Een Dorpsgeschiedenis
FEUILLETON.
Hoe de Zendelingen prediken.
METHODISME en KERK.
x.
Een mi8lnkte Tocht.
In Tweestrijd.
meer aangaat, om ze ver bij bet Christendom
achter te stellen. Trouwens, hebben de chris
tenen niet van de heidenen de theosofie ge
kregen, die onder de vrijzinnigen veel eerbied
en waardeering voor de bestaande geloofswaar
heden heeft gevestigd?
Zoo schrijft de N. B. Ct.:
In verband hiermede mag op 21ei beweging
de aandacht worden gevestigd. Allereerst heeft
de Christen William Stead (verdronken bij het
vergaan der Titanic) voor eenige jaren in zjjn
Universal Revieuw geschreven over een nieuwe
catholiciteit, die over de wereld zal aanlichten,
die in alle godsdienstvormen een goddelyken
kern erkent. En bovendien heeft ook een
Mohammedaande dusgenaamde Bahai-profeet,
een nieuwe beweging opgewekt, welke reeds
3 a 4 millioen volgelingen telt in alle wereld
streken, en tot leus gekozen: „God is één en
dus moet ook godsdienst één zijn."
Het voorwerp der Zending (de niet-christe-
lijke volkeren) is dus voor de vrijzinnigen nog
zeer vaag. Zij erkennen ook de andere gods
diensten voor waar, en dus zal dit alleen de taak
hunner Zending moeten zijnom de heidenen t9
verheffen tot hooger stoffelijke en geestelijke
beschaving, tot verdieping van hun godsdienstig
bewustzijn, en tot veredeling van het gods
dienstig gemoedsleven. Hoe dit nu echter
geschieden moet, weten zjj nog nietDat is
voor hen een voorwerp van onderzoek.
Zoo kunnen wy het verstaan, dat de redacteur
van het „Kerknieuws"in de N.Rott. Ct. schrijven
durft: „de vrijzinnige bepeinst, of er tusschen
de moderne elementen in de groote godsdien
sten somwijlen geen grootere geestverwantschap
zou zijn te vinden dan tusschen de twee Chris
telijke groepen (Roomschen en orthodoxe Pro
testanten) aan weerszijden van de antithese."
Zyn dit nu geen „paganistische" beginselen,
die de vrijzinnigen aankleven?
Ja, de redacteur gaat nog verder „Kon hij
(de vrijzinnige) nu voeling krijgen met zijn
geestverwanten (sicin Islamietisch, Chi-
neesch, of Boeddhistisch gewaad, dan zou hy
mogelijk met hen samen Zending kunnen drijven,
doch dan in anderen geest dan onder de oude
bedeeling (bedoeld is de tegenwoordige richting
der Zending) werd gedaan."
De vrijzinnigen meenen, dat, vooral onder
invloed van de Wereld-Zendingsconferentie van
Edinburg een nieuwe geest in onze Christe
lijke Zending is geboren. Tot die gedachte
geeft ook aanleiding een ingezonden stuk van
den Zendingsdirector J. W. Gunning. Het is
n. 1. de idee, om de „dogmatiek" te laten rusten,
en in de Zending slechts met „algemeene waar
heden" aan te komen. Wy meenen echter, dat
dit bedoeling der Edinburgsche Conferentie
niet geweest is, en ook de Zendingsdirector
dit niet aanvaardt. Natuurlijk begint een Zen
deling niet met de leer der Drieëenigheid te
ontvouwen of het dogma der Inspiratie te be
handelen. Maar zal men ten laatste, als de
heidenen zyn gewonnen voor het Christendom,
al deze en dergelijke leerstukken kunnen ver
donkeremanen? Wy gelooven het niet. En
zekerlyk wy als Gereformeerden zullen de in-
landsche Christenen ook in kennis moeten
brengen met hetgeen de Heilige Geest in den
loop der eeuwen aan de Christelijke kerk in
dogmatische ontwikkeling heeft geschonken,
al zullen de geloofsvormen zich daar geheel
anders ontwikkelen, dan by ons in het christe
lijk moederland.
Dat, eindelijk, de Zendingsdirector de vrij
zinnigen aanspoort tot Zendingsactie en zelfs zij
delings beweegt de Hervormde Genootschappen
te steunen, ligt voor de hand. Wy prijzen ons
echter als Gereformeerde kerken gelukkig, dat
wij geen moderne hulp noodig hebben, een
hulp die toch met tegenzin wordt geboden,
een hulp van menschen, die zich aan de Hei
denen en Mohammedanen nader verwant voelen
dan aan de geloovige Christenen.
Om verschillende oorzaken kon dit stuk
niet eerder geplaatst worden. Bedoeld wordt
hier dan ook het Januari-nummer van De
Macedoniërin het nummer van Februari gaat
ds. Dijkstra nog nader op dit onderwerp in.
W.
In aansluiting met hetgeen wy boven zeiden
van het dogmatische in de prediking der Zen
delingen, geven wy hier weer wat Pastor G.
Simon schrijft in zyn keurige brochure: de
positie van den Zendeling in de inlandsche
maatschappij.
„Het is juist het groote voordeel van het
Christendom, dat men er zoo eenvoudig over
kan spreken. En het is het groote voordeel
van de inlandsche talen, dat zy het nagenoeg
onmogelijk maken om eenig dogmatisch filo
sofisch systeem weer te geven. De taal heeft
ons den gedachtenkring van het volk ontsloten,
maar tegelijk dwingt zy ons in dezen kring van
gedachten te blyven. Wy kunnen geen theolo
gische verhandelingen over het begrip zonde
ten beste geven, maar wel kunnen wij aan de
hand der tien geboden aantoonen, wat onder
het volk zonde moet worden genoemd. Wy
kunnen niet uitleggen, hoe de vergeving van
zonde tot stand komt, maar wel kunnen wy
getuigen, dat God de zonde vergeeft. Wy kun
nen geen theorieën over de Drieëenheid geven,
want waar zouden wy de woorden vandaan
halen Maar wel kunnen wy by het vertellen
der bybelsche geschiedenis doen uitkomen, wel
ke vaderlijke liefde God den mensch bewijst,
wat Jezus op aarde kwam doen en hoe de
menschen zich gedragen, die den Heiligen Geest
deelachtig werden. De rijkdom der taal aan
konkrete, plastische wendingen en haar armoede
daartegenover aan abstracte denkbeelden dwin
gen ons tot aanschouwelijkheid en eenvoud in
onze voorstellingen."
J. D. WlELENGA.
By gelegenheid van den gedenkdienst voor
wylen William Booth, dien het Leger des Heils
op een avond in het begin van September hier
ter stede in het „Concertgebouw" hield, hebben
wy het merkwaardig feit beleefd, dat twee
Hervormde predikanten, zooals onze Vlissing-
sche Courant het aankondigde, in de plechtige
samenkomst het woord voerden, om de nage
dachtenis van den grooten Generaal te eeren
en zyn grootsch levenswerk te huldigen.
De rede van ds. C. L. Voorhoeve, tot wiens
woord wy ons .hier wenschen te bepalen, kwam
naar het „courantenverslag" hierop neer:
„Zyn Eerw. achtte het een voorrecht, om als
predikant van de Ned. Herv. Kerk ook een
woord van dank te mogen brengen aan den
overleden Generaal van het Heilsleger, ofschoon
de Kerk en het Heilsleger ver uit elkaar schij
nen te loopen.
Immers waar de Kerk met haar stemmig
gezang en het Leger met zyn luidruchtighied
DOOR
Z E L A N D I A.
11) HOOFDSTUK VIII.
„Ik begrijp", begon hy, „dat u er prys op
stelt, dat uw kinderen christelijk onderwezen
worden. Daarom
„Hoe begrijpt u dat zoo, meester?" viel
Donker opeens in.
Pennema was een beetje onthutst. Jongens,
dat was een boer, waar je mee op moest passen.
„Ja, ziet u, ik weet, dat u een kerkschman
is en zoo was de gevolgtrekking niet al te
gewaagd, om te veronderstellen, dat u er prys
op zou stellen, zooals ik zei, uw kinderen chris
telijk te zien onderwezen."
„In dat laatste hebt U gelijk, meester."
„Daarom verblijdt het me ten zeerste, dat
ik U kan verzekeren, dat by U geen enkel
bezwaar behoeft te bestaan, uw kinderen naar
mijn school te zenden. Ik ben een groot voor
stander van den godsdienst en in myn school
wordt niets geleerd dat daar tegen strijdt.
Myn school is juist er een, als U zoekt."
„Van welken godsdienst is meester een voor
stander?" vroeg Donker.
„Van welken?"
„Ja, van welken
„Wel van den godsdienst, Donker."
„En wat houdt die in
„Hoor eens hier, baas Donker, ik ben geen
theoloog, maar ik meen, als we gelooven aan
den goeden God, den liefderijken Hemelheer,
we leven braaf en deugdzaam, geven ieder het
zyne en doen ons best in de wereld, dat dat
een godsdienst is, waarop niemand iets kan aan
te merken hebben."
„Als uw godsdienst niet méér inhoudt, en
uw onderwijs niet verder strekt, kan ik U
echter de opvoeding myner kinderen niet toe
vertrouwen, meester.
„Maar wat wilt U dan?"
„Ik wil een onderwijs en een opvoeding,
die er rekening mee houdt en belijdt, dat wy,
en ook onze kinderen in zonden ontvangen en
geboren zyn, dat we onbekwaam zyn tot eenig
goed en geneigd tot alle kwaad, en dat
Meester Penneman zag met onverholen af
keer Donker aan.
„Kom, kom," viel hy uit „dat is nu toch
wel wat al te bar. Dat is immers in stryd
met alle besef van eigenwaarde, dat verlaagt
ons immers en alle menschen tot een bende
booswichten
niet veel gemeen hebben, brengt het Leger in
praktijk de woorden des meesters: Gaat heen
en dwingt ze om in te komen."
Met enkele woorden herdacht spreker ook
nog het feit, dat het juist een jaar geleden
was, dat een ramp over Vlissingen kwam en
de kerk hier gemist moest worden.
(Bedoeld is het afbranden van de 'groote
Jacobskerk.) Spreker wees er op wat hierdoor
verloren ging en zooals het gemis der kerk
wasjjvoor de gemeente en zy het gemis hiervan
gevoelde, is het met den Generaal voor het
Leger. Ook zag hier spreker een zinnebeeld,
hoe er gebrokkeld wordt aan de gemeente van
Christus en waar toch ook de Kerk niet gemist
kan worden, wenschte spreker dat ook het
Leger zoude medewerken aan de opbouwing
der Kerk.
Met een woord van dank voor deze gelegen
heid, spreker gegeven, eindigde ds. Voorhoeve
zyn rede."
Dit nu wel niet bepaald sierlijk doch genoeg
zaam duidelijk verslag, deed on3 indertijd den
moed van ds. Voorhoeve waardeeren, om bij
zulk een gelegenheid en in zulk een vergadering
den spijker zoo juist op den kop te tikken.
Hoe grif wy willen toestemmen, met belijdenis
van schuld, dat wy het veld braak lieten liggen,
waarop het Heilsleger met zooveel energie den
ontginningsarbeid begon en voortzette, wy
hebben toch altyd, by bezwaren van dogma-
tischen en anderen aard, dezen grief tegen de
Heilslegeractie, dat de kerk totaal verwaarloosd
wordt en dat er van een kerkelijk leven zoo
goed als niets terecht komt.
En wat nu in de hoogste mate geldt van
het Heilsleger, dat moet ook, zy het dan voor
een belangrijk minder deel, getuigd worden
van geheel de methodistische beweging.
Het sekoone ideaal, dat den leiders aanvan
kelijk voor oogen stond, was de vernieuwde
levenskracht der Kerk door toebrenging van
groote scharen, die den naam van Jezus van
harte beleden en in hun levenswandel wenschten
te eeren en te verheerlijken.
Doch de uitkomst is geweest, gelijk wy dat
eenigen tyd geleden by het overzicht van de
geschiedenis dezer beweging reeds opmerkten,
dat naast en inplaats van de Kerk getreden is
een methodistische gemeenschap met een sterk
hiërarchische bestuursinrichting.
Begrijpelijkerwijze 'moest echter het metho-
disme, hoezeer zijn organisatie veeleer op een
genootschap dan op een kerkformatie berekend
was, er toch mettertijd toekomen, om althans
eenigermate een soort kerkvorm aan te nemen
en te bewaren.
Een bron van velerlei ellende werd daardoor
echter ontsloten. Scheuring volgde op scheuring
en afscheiding op afscheiding. Zoo gy thans
een eenigszins uitgebreide opgave raadpleegt,
krygt gy een staalkaart van vele en velerlei
methodistische kerken en kerkjes, waaruit gy
als buitenstaander maar moeilijk wys worden
kunt. Nog fgaat de stryd, met name over de
„leekenvertegenwoordiging", steeds dooral
heeft ook het methodisme Ivan den huidigen
tyd zyn eenheidsbeweging", die meer kans
van slagen schijnt te hebben dan de nauwelijks
op touw gezette of ook al weer van den draad
gesprongen actie, welke eenige Hervormde
predikanten in ons vaderland onlangs te zien
gegeven hebben.
Tot een naar de Heilige Schrift geordend
en geregeld kerkelijk leven komt het echter
by al die wrijvingen nog maar niet.
„Die we voor God ook werkelijk zyn, mees
ter," zei Donker kalm, maar met nadruk.
„En moet ik dat aan de kinderen leeren?"
spotte Pennema.
„Juist, maar dat niet alleen. Ze moeten
niet alleen hun zonde en ellende, maar ook
den weg der verlossing kennen in Jezus Chris
tus," sprak de boer plechtig.
„Weet U wat, boer Donker, U spreekt als
een catechismus. Als U zulk onderwijs be
geert, stuur dan uw kinderen naar de catechi
satie."
„Dank U, meester, dat doe ik ook."
„En is dat dan nog niet voldoende?" riep
Pennema in verbazing uit.
„Nog niet, nog gansch niet, meester. Ik
verlang een onderwijs, dat met deze waarheid
rekening houdt en daarop den nadruk legt.
Voor mij geldt ook in de opvoeding myner
anderenZoekt eerst het Koninkrijk Gods en
zyn gerechtigheid
„Nu," zei meester Pennema, die het vrüch-
telooze van een verder onderhoud inzag en
wiens ergernis over zyn mislukte tocht groeide,
„zóó fyn ben ik niet en zulk onderwijs kan
ik niet geven."
„Dan zyn we het volkomen eens, „meester,"
antwoordde Donker; „dat is ook mijn meening,
zulk onderwijs kunt U niet geven."
„En ik zou het ook niet willenvervolgde
Nog immer getrouw aan het groote doel,
beijveren zich de methodistische kerken, om
voornamelijk onder de lagere en min ontwik
kelde volksklasse bekeerlingen te maken; en
inplaats van dezulken dan in een geordend
kerkelijk leven en door het gebruik der ge
nademiddelen onder 's Heeren zegen tot inner-
lyken wasdom in de waarheid en de genade
te brengen, maken zy van hen, die immers
nog maar reeruten zyn, aanstonds nieuwe
strijders, om mede ter verovering uit te trekken.
Bij al hun bekeeringsyver schiet het toch
zooveel moeilijker werk van bouwen, bouwen
Christus' kerk, er zoo jammerlijk by in; zelfs
de opvoeding der methodistenkinderen wordt
dikwerf verwaarloosd; veel meer dan van de
geregelde onderwijzing der ouders, verwacht
men van de plotselinge bekeering, waarop
men ook bij hen werkt en daarom hoopt.
Bitter weinig gevoelt het methodisme voor
de kerk en voor het kerkelijk leven. Waarom
ook de krasse beschuldiging van Dr. Kuyper
toch niet te sterk genoemd worden kan „Het
methodisme, hoe uitnemend ook om een in
slaap gezonken kerk wakker te schudden, ver
laat het spoor der waarheid, zoodra het de
kerk van Christus, met haar ambten en dien
sten, als bijkomstig, als doelloos, als overtollig
gaat beschouwen, acht haar eigen menschelyke
actie voor de instelling van Christus in de
plaats te kunnen stellen, en ten slotte het
vraagstuk onderneemt, om voor haar gebrekkig
vereenigingsleven den titel en de rechten van
Christus' kerk op te eischen. Daarop is het
methodisme niet aangelegd, daar is het niet
voor berekend, daar mist het de gegevens en
de leidende gedachte voor."
Toch mag en kan dit ons laatste woord niet
zyn.
't Is al meer gezegd, maar herhaling is daarom
nog niet overbodig, dat wy, die den zegen
van een Kerk naar het voorbeeld der Aposto
lische leer bezitten en genieten, en daarom
recht hebben om tegenover het methodisme
ons ernstig protest tegen zyn verwaarloozing
der Kerk in te brengen, toch al te lang hebben
verzuimd en nog al te veel in gebreke blyven,
om het werk, waarop zich de methodisten met
zooveel ijver toeleggen, zelve ook ter hand te
nemen.
Het heerlijke licht der waarheid en genade
Gods, 't moet stralen in 's Heeren Kerk, ten
zegen harer lidmaten, oud en jong, doch 'tzal
zyn blijde schijnsel ook moeten werpen daar
buiten, in de donkerheid, waar menschen voort
leven, wier onsterfelijke zielen wandelen in
schaduwen des doods naar den eeuwigen nacht.
Wy kunnen niet volstaan met de bewering,
dat onze kerkdeuren wagenwijd openstaan voor
iedereen, die [komen wil, dat wy openbare
godsdienstoefeningen houden, voor elk toegan
kelijk, maar wy zullen het ons uit genade ge
schonken licht moeten heendragen, daar in die
duistere oorden onzer eigen omgeving, om de
schaduwen des doods, die de zielen der menschen
vaak in namelooze ellende gevangen houden,
te mogen verdrijven in Gods kracht en alzoo
met onze daden te bewijzen den ernst onzer
bede: „Uw koninkrijk kome!"
Bezwaren, bezwaren, och ja, die zyn er ge
noeg, b. v.wy hebben nog zooveel met eigen
kerkelijk leven te doen; in eigen kring is nog
zooveel te arbeiden, zal 't alles meer en meer
gaan naar den regel van 's Heeren Woord
daar is nog zooveel andere christelijke actie,
die onze krachten vordertEvangeliesatiewerk
Pennema boos, zich opwindend. „Niemand
heeft iets op myn onderwijs te zeggen en ik
ben zoo godsdienstig als je maar durft denken
maar meen je, dat ik me zou verlagen om zulk
een leer te onderwijzen, me zelf geheel weg te
gooien wie heeft er wat op me aan te merken
Zeker zouden er de „stinkende wonden en de
etterbuilen, die niet uitgedrukt zyn" ook nog
Dy moeten", vervolgde hij smalend, de woorden
uit een der psalmen aanhalend, waarover men
zich onlangs in een notabel gezelschap nog recht
vroolyk gemaakt had, „maar daar dank ik voor,
dat is me te machtig."
Hy greep hoed en wandelstok en begaf zich
naar de deur.
„Dat spyt me voor u, meester, want zoo is
iet toch. De Schrift
„Nee dank-je, er zyn al Farizeeërs genoeg",
riep Pennema buiten zich zelf van woede, en
geheel vergetende, waar hy zich bevond.
Hy draaide de deur open, stapte haastig de
gang door en begaf zich zonder te groeten naar
Duiten.
„Ik had iets dergelijks verwachtmompelde
Donker, terwyl hy de deur sloot.
HOOFDSTUK IX.
'tWerk vlotte by Heins niet erg dien dag.
Geen wonder.