Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ra: Ds.L. BOD», Ds. H. H. U»N en Os. R. JTIM DER TEEM. 10e Jaargang. Vrijdag 14 Maart 1913, No, 39. UIT HET WOORH. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABOIIEMEITSPBIJS per half jaar franco per poet 70 cent. Enkele nummers 3 cent Drakker-Uiigever A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. ZIET, HET LAM GODS. IV. Eeuwen scheiden ons van den tijd, waarin Johannes de Dooper voor 't eerst deze merkwaardige woorden toeriep aan enkele zijner jongeren. Toen volgden eenigen zijn aanwijzing, begaven zich naar Jezus en hielden van die ure af het oog op Hem. Zij hadden verlangd naar de vervulling der belofte en uit de diepte van hun hart welde een loflied op voor de onuitspreke lijke gave, welke hun in den Christus te beurt gevallen was. Thans weerklinkt dit woord in alle werelddeelen en het is een groote schare, welke luistert en het oog richt op Hem, die eens de zonde der we reld weggenomen heeft en van "Wien zij de wegneming hunner zonde verwachten. Zij zijn er van overtuigd, dat Hij alleen de van God gezonden Messias is, op Wien de straf is geweest, welke hun den vrede kan aanbrengen. Met de eerste discipelen, en met de geloovigen uit alle landen en alle tijden buigen zij zich voor Hem in 't stof en erkennen zij, dat Hij de bron van hun blijdschap, de kroon hunner heer lijkheid is. Zij hebben Hem lief, die zich zelf vernederde en hun zonde in Zijn lichaam heeft willen dragen op het hart. Van alle schepselen wenden zij het oog op Hem en tot Hem alleen komen zij om den balsem Gileads. Sedert hun oog open ging voor hun overtreding, sedert zij zich bewust werden, dat niemand die leeft, voor God rechtvaardig is, kenden zij geen rust meer, wijl het steeds helderder werd, dat zij zich zelf niet helpen konden. Voor hen werd Hij de eenige schuilplaats, waarin zij zich verbergen konden tegen den toorn van den Allerhoogste en naarmate zij Hem leerden kennen, naar die mate heb ben zij alles schade en drek leeren achten om de uitnemendheid Zijner kennis. Ziet het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Bewonderden we de genade, die ons tegenstraalt uit de daad van den Christus, waardoor Hij de zonde der wereld voor Zijn rekening nam, haar aanvaardde, haar tot Zijn binnenste toe liet, wij mogen niet nalaten ook de liefde Gods daarin uit te laten komen. Hij toch is het, die ons dit Lam beschikte, die het afzonderde, die het toerustte, en die het overgaf. Het was Zijn Lam, het was Zijn Zoon, Zijn eeniggeborene, dien Hij lief had, in wien Hij al Zijn welgevallen had. Hij heeft het gewild, dat deze Zoon de zonde der wereld droeg, dat Hij haar weg nam en Hij heeft Hem om die reden aan het bitterste lijden en het smartelijkste sterven onderworpen. Welke oogenblik- ken zijn er in dit lijden geweest, oogen- blikken, welke jongedochters tot tranen toe bewogen en in luide jammerklachten deden uitbreken. Is Hij niet door Joden PRIJS DER iDYERTERTIE van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. en Heidenen verworpen, heeft Hij niet het kruis moeten dragen buiten Jeruzalem, was Hij niet zonder gedaante en heerlijk heid, is Hij niet een vloek geworden en heeft de toorn van den hemelschen Rech ter niet tegen Hem gerookt? Moest Hij klagen Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlatenWie peilt de diepte, waarin Hij wegzonk, wie telt de vijanden die aan Hem hun woede gekoeld hebben En dit heeft de Vader toegelaten, ja, dit heeft Hij over Hem doen komen naar Zijn eigen raad. Hoe krachtig moet het Zijn wil geweest zijn, dat de zonde der wereld weggenomen werd; hoe ernstig moet Hij begeerd hebben, dat zondaren vrijuit zou den gaan. Waarlijk, wel mogen we uit roepen Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een iegelijk die ge looft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Jezus heeft door ze te dragen de zonde der wereld weggenomen, zoodat ze voor altoos verdwenen is. Welk een blijde boodschapDe zonde der wereld toch is de oorzaak van alle onheilen, de wortel, waaruit alle bitterheid opkomt, de bron, waaruit alle troebele wateren vloeien. Zij maakt heilige Engelen tot duivelen, het paradijs tot een aarde, waar doornen en distelen groeien, beelddragers Gods tot haar slaven en werktuigen. Geen nacht is zoo zwart als de zonde, geen melaatsch- heid zoo walgelijk als zij, geen pestilentie zoo verderfelijk als zij. Zij berooft den mensch van het leven en geeft hem aan den dood over. Zij sluit voor ons den hemel en opent de hel, waarheen zij ons drijft als een herder zijn kudde. Och, dat mijn oogen water, mijn hoofd een spring bron van tranen was om te beweenen de zonde dezer wereld. Eerst nu, nadat we het ontzettend lijden en het vreeselijk sterven van Jezus gezien hebben, verstaan we eenigszins, welk een verderfelijke macht zij is. De zondaar denkt er over, maar wie haar leerde kennen, wie haar zag in haar eigen aard en bedoeling, siddert voor haar en vreest haar geducht vermogen. Geen eindige kracht is tegen haar opge wassen, zij lacht met alle pogingen welke aangewend worden om haar te bestrijden, zij spot met al hare belagers. Zij gevoelt zich een koningin, die haar heerschappij steeds uitbreidt en haar juk altijd zwaar der maakt. Wonderlijk is het dus, dat het Lam Gods door de zonde te dragen, haar opeens wegneemt. Doordien Hij haar weggenomen heeft, neemt Hij haar nu ook weg uit het hart en uit het leven van allen, die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en die Hem en al Zijn weldaden aannemen. Hij ging wel heen, maar Hij keerde uit den dood terug en leeft nu bij den Vader. Zijn werk echter op de aarde verricht, houdt zijn waarde en verliest nooit zijn kracht. Hij gaat voort met de heerschappij der zonde te verniettigen, Dit doet Hij door Zijn woord, dat alom wordt verkon digd, maar ook door Zijn Geest, door wien Hij in het binnenste der zijnen komt om er te wonen en te werken. Als Hij in ons Zijn werk begint, komen wij tot ons zelf, wij ontwaken uit den slaap, wij worden bevrijd uit elke bedwelming en wij zien tot onzen schrik, waartoe de zonde ons vervoerd heeft. Wij willen ons nu zelf reinigen en beproeven of het niet moge lijk is om over de zonde te heerschen, maar het blijkt ons, dat zij sterker is dan wij, zoodat we den strijd opgeven en wa nen, dat we nooit komen zullen tot de vrijheid der kinderen Gods. Doch Hij geeft het niet op en zoo komen wij tot het in zicht, dat Hij alleen de Held is, die ons verlossen kan en wij vallen Hem te voet. Het gaat niet gemakkelijk om van alle eigen kracht afstand te doen en om het te erkennen, dat Hij alleen onze Helper kan zijn, doch op den duur dringt het licht steeds dieper in onze donkerheid door en wij beginnen een oog te krijgen voor wat Hij heeft gedaan en nog altijd doet. Kwamen we eerst, omdat we buiten Hem niet konden, van lieverlede zien we steeds duidelijker, dat al wat aan Hem is, gansch begeerlijk is. Wij kiezen Hem tot onzen Borg en Middelaar, tot onzen Profeet, Priester en Koning en wij hebben Hem lief, als het onbevlekkelijke en onberispe lijke Lam Gods. Weet ge daar iets van Hebt ge dit niet maar van hooren zeggen, maar uit eigen ondervinding Gaat uw hart tot Hem uit en wilt ge alleen onder de scha duwen Zijner vleugelen betrouwen o Blijf Hem dan zoeken, want ge zult eindelijk in Hem vinden, al wat uwe ziel tot les- sching van haar dorst noodig heeft. De Heer is zoo getrouw en sterk, Hij zal Zijn werk Voor mij volenden. Verlaat niet, wat uw hand begon, o Levensbron Wil bijstand zenden. UIT HJET LETEN. Benauwd. Ziet het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Joh. I 29b. Bouma. o Een mensch kan soms zoo geweldig in de benauwdheid komen Door duizend vreezen en angsten overvallen, en hij ziet geen doortocht en geen uitkomstNaar de linkerhand, naar de rechterhand, voorwaarts, achterwaarts, nergens kan hy weg hy is ingesloten van alle kanten dreigend komt het kwaad op hem aan, al dichter en dichter. En hoe nauwer de insluiting wordt, des te meer breekt het klamme angstzweet hem uit, wordt het hart hem samengeschroefd, stokt hem de adem in de keel, is het hem, alsof de oogen uit hunne kassen worden gedrukt. Be nauwdheid heeft hem aangegrepen! Voor die benauwdheden kunnen verschillende oorzaken zyn. Ze kunnen wezen van bloot lichamelyken aard. Sommige krankheden gaan met groote benauwingen gepaard. Ach wat kunnen soms die arme borstlyders snakken naar luchtnaar lucht, die slechts gierend een door tocht vindt in de als krampachtig toegeknepen luchtpypen en longen. Of wanneer het hart zoo stormachtig bewogen wordtals door een onzichtbare hand in een yzeren greep omklemd of in stukken gescheurd wordtwat een doods angst grypt dan den kranke niet aan. De wereld is hem te eng en te nauw. Hy zit in een schroef. Hy denkt te bezwyken. Ook vinden de benauwdheden hun oorzaak in uitwendige levensomstandigheden. Lieve kinde ren worden op het ziekbed neergeworpen en ge waakt des daags en des nachts by hun leger en ge ziet, dat het van dag tot dag achteruit gaat en minder wordten ge wilt ze niet missen en kunt ze niet afstaanen toch moet ge het aanzien, dat het, wat ge ook beproeft en aan wendt, onherroepelijk gaat naar den dood Of ook het loopt u tegen in uw zaken ge wor stelt wat ge kunt, om dryvende te blyven maar tegenslag volgt op tegenslagal uw berekeningen falenhet tekort wordt al grooter en grooter het roepen van degenen, aan wie ge schuldig zijt, wordt al luider, al dringender deuren, waar ge om hulp klopt, blyven geslotenen zoo voelt ge u zinken, zinkenen ge wilt niet zin ken, om uw naam en uw eer, om uw huisgezin en uw toekomst; en toch moet ge zinken Zoo wordt er wat benauwdheid doorgemaakt in het leven En ook komen er benauwdheden voort uit inwendige levenservaringen, als God u uwe zonden laat zien in het licht zyner rechtvaardig heid als uw ziel verschrikt wordt vanwege de grootheid en de veelheid uwer schulden als de vrees u aangrypt voor dood en helals de Satan uw hart beroert met zyn inblazingen van onge loof, van twyfel, van de onvergefelykheid uwer zonden, o Wat zielsbenauwde oogenblikken, uren, dagen kunnen dan doorworsteld worden, tyden van innerlyk lyden onder angst en ver schrikking, in beklemming des harten en beroe ring des gemoeds. Niet ieder ondervindt dit in gelyke mate. Menig leven gaat voorby als het leven van „luchthart en treurniet." Voor menig leven zal de benauwdheid eerst beginnen aan de overzyde des grafs. Maar het mag toch wel als een regel zonder uitzondering worden geacht, dat God degenen, die Hy ten eeuwigen leven wil leiden, zy het ook in verschillende mate, benauwdheid doet smaken. De weg naar den hemel voert voor ieder kind Gods in meerdere of mindere mate door het dal der benauwdheden heen. En dat moet ook wel, zullen wy deel hebben aan Hem, van wien ge schreven staatIn al hunne benauwdheden was Hij benauwd. Dit woord ziet op den Heere Jezus Christus. En dit woord heeft een dubbelen zin. Vooreerst duidt het aan, dat Christus ingegaan is in al de benauwdheden zyns volks. Zóó be nauwd kan uw toestand niet zyn, of Christus weet, weet by ervaring, wat uwe benauwdheid is. Al de golven en baren, die over eenig mensch kunnen henen gaan, zyn over Hem heengeslagen, en Hy is er onder weggezonken. Hy is het, die oneindig veel meer dan iemand onzer weet, wat zielsbenauwdheid is. Het bloe dige zweet werd hem in de angst zyns harten op het voorhoofd geperst. De worgengel had Hem aangegrepen. In alle hunne benauwdheden was Hy benauwd. Daardoor voelt Hy onze benauwdheden ook mede, en kan Hy medelyden hebben met onze angsten en vreezen, die soms tot stikkens en bezwymens toe ons overdekken. En daardoor roept men in de benauwdheid niet te vergeefs om zyn hulp, opdat men. door den ringmuur van beangstigende zorgen en smarten henen moge breken door de kracht van Hem, die de groote Doorbreker is. In al hunne benauwdheden was Hy benauwd En de Engel zyns aangezichts heeft ze behouden En ten andere geeft dit woord te kennen, dat we nooit met Jezus zullen genieten van de ruimte en de vryheid der heerlykheid, indien ook wy niet eeniger mate deel hebben gehad aan zyne benauwdheid. Die nooit gevreesd heeft, heeft ook nimmer geloofd. Indien ge zonder kastyding zyt, zoo zyt ge bastaarden en geen zonen. Neen, niet alsof het doorworstelen van be nauwdheden ons stempelt tot een kind van God.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1