Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOOMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. R. J. VAN DER VEEN. 10e Jaargang. Vrijdag 28 Maart 1913 No 41. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iBDHIEMEHTSPRIJS Drutter-Oitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER ID V ERTEHTIEN Inleiding. »Dit is de dag, de roem der dagen, Dien Israëls God geheiligd heeft, Laat ons verheugd van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft." Het verwondert mij niet, dat de ge meente vooral op het Paaschfeest dit vers gaarne zingt, en u evenmin, want schoo ner dag rees er nooit aan de kimmen, en hoewel wij eeuwen verwijderd zijn van den morgen, waarop de zware steen van het graf afgewenteld werd, toch willen wij zoo gaarne nog in den geest ons voegen bij die gezelschappen, waarin op dien dag de vreugde uit de droefenis al hooger en hooger rees. Wel kunnen wij ons niet volkomen verplaatsen in den toestand, waarin de discipelen en discipelinnen zich destijds bevonden, maar het is ons toch, alsof wij in hunne tegenwoordigheid de beteekenis van het Paaschwonder beter verstaan, en tot meer warme waardeering komen van het werk, door onzen hoog- geloofden Middelaar voor ons verricht. Wij zien in hen de wondere uitwerking, welke de opstanding te weeg gebracht heeft; zoowel in hunne treurigheid als in hunne blijdschap wordt ons als in een helderen spiegel vertoond, wat wij ont vangen hebben.. Daarom blijft deze oude geschiedenis altijd nieuw, en geeft ze ons steeds stof tot nauwgezette overdenking. Wat een schoon tafereel schetst ons Lucas in het 24ste capittel. Wij zien Cleopas en zijn metgezel Jeruzalem ver laten en den weg naar Emmaus inslaan. Op hun gelaat staat de droefenis te lezen en wij volgen hen op hunne schreden om gewaar te worden, wat hun hart vervult. Welk een oogenblik is het, als zich een Derde bij hen voegt, en hen vraagtwaar over zij zoo druk spreken. Nu luisteren wij met klimmende belangstelling en bij het woordmoest de Christus niet al deze dingen lijden en alzoo tot zijne heer lijkheid ingaan" staan ook voor onze aan dacht al die uitspraken van Mozes en de profeten, die op het vrouwenzaad het oog vestigen, dat den kop der slang verpletteren zou, maar dat in die worsteling vermor zelde verzenen ontvangen zou. Hoe heugt ons nog de ure, waarin zij het avondeten gebruiken zullen, en Jezus zijne oogen op heft naar den hemel om een zegen over de spijze. Eensklaps vallen de schillen van hunne oogen, en zij herkennen den Overwinnaar van dood en graf. Wat zalige vreugde stroomt de ziel binnen en welke heerlijke woorden vloeiën van hunne lippen, die ons nog een duidelijker blik in hun binnenste gunnen. Nu kunnen zij niet in het vlek blijven, neen, zij moeten terug naar Jeruzalem om het aan al de liefhebbers des Heeren mede te deelen, wat zij gehoord en gezien hebben. Ofschoon de weg ver is, en de nacht genaakt, zij staan óp en de blijdschap geeft aan hunne voeten vleugelen, en eer zij het vermoeden zijn zij al reeds bij de woning, waar zij wezen moeten. Zij kloppen aan, de deur gaat open, zij treden binnen, doch alvorens, gelegenheid te ontvangen eenig woord te kunnen uiten, wordt hun uit veler mond toegeroepen de Heer is waarlijk opgestaan, want Hij is van Simon gezien. Ja, zeggen zij, dat is zoo, wij hechten aan deze uit spraak onze goedkeuring, wij kunnen het bevestigen, wij zelf zijn er op goede gronden van overtuigd en nu volgt eene ure van onvergelijkelijke,alles overtreffende vreugde. Ai ziet hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen, Van 't zelfde huis als broeders samenwonen, Waar 't liefdevuur niet wordt gedoofd want Waar liefde woont, gebiedt de Heer den [zegen, Daar woont Hij zelf, daar wordt Zijn heil [verkregen En 't leven tot in eeuwigheid Wij zouden ons kunnen laten medevoeren, maar dit wagen wij thans niet, wijl wij dan geheel uit het oog verliezen, wat wij hierboven geplaatst hebben, en wij kennen nu weer voldoende de gelegenheid, waarbij deze woorden gesproken zijn. Toch willen wij nog eene opmerking maken, voordat wij de woorden meer op zettelijk gaan overwegen. De vrouwen, die des morgens naar het graf zijn gegaan, en aan wie de Engelen verschenen zijn, hebben de boodschap gebracht, eerst, dat het graf ledig was, en dat er zich in de ledige groeve zalige troongeesten bevonden voorts, dat zij Jezus met eigen oogen hadden gezien, zoodat zij nu bevestigen konden de boodschap, welke zij uit den mond der Engelen hadden ontvangen. Hoe vaak zul len zij dien dag reeds een en ander ver haald hebben, al weder werden haar vragen gedaan, waarop zij telkens met opgewekt heid antwoorden. En wat blijkt nu Dat de discipelen naar het schijnt niet al te veel gewicht gehecht hebben aan deze mededeelingen want anders zouden zij wel geroepen hebben De Heer is waarlijk op gestaan, want Hij is van de vrouwen ge zien. Maar met geen enkel woord maken zij melding van Jezus' verschijning aan de vrouwen. Het eenig bewijs, dat zij aanvoeren, is het feit, dat Simon Hem gezien had, en dat eenige is in hun oog voldoende genoeg. Naar hunne meening staat het nu vast, en blijft er geen oorzaak tot twijfel meer over. Op grond van Petrus mededeeling zijn zij nu gerust, voor hen is de zekerheid gewaarborgd. Wat mag daarvan de reden zijn Ik weet wel, dat men zeggen kan de vrouw met haar licht opgewekt gevoel kan zich gemakkelijker laten misleiden dan de man, die zich meer leiden laat door zijn nuchteren, wikkend en berekenend verstand, maar ik geloof ook, dat er heel wat op deze redeneering afgedongen kan worden, want waarlijk er zijn gelukkig wel mannen, op wie dit van toepassing is, doch ook zijn er vele, van wie men dit niet zeggen mag. Daarbij komt, dat het eerste ook niet van alle vrouwen geldt. Menige vrouw ziet veel scherper en neemt de werkelijkheid veel juister waar, dan menige man, zoodat men op die wijze niet al te veel vordert. En welke voortreffelijke vrouwen waren het, die de berichten gebracht hadden. Voorts moet gij er op letten, dat de Apostel nooit veel blijk gegeven heeft van bedachtzaam heid en voorzichtigheid. Wel het omge keerde. Als er onder de Apostelen één was, die zich op het ijs van één nacht wagen durfde, was het Simon, de zoon van Jona. Dikwerf had hij zich aan overijling en voorbarigheid schuldig gemaakt. Veeleer zouden wij dus kunnen verwachten, dat zij tot hem gezegd zouden hebbenweet gij het wel goed, heeft uw karakter u geen parten gespeeld, hebt gij wel de noodige kalmte gehad? Duidelijk is alzoo, dat zij een groot, ja een buitengewoon gewicht aan de verschijning van Jezus toekennen, en dit lokt ons te meer uit met aandacht stil te staan bij deze gebeurtenis. Wij Willen ook nog even zeggen, dat dit woord menigwerf genoemd is de paasch- jubel, en daarop heeft het volkomen recht. Rechtstreeks is het geweld uit het hart, dat door de zekerheid der opstanding van alle zorg is ontslagen. Zij, die het uit spreken, verschijnen voor ons oog als over winnaars, al was het waar, dat hun nog menige zware strijd wachtte. Voor hen zijn er geene onoverkomelijke zwarigheden meerzij zijn er van verzekerd, dat zij over alle moeilijkheden zullen triumpheeren. Niets zal hen meer wezenlijke schade aan brengen nu het graf ledig is en Jezus leeft, zullen zij den steilsten berg kunnen be klimmen. Er is geen macht, welke deze blijdschap zal rooven. Hoe diep is dit woord in de ziel van de eerste christenen gezonken, want telkens wanneer de Paaschmorgen aangebroken was, en men elkander ontmoette, was het eerste woord: De Heer is waarlijk opgestaan, want Hij is van Simon gezien. Jaren lang heeft deze gewoonte stand gehouden, en nu zal het wel waar zijn, dat menigwerf deze uitdrukking werktuigelijk gebezigd is, toch blijkt er uit, welke eene groote waarde toegekend werd aan de opstanding van den Christus. In die dagen heeft men gehoor gegeven aan de vermaning van den Apostel Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus opgestaan is van de dooden, en dit kwam, wijl zij met zoo zeldzame warmte konden waardeeren, wat hun in deze gebeurtenis gegeven was. Ook onder ons mag het blijde paaschgeroep niet sterven, maar het moet blijven leven, en dat zal gebeuren, wanneer wij in waarheid gelooven, dat wij van nature midden in den dood liggen en al onze zaligheid alleen in Christus hebben te zoeken. Dit is u immers ook alreeds duidelijk, nietwaar, en daarom zult gij u ook verblijden in Hem, die den dood heeft overwonnen En vooral zal dit het geval zijn, als gij in het geloovig bewustzijn leeft, dat gij ook in gemeenschap met den her rezen Heiland onvergankelijk leven ont vangen hebt. Bouma. ZENDING. De Macedoniër. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 8 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Hy is van Simon gezien. Luc. 24 34b. Het Maart-nummer van De Macedoniër ligt voor onshet verscheen tamelijk op tyd en is belangrijk van inhoud. Behalve het vervolgstuk van ds. D. K. Wie- lenga over Schuld en Verzoening bij den Soem- banees, wordt de geheele aflevering gevuld door artikelen van ds. Dijkstra's hand. Ds. Dijkstra begint met „De tweede Wereld godsdienst", n. 1. het Mohammedanisme. Hij bewijst met de stukken hoe dwaas de bewering van den heer van Deventer in de Eerste Kamer was, dat de Islam evenzeer geschikt maakt voor de hoogere cultuur als het Christendom, omdat het ook een wereldgodsdienst zou zyn. In dit zaakrijk, pakkend artikel, bewijst ds. Dijkstra zeer ironisch te kunnen zijn. Zoo nu en dan drijft hfl tamelijk den spot met 's heeren van Deventer's onnoozelheid. Voor de kennis van het Mohammedanisme is het een uitnemende bijdrage. De rubriek „Uit mijn Camera" is zeer wel gevuld. Het meest trok onze aandacht het stukje: Gouvernements-onderwijzers. Deze kwestie is van bijzonder veel belang. De zaak is in het kort dezeis het gewenscht en ook geoor loofd, dat onze Christelijke onderwijzers solli- citeeren naar een plaats op de Staatsscholen in Indië? In ons land, dit is wel algemeen door ons aanvaard, is dit te veroordeelen. Doch nu er voor onze kweekelingen niet genoeg plaats meer is aan de Christelijke scholen, en de bij zondere scholen in Indië nog zeer weinig in aantal zijn, moet het nu niet aangeraden worden aan de Gouvernementsscholen in Indië in be- 1 trekking te gaan Het schijnt (of het meer dan schijn is, is nog niet uit te maken), dat op die scholen niet die strenge onzijdigheid heerscht als in ons landen 't valt toch niet te ontkennen, dat het jammer wezen zou, dat socialistische onderwijzers de Javaansche kinde ren bedierven. Ligt daar dan voor onze onder wijzers geen roeping Ds. Dijkstra had om antwoord op deze vraag verzocht; dr. Rutgers uit Buitenzorg (Java) antwoordde bevestigend. Ook ds. Bouw man in het Friesch Kerkblad voelt er veel voor, als tenminste de Christelijke onderwijzer eenige vrijheid van beweging heeft. Een onbekende meldde ook aan ds. Dijkstra, dat hij ten volle sympathiseerde met de gedachte, dat onze man nen op de scholen in Indië een betrekking zochten, wat hy verdedigt met een beroep op de Roomschen, die zooveel mogelijk de gou vernementsscholen met onderwijzers van hun kleur bezetten. (Wjj verwijzen in verband hier mede naar den brief van ds. Merkelyn in het vorig nummer). Doch niemand minder dan De Standaard heeft het zeer streng veroordeeld, eS' meent, dat zulke onderwijzers hun christelijke onderwijzers-karakter verloochenen. Ds. Dykstra moet zich niet verwonderen, dat de kerkelijke bladen nog niet op deze kwestie ingingen. Ligt het ook niet meer op den weg onzer Zendingsspecialiteiten ons in deze zaak #voor te lichten Wat denkt ds. D. er zelf van En hebben wy nu niet onze Zendingsprofes soren, Hoekstra en Sillevis Smit? Wy kennen ook een jongeling, die gaarne naar Indië zou gaan hy gevoelt bijzonder veel voor den Zendingsarbeid, en zal als onderwijzer een plaats op Java zoeken. Waarom zou hy, zoo er geen -plaats is op onze scholenniet naar de Gouvernementsschool gaan Door de school kinderen kan hy aanraking met de ouders zoe ken, en in zyn vryen tyd evangeliseerenwie weet, hoeveel nut hy er zoo doen kan. De Zendelingen van een Amerikaansch genootschap te Batavia hebben zich ook verbonden les in het Engelsch te geven op een Chineezen-school, onder voorwaarde niet over den godsdienst te spreken; doch na schooltijd gaan zy aan den Zendingsarbeid. Indien onze Christelijke onder wijzers zoo handelen willen, moet dat worden afgekeurd? Wy meenen ook van niet. Wanneer echter alleen om goed geld te ver dienen naar de Gouvernementsschool wordt ge solliciteerd, valt dit zeker af te keuren. Maar zal

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1