld
zame gave, daar hadden ook zij met
vreugde de tijding van Jezus verrijzenis
ontvangen en omhelsd. Geen twijfel alzoo,
God had meer gegeven, dan zij in hunne
kortzichtigheid en ongeloof hadden durven
te verwachten. Het licht van de Paasch-
zon was ook tot de donkere binnenkamer
van hun hart doorgedrongen en had van
daar alle wolken verdreven, want dit was
hun duidelijkniemand dan de levende
'Heiland had Petrus uit zijne banden kun
nen verlossen. Zij hebben zich niet ver
gist en het zal hunne vreugde hebben
doen groeien, toen van alle kanten, al meer
de tijdingen kwamen, die de zekerheid der
opstanding staafden. En in het oogenblik,
dat Jezus zelf binhentrad met hetVrede
zij ulieden, klom hunne blijdschap ten top.
Doch nu wij nog nanwkeuriger willen
letten op het tooneel, waarop deze woorden
wijzen, overvalt ons eerst een gevoel van
teleurstelling. Waar en wanneer is Jezus
aan Simon verschenen Zoudt gij het niet
graag willen weten, zoudt gij de bizonder-
heden niet willen kennen? Ik wel. Wat
zou ik niet willen doen om er eene juiste
teekening van te bezitten. Maar dit is
niet mogelijk, dit is ons ten eenenmale
ontzegd. Wij weten het niet en zullen
het aan deze zijde van het graf nimmer
te weten komen. Aan de andere zijde
dan wel Gaarne wil ik bekennen, dat ik
deze verwachting koester, en ik wil haar
niet opgeven, ofschoon ik zeer goed weet,
dat ik er geene afdoende gronden voor
aanvoeren kan. Ik leef in de stille hoop,
dat Petrus zelf eenmaal voor ons den sluier
zal wegnemen, welken de H. Geest er in
deze Bedeeling voorgehangen heeft, en
gelukkig dat wij hem niet verwijderen
kunnen, wijl de verzoeking ons anders
weieens te machtig zou kunnen worden.
Doch daarmede is niet gezegd, dat wij er
ons geen voorstelling van maken mogen,
want al wat geschreven staat, is ter onzer
leering medegedeeld; ook niet, dat wij
ons er in 't geheel geen voorstelling van
maken kunnen, want de korte uitdrukking
verschaft ons wel eenige gegevens. Alleen
moeten wij ons wachten voor de meening,
dat wij tot eene volledige inzage komen
zullen. Altijd zal gebrekkig blijven, wat
wij er van denken. Maar zelfs dit weinige
zal ons tot een rijken zegen gedijen kunnen.
Op het bericht, door Maria Magdalena,
waren Petrus en Johannes des morgens
naar Jozefs hof gesneld en hadden een
onderzoek in het graf ingesteld. Of zij
daarna beiden weder stadwaarts gegaan
zijn weten wij niet, maar duidelijk is, dat
Simon later alleen is geweest. Wij ver
onderstellen, dat de Heiland hem toen op
gezocht heeft, het zij in den hof, of op
den weg derwaarts. Welke eene ontmoe
ting 1 Jezus en Simon. Hier zou de ver
beelding zich op hare vleugelen willen
verheffen, want zij ziet den discipel op
zijn aangezicht in het stof vallenzij aan
schouwt de tranen, welke aan zijne oogen
ontvloeienzij bespeurt, hoe Petrus zijn
hart, zijne geheele hart uitstort. Jezus
buigt zich tot hem neder, richt hem op,
wischt met Zijne hand de tranen van het
gelaat, spreekt hem vrij van al zijne
schuld, zet hem den beker der rijke ver
troosting aan de lippen, en nu drinkt de
Apostel met volle teugen de wateren der
verkwikking in. Simon verstaat nu, waar
toe de Heiland op aarde is gekomen, dat
Hij kwam om te verbinden de gebrokenen
van harte, om den gevangenen vrijheid
uit te roepen, en den gebondenen opening
der gevangenis, om uit te roepen het jaar
van het welbehagen des Heeren om alle
treurigen te troosten, om den treurigen
Zions te beschikken, dat hun gegeven
worde sieraad voor asch, vreugdeolie voor
treurigheid, het gewaad des lofs voor een
benauwden geest, opdat zij genaamd wor
den eikeboomen der gerechtigheid, eene
planting des Heeren, opdat Hij verheer
lijkt worde. Petrus had meermalen veel
mogen genieten in Jezus' tegenwoordigheid,
maar nimmer zoo veel, als in deze oogen-
blikken. Onvergetelijke ure voor hem,
waarin het weer begon te lichten in den
hof van zijn leven, en waarin al de paasch-
klokken begonnen te luiden in zijn hart.
Nu zong al wat in hem was
Welzalig hij, wiens zonden zijn ver
geven
Die van de straf voor eeuwig is ont
heven
Wiens wanbedrijf waardoor hij was
bevlekt,
Voor 't heilig oog des Heeren is bedekt.
Waarlijk zulk eene zalige verandering
geeft hoop aan allen, die nu nog droevig
van hart zijn bij de bewustheid van eigen
afdwalingen, en die zich zelf moeten ver
wijten, dat zij, ofschoon menigwerf ge
waarschuwd, op eigen kracht hebben ge
bouwd, waardoor zij tot schandelijke on
trouw zijn gekomen. Zij ondervinden, dat
het kwaad en bitter is tegen den Heere
te overtreden, en het kan wel gebeuren,
dat hun moed vergaat en hun hoop op
vergeving verdwijnt. Zij kunnen niet ge-
looven, dat 's Heilands ontferming zoo
groot is om al hunne overtredingen uit
de delgen. Maar, indien gij daarvan iets
weet, gedenk dan den diep gevallen Simon,
en zie op Jezus, die hem in genade aan
nam, opdat ook gij komen moogt tot de
wetenschap, dat de Heere u ondanks alle
ontrouw liefheeft met eene blijvende, met
eene eeuwige liefde, uwe afwijkingen kun
nen vele zijn, uwe ongerechtigheden menig-
vuldig, maar hooger dan de hemelen, en
geweldiger dan de wateren is Zijne goeder
tierenheid. Bouma.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Vrederust.
per half jaar franco per poat 70 cent.
Enkele nummers3 cent
MIDDELBURG
van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Hij is van Simon gezien.
Luc. 24 43b.
De naam is welluidend. Het terrein schoon
gelegen. Het ligt ver genoeg van Bergen-op-
Zoom verwijderd, zoodat het gevoel van de
bedrijvige stad er niet doordringt. Langs een
weg van „kalesieëh" komt men er. Een rechte
laan geeft toegang tot de stichting. Aan weers
kanten staan jonge hoornen, welke reeds in
hun dikke knoppen laten zien, dat het voorjaar
is gekomen. Nog eenige jaren en de laan zal
uitlokken door een dicht looverdak, dat in den
zomer een verkwikkende schaduw aanbiedt.
Aan de rechterhand is het dennen-bosch, dat
langzaam maar zeker groeit en aan het geheel
iets schilderachtigs geeft. Aan de linkerzijde
staan eerst de woningen van den huismeester
en den administrateur, moderne en geriefelijke
verblijven. Hoe rustig woont het hier. Straks
weerklinkt hier in den stillen avond en in den
vroegen morgen het wegsmeltend lied van den
nachtegaal, waarnaar men weer kan luisteren.
Al heeft men zijn hoofd en hart van zorgen
vol, toch kan men niet nalaten er naar te hoo-
ren. Op den duur dringen die schoone geluide
tot ons door en zonder dat men er aan denkt,
vergeten we ons zelf en wjj genieten van de
schoone klanken. Verder staan de woningen
van den directeur en den dokter, naar de eischen
van den tijd gebouwd en weldra verrijst er ook
een huis voor den geestelijken verzorger. Wel
dra komt men dan aan de pavilloens, waar de
krankzinnigen verpleegd worden. Het uiterlijk
is vriendelijk en enkele hyacinthen er voor ver
aangenamen het gezicht. Wat is het hier stil.
Ge merkt niets van eenige onrust. Een enkele
man of vrouw beweegt zich langs de paden.
Hier en daar ziet ge eenigen aan den arbeid.
Wanneer ge er in eenigen tijd niet geweest zyt,
blijkt het u, dat er heel wat gedaan wordt aan
de verbetering van de gronden. Heele stukken
worden aangemaakt voor wei- en bouwland.
De heeren, die over dezen tak van dienst staan,
hebben eer van hun werk, want zienderoogen
vorderen ze. Is er reeds veel gedaan, ook wat
de aanplanting van vruchtboomen en het aan
leggen van moestuinen betreft, er blijft nog
veel werk over, want het terrein is zeer groot.
Zoo wordt de waarde van den bodem ver
hoogd en het leven op de stichting beter ge
maakt. Het valt u ook op, dat sommige ver
pleegden onder leiding rustig eenigen arbeid
in de buitenlucht verrichten, wat zeker een
groote weldaad voor deze ongelukkigen geacht
mag worden.
Als ge het niet wist, dan zoudt ge niet kun
nen denken, dat hier zooveel ellende is. Maar
dan moet ge eens een kijkje nemen in de pa
villoens zelf. Daar zijn mannen en vrouwen,
ouden en jongen, krachtigen en zwakken, die
gekrenkt zijn in hun verstandelijke vermogens.
Staat de mensch tegenover elke krankte menig
maal als een hulpelooze, dit is inzonderheid
waar bij de krankzinnigheid. Wie er nooit iets
van ervaren heeft, kan zich in 't geheel geen
voorstelling maken van hun lijden. De band
tusschen hun besef en werkelijkheid is voor
een groot deel verbroken en zy leven in een
ingebeelde wereld, waar het dikwerf schrik van
rondomme is. Ofschoon het een zeldzaam voor
recht is, dat God in Christus menschen geroe
pen heeftom aan deze ongelukkigen een werk der
barmhartigheid te verrichten en hun lijden te
verzachten, toch moet deernis het hart vervul
len bjj de gedachten aan hen. By alle hulpe,
welke menschen bewijzen, en wy waardeeren