Weekblad voor de
Onder Redactie van:
m W m mm a
Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Ds- L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAH en Ds. R. J. VAN DER TEER.
10e Jaargang.
Vrijdag 31 Januari 1913
No. 33
UIT HET WOORD.
IBflHHEMEHTSFRIJS
Drukker Uitgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER 1DYERTEHTIEH
ALLE GERECHTIGHEID VERVULLEN.
De weigering van Johannes was beslist.
Hij wilde Jezus niet doopen. Al wat in
hem was, kwam er tegen op. Het zou
aanmatigend zijn, indien hij dit werk aan
Jezus verrichtte. Hoe hij Jezus doopen
Dit kon, dit mocht hij niet doen. Als Jezus
hem wilde doopen, dit zou goed, dit zou
betamelijk zijn, dit zou geheel in orde zijn.
Wij achten er Johannes om. Wij waar-
deeren het, dat Hij zoo gering over zichzelf
dacht en dat hij zoo geheel eigener bewe
ging een getuigenis aangaande Jezus' groot
heid heeft afgelegd. Het kan dienen tot
versterking van ons geloof en tot aanwak
kering van onze liefde. Tot onze blijdschap
zien we dan ook, dat Jezus er met geen
enkel woord van afkeuring over spreekt.
Over de bedenking door Johannes geop
perd laat onze Heiland zich niet uit. Hij
heeft den Dooper aangehoord en Hij zwijgt
daarover. Het is alsof Hij wil zeggen zie,
daarover gaat het thans niet. Wij behoeven
niet uit te maken, of het noodig is, dat gij
door Mij gedoopt wordt.
Op zichzelf hebt gij wel gelijk. Maar
het is geen antwoord op mijn vraag. Ik
ben niet van Galilea gekomen om te doopen.
Wij behoeven daarover verder niet te
spreken. Laat nu af. Weiger niet langer.
Blijf niet op het stuk staan. Hoe minzaam
klinkt het. Waarlijk hier komt het reeds
uit, dat hij zachtmoedig en nederig van
hart is. Er is in zijn toon niets, dat hindert.
Zelfs tegenover Zijn heraut is deze Koning
vriendelijk en hartelijk. Hij had kunnen
bevelen en tot Hem zeggenHet moet u
genoeg zijn, wanneer Ik mijn verlangen
uitspreekhet is onbetamelijk om Mij iets
te weigeren. Gij moest begrijpen dat het
u in 't geheel niet past om Mij eenige moeie-
lijkheid in den weg te leggen. Ik weet
zeer goed, wat Mij past en Ik zal derhalve
u niets verzoeken, wat niet welvoegelij k
is. Zoo had Hij kunnen spreken, maar Hij
doet het niet. Er is geen zweem van hoog
heid in zijn woord te ontdekken.
Wel beluisteren we in Zijn antwoord een
poging om Johannes tot een andere ziens
wijze te brengen. Hij wil hem blijkbaar
overtuigen, dat Zijn verzoek door endoor
billijk is. Hij wil hem niets opleggen,
waarvan hij oordeelt, dat het niet gaat,
maar Hij wil hem laten inzien, dat het
volkomen in orde is. Laat nu af, want
aldus betaamt het ons alle gerechtigheid
te vervullen. Daar had Johannes niet aan
gedacht. Hij zag alleen maar op het groote
onderscheid, dat er tusschen hem en Jezus
was en hij oordeelde, dat de mindere den
Meerdere niet doopen mocht. Hij had tot
dusver niet gevraagd, wat beweegt Jezus
om van mij den doop te begeeren en daarom
was het noodig, dat Jezus hem daaraan
herinnerde. Het was thans tijd, dat hij de
zaak uit een geheel ander oogpunt bezag.
Hij had toegegeven aan de indrukken welke
Jezus' tegenwoordigheid op hem gemaakt
had. In zijn eigen opwellingen vond hij
den maatstaf, waaraan hij het verzoek
toetste en nu maakt Jezus hem opmerk
zaam, dat dit toch inderdaad de zaak niet
kon uitmaken. Laat, wat u tot uwe wei
gering dreef, nu maar rusten, zegt Jezus
tot hem en bezie mijn verlangen dus in
't licht dat Ik voor u ontsteek en gij zult
moeten toestemmen dat daarin niets on
rechtmatigs gevonden kan worden.
Wat bedoelde de Heere echter met
aldus betaamt het ons alle gerechtigheid
te vervullen
Wij weten, dat Hij gekomen was om
alle gerechtigheid te vervullen en in 't al
gemeen beteekent het zeker, dat de Christus
aan den geheelen en vollen eisch van Gods
geopenbaarden wil zou voldoen. Hij had
reeds door den mond van David gezegd
Ik kom o mijn God om Uwen wil te doen
en Uwe wet is in 't midden mijns ingewands.
Welnu, dit wilde Hij ook thans nog. Hij
was zich volkomen bewust, dat dit het
doel van Zijn komst was. Toen de volheid
des tijds gekomen was, had God Hem uit
gezonden. Hij was uit een vrouw geboren,
en daardoor onder de wet gekomen, opdat
Hij hen, die onder de wet waren, verlossen
zou en opdat zij de aanneming tot kinderen
zouden ontvangen. Daarom had Hij het
teeken van het oude verbond in Zijn vleesch
ontvangen daarom ging Hij met zijn volk
op naar den tempel te Jeruzalem om den
Heere openlijk te dienen naar Zijn gebod
daarom nam Hij deel aan de offeranden,
welke de priesters in naam van het volk
brachten op het altaar van Jehovah en
daarom had Hij zijn schreden ook naar de
Jordaan gewend om den doop te ontvangen.
Hij was niet gekomen tot Johannes om
zijn zonde te belijden, want er was geen
arglistigheid in Zijn hart, geen bedrog op
Zijn lippen en geen onrecht in Zijn han
delingen. Hij was niet tot Johannes ge
komen om voor zichzelf de zinnebeeldige
reiniging en het doopwater te zoeken, noch
om te betuigen, dat Hij de inwendige rei
niging door den geest van noode had om
in het Koninkrijk der hemelen in te gaan.
In dit opzicht had Hij den doop niet noodig.
Hij stond niet op een lijn met de mannen
en vrouwen, die dagelij ksch tot Johannes
kwamen om hun zonden te belijden en te
verklaren, dat zij bereid waren om uit de
oude orde van zaken in de nieuwe in te
gaan. Dit had Johannes terecht begrepen.
Maar Hij kwam alleen om alle gerechtig
heid te vervullen. De gerechtigheid eischte,
dat Hij in alles zich schikken zou naar den
geopenbaarden wil van God en zij was het,
die Johannes gezonden had om te doopen
en daarbij te verklaren, dat iemand enkel
op deze wijze uit de wettische huishouding
overgaan kon in het Koninkrijk der hemelen.
Aan dezen eisch kon en mocht Jezus zich
niet onttrekken, want Hij eerbiedigde elk
bevel van Zijn God. Hij wilde den geheelen
weg afwandelen, welke Hem voorgeschreven
was. Noch ter linker, noch ter rechterzijde
wilde Hij afwijken.
Sta hier even stil en bewonderde volle be
reidvaardigheid, welke er in Hem is ge
weest om te doen den wil desgenen, die
Hem gezonden had. Om alle gerechtigheid
te vervullen had Hij zich zelf ontledigd en
was Hij verschenen in de gestalte van een
dienstknechtom alle gerechtigheid te ver
vullen onderwierp Hij zich aan eiken eisch,
welke de wet Hem voorschreef, om alle
gerechtigheid te vervullen boog Hij zich
zoo diep ter neder, dat er voor 'toog in
't geheel geen onderscheid was tusschen Hem
en zijn zondig volkja om alle gerechtig
heid te vervullen werd Hij ons in alles
gelijk, uitgenomen de zonde, en liet Hij
zich tot zonde maken, opdat Hij ons de
gerechtigheid en het leven veroveren kon.
Wat Hij niet geroofd had, heeft Hij be
taald en wij zien Hem bij Johannes aan
houden om met vasten tred den weg te
gaan, die uitloopen zou op zijn bloedigen
doop. Hij verlangde daarnaar om de
vreugde, welke Hem voorgesteld was. Hij
zoekt naar geen middel om zich aan Zijn
zware taak te onttrekken, maar Hij ruimt
eigenhandig den steen weg, welken Jo
hannes Hem voor Zijn voeten wierp. Als
ge ontdekt zijt aan uwe zonde, aan uwe
ongerechtigheid, zoodat ge moet erkennen,
dat de wet al haar vloek over u kan laten
komen, dan zult ge iets verstaan van de
genade, over u geopenbaard in dit zon
derlinge woordlaat nu af, want aldus
betaamt het ons alle gerechtigheid te ver
vullen, want dan blijkt het u, dat er al
leen redding voor u zijn kan, wijl Hjj zich
gesteld heeft onder de volle eischen der
heilige wet.
Toen liet hij van Hem af. Achten we
Johannes om zijn besliste weigering, nog
hooger rijst hij in onze schatting, waar
wij hem zien zwichten voor het woord van
Jezus. Wij leeren hem hier kennen als
een man, die aan zijn eigen gevoel het
zwijgen oplegt, zoodat het hem duidelijk
wordt, dat Gods wil iets anders van hem
eischt. Wij kunnen niet nagaan, in hoever
hij de beteekenis van Jezus' woord heeft
verstaan, maar wel is het duidelijk, dat
hij dadelijk bereid is om al. zijn beden
kingen te laten varen, en te doen wat de
Heiland begeert. Ootmoedig buigt hij zich
en volvoert, wat hem gevraagd wordt, ook
al kon hij een oogenblik van te voren niet
begrijpen, dat hij daartoe komen zou.
Daar is zoo niets van halstarrigheid in
hem te bespeuren en hij denkt er zelfs
niet aan, wat anderen over zulk een hou
ding oordeelen zullen. Wel mogen we
hierop letten, want hoe bezwaarlijk valt
het ons dikwerf om ons eigen gevoelen te
verzaken en ons verstand gevangen te la
ten nemen onder de gehoorzaamheid van
Gods woord. Ga dus niet af op uwe eigen
meening, al schijnt ze nog zoo gegrond,
maar bid den Heere om de kracht te mo
gen hebben aan alle bedenkingen het
zwijgen op te leggen en u onvoorwaarde
lijk in uw leven te laten leiden door Zijn
getuigenissen.
ZENDING.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 eenf*
MIDDELBURG.
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Maar Jezus antwoordende zeide
tot hemLaat nu af, want aldus
betaamt het ons alle gerechtigheid
te vervullen. Toen liet hij van
Hem af.
Matt. 8 15.
Bouma.
Magelang, 23 December.
Amice.
't Is al weer een keele poos geleden dat ik
iets van me deed hooren en daarom wil ik niet
langer nwe belangstelling in den Zeeuwscben
Zendingsarbeid op de proef stellen. Ik weet
dat gü met dien arbeid medeleeft en telkens
is bet me een aangename gedachte te weten,
dat gij en zoovele anderen met U ons en onzen
arbeid in het gebed gedenken. Toen ik myn
afscheidswoord in Middelburg sprak, heb ik
slechts een wensch geuit en dat was bet verzoek
om uwe voorbede en telkens weer zou ik dat
verzoek U wel op 'thart willen binden. Laat
er in Uw gebed geen verslapping moge zijn,
wil anderen tot deze voorbede opwekken want
'tis tevergeefs om vroeg op te staan en den
ganschen langen dag door te zwoegen, indien
God op Uw gebed onzen arbeid niet zegent.
By elke nieuwe poging, die ik doe om ingang
te krygen voel ik telkens zoo de noodzakelijk
heid van uw gebed, zoo nu bij den colpor-
tagearbeid wanneer ik in deze maand een begin
heb gemaakt. Reeds lang lachte die arbeid mij
toe maar door gebrek aan geschikte krachten
kon ik er niet mee beginnen. Voor enkele weken
echter vertelde Br. Esser me, dat er op zijn
Zendingsterrein iemand woonde, die misschien
voor dien arbeid bruikbaar was. Onmiddellijk
nam ik zjjn aanbod aan om bet met dien jongen
eens te probeeren, ging bet niet, dan kon ik
hem altijd weer terugzenden en zoo ben ik
weer een helper rijker geworden die eiken dag
met boeken beladen uitgaat om ze op de pasar
en langs de buizen te verkoopen.
Mijn verwachtingen van dezen helper waren
niet hoog gespannen en daarom was bet voor
mij een verrassing toen aan 't einde van de
eerste week bet aantal verkochte boekjes over
de 200 bedroeg de proefneming is aanvanke
lijk geslaagd en ik heb hoop dat deze jongen
ook by den voortduur voor dezen arbeid bruik
baar zal zjjn. Zelf verricht ik ook Evangelie-
satiearbeid, maar beperk me voorloopig tot
colportage onder de Europeesche bevolking en
Hollandsch sprekende Cbineezen en Javanen.
Voor dien arbeid heb ik 25 abonnementen ge
nomen op een uitgave van preekjes, die elke
veertien dagen bij Zendeling Hoekendijk van
Garoet verschijnen en als de Zaterdag is aan
gebroken ga ik met m'n vijfentwintig preekjes
op stap om die persoonlijk uit te reiken; als
het kan tracht ik een gesprek aan te knoopen
en evangeliseerend werkzaam te zijn. In ieder
preekje ligt een gedrukte uitnoodiging, die
aldus luidt„Vriendelijk wordt gij uitgenoodigd
tot bijwoning van de godsdienstoefening welke
eiken Zondagavond van 78 uur gehouden
wordt ten huize van ds. Merkelijn, Moorde
naarslaan, boek Djambon." Den Zondag die
volgde op deze eerste verspreiding, zat ik
nieuwsgierig af te wachten in onze voorgalerij
wie aan deze uitnoodiging gehoor zonden geven.
Zouden er komen op die uitnoodiging O God,
neig de harten, zoo leefde bet in mijn binnenste,
leid enkelen bier been als bet kan. Kwart voor
zeven kwamen er enkele van mijn gewone hoor
ders maar geen enkele nieuweling 't liep steeds
dichter naar 7 uur maar nog was er niemand
gekomen, die ik had uitgenoodigd, eindelijk
ja daar kwamen er twee, die schoorvoetend
naderkwamen en een oogenblik later stond er
een Chinees te turen op mijn naambordje, die
blijkbaar naar mijn buis zocht. Ik liep naar
hem toe en ja boor, bij moest bij ds. Merkelijn
zijn, blij en opgewekt mocht ik dien avond
spreken, omdat God dien colportagearbeid reeds
zoo bad willen zegenen.
Den volgenden Zaterdag ging ik weer met
mijn preekjes en uitnoodigingen uit en de