Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAM en Ds, R. J. VAN DER VEEN. 10e Jaargang. Vrijdag 24 Januari 1913. No. 32. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABOHHEMEHTSPHUS Drokker-Oitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iD VERTENTIEH DE WEIGERING VAN JOHANNES. matth. ill14. Johannes weigerde aan het verzoek van Jezus te voldoen. Dit was geen valsche nederigheid. Neen, het was een besliste overtuiging, welke hem op deze wijze deed spreken. Hij wilde tot geen prijs Jezus doopen. Dit is wel opmerkelijk. Het was toch zijn werk. Zelf getuigt hij, dat God hem gezonden had om te doopen. Hij had ook lust om met ijver zijn taak te behartigen. Het waren dagen van vreugde, als er groote scharen kwamen om naar zijn prediking te luisteren, want hij wilde zoo gaarne, dat er straks een volk zou zijn, dat ten volle bereid was om den Koning Israels met lofzangen te begroeten. Zijn hart verheugde er zich over, dat er velen waren, die na zijn woord gehoord te hebben, zich tot hem begaven om be lijdenis van hun zonde te doen en met de begeerte om gedoopt te worden. Hij stond steeds gereed om nadere inlichting te geven over het Koninkrijk, dat hij aan kondigde en het was hem nooit te veel, als het maar dienen kon om den weg des Heeren te bereiden. Hij weigerde hem zeer. Naarmate Jezus krachtiger aandrong om den doop te ont vangen naardiemate weigerde Johannes beslister. Het is, alsof we hem hooren zeggenSpreek niet langer over deze zaak, wijl ik er niet aan denk om U gehoor te verleenen. Geloof me, ik kan het niet doen. Het is niet maar een gedachte, welke mij een oogenblik doet aarzelen, neen, ik heb het ernstig overwogen en ik ben voor mij zelf geheel in 't reine ge komen. Dring er dus niet langer bij mij op aan, want het is mij onmogelijk om het te doen. Ik wil alles verrichten, wat Gij maar wenschen kunt, alleen in dit ééne mag ik U niet ter wille zijn. Waartoe zullen we nog langer er over spreken, het is geheel nutteloos. Ik weet nauw keurig wat mij betaamt en daarom geloof me, als ik U de verzekering geef, dat het mij ondoenlijk is. De weigering is zoo beslist mogelijk. Is zij ook gegrond? Laat ons hooren. Hij zegtMij is noodig van U gedoopt te worden. Hiermede legt hij zijn bezwaar bloot, wij verstaan het. Er spreekt aller eerst hooge achting jegens den Heiland uit. Tegenover tollenaren en krijgsknech ten, tegenover Pharizeeën en schriftge leerden, tegenover Rabbijnen en de leids lieden, die op den stoel van Mozes zitten kent hij geen aarzeling. Hij was zich ten volle bewust, dat hij aan allen een bood-»- schap van Gods-wege had, dat hij het geheele volk moest aansporen om zich te bekeeren tot God. Nooit was er eenige weifeling bij hem geweest, nooit had hij de aanzienlijken ontzien. Vrij uit had hij gesproken tot armen en ryken, tot overheden en onderdanen. Zonder eenige verschooning had hij de zonde van zijn tijd aangetoond, zonder eenigen schroom had hij ten allen tijde zijn werk gedaan. Maar nu is het hem te machtig geworden. In de nabijheid van Jezus gevoelt hij zich klein en uiterst gering. Hij erkent dat deze Jezus ver zeer verre boven hem staat. Mij is noodig van U gedoopt te worden. Ja, daarin heeft hij geen ongelijk. Zelf had hij onomwonden verklaardik doop u wel met water, maar die na mij komt zal U met den H. Geest en met vuur doopen. Is het wonder, dat hij thans nu hij Hem van aangezicht ziet uitroept: Gij hebt geen behoefte aan mijn doop, maar ik heb groote, dringende behoefte aan uwen doop Het is een kreet, welke zich diep uit zijn ziel loswringt en wij waardeeren er hem om. Hier leeren wij hem eerst recht kennen en we mogen hem diep in het hart zien. Anders was hij voor ons de strenge Boetprediker die met niets ontziende kracht allen opriep tot veroot moediging. Hij stond daar voor ons als een held, die het slijk der straten treedt. Wie niet doordacht, wie enkel afging op wat hij zag en hoorde, kreeg den indruk, dat Johannes een man was met een stalen wil, die doorzette, wat hij eenmaal zich voorgenomen had. Een man, die zoo ver boven zijn tijdgenooten stond, en die alleen den strij d durfde aan te binden tegen het verkeerde geslacht zijner dagen. Doch nu blijkt het, dat hij een mensch is geweest van gelijke beweging als wij, een man met het bewustzijn van eigen zwakte, van eigen onreinheid, die er voor uitkomt dat hij behoefte heeft aan Jezus doop. Bij al zijn kracht is hij niet een zelfgenoeg zame, maar een arme van geest, een hon gerige naar de gerechtigheid, die een verbroken hart verstaat. Doch hoe kwam hij aan deze kennis en hoe wist hij, dat deze Jezus, die tot dusver in de stille vergetelheid in Nazereth had geleefd, zoo ver boven hem stond? Wij zullen er niet veel van zeggen, want hier opent zich een wijd veld, waarop de verbeeldingskracht overvloedige ruimte vindt, wie daar lust in vinden kan, heeft hier een schoone gelegenheid. Het komt ons voor, dat het gesprek, hetwelk hij met Jezus gevoerd heeft naar aanleiding van de vraag om den doop, hem de oogen geopend heeft. Vage vermoedens kregen bepaalde gestalten en het duurde, niet lang, of de Dooper begreep dat hij in Jezus niet voor zich had een zondig mensch, die voor zich zelf de reiniging van zijn overtreding van noode had. De heilige tegenwoordigheid van Jezus gaf licht over de donkere diepten van zijn eigen hart en die tegenstelling greep hem met on weerstaanbare kracht aan, en deed hem zien, op welk een ontzaglijken afstand zij van elkander stonden. Zoodra hij die zag, was zijn besluit genomen en hij schrikte bij het bloote denkbeeld, dat hij Jezus zou doopen. Zoo is de kreet van zijn hart een zeldzaam getuigenis van Jezus groot heid, een lofzang ter eere van den Zoon des menschen aangeheven. En komt Gij tot mij? Heel de verba zing zijner ziel ligt in deze vraag voor ons oog. Hoe diep moet hij ontroerd zijn geweest. Al wat in hem is, is in bewe ging gekomen en verzet er zich tegen om Jezus te doopen. Gij zoudt het niet ver wacht hebben, dat deze man met zijn kemelsharen mantel, die in de eenzame woestijn zijn dagen in soberheid sleet, voor zulk een krachtige ontroering vatbaar was. Eer zoudt ge vermoeden dat niets bij machte zou zijn om hem te schokken. Hoe groot moet Jezus wel zijn, die dit door een enkel woord te weeg brengt, terwijl Hij nog was in de gestalte van een dienstknecht. En komt Gij tot mij De vraag doet ons denken aan wat er jaren geleden plaats gehad heeft in een priesters woning in het gebergte van Judea. Gij herinnert het u wel. Nadat Maria, de ondertrouwde vrouw van Jozef, de bood schap van den Engel Gabriël ontvangen had, reisde zij naar haar nicht Elizabeth. Toen zij over den drempel dier woning getreden was, sprong het kindeke op in haren buik en riep zij uitvanwaar komt mij dit, dat de moeder des Heeren tot mij komt. Wat er toen omging in Eli zabeth, gaat er thans om in Johannes. Het is dezelfde ondervinding, die haar toen en hem thans het woord afperstEn komt Gij tot mij Is dit u ook wel eens gebeurd? Heeft het u ook wel eens getroflen Zijt ge u ook bewust, dat het een wonder van goed heid is, waar Jezus zich tot u neerbuigt? Hij kwam tot u in Zijn woord, in verschil lende omstandigheden, waaronder gij waart, Hij kwam tot u altijd weer en begeerde, dat gij Hem opnemen zoudt in de woning van uw hart. Is dit uduidelijk? Drong het met helderheid tot u door, zoo tot u door, dat ge u verbaasd hebt en deed het u uitroepenkomt Gij die de Koning der koningen zijt, die aan des Vaders rech terhand verhoogd zijt, komt Gij tot mij, die zwak en broos, zondig en bedorven ben? Nooit worden we zoo gering in eigen schatting, dan als ons oog opengaat voor die genade, die ons zoekt, die ons nagaat, die woning bij ons wil maken, o Dan eerst wordt het ons volkomen hel der, dat we onwaardig zijn en wij spreken ook uit, dat het onmogelijk is, dat Hij bij ons wonen kan. Hoe vernederen we ons dan voor zijn heilig aangezicht en hoe gering en klein gevoelen we ons dan. En toch is dit zalig en het brengt er ons toe om Hem alle deuren te onsluiten. Wel niet dadelijk. Wij hebben onze beden kingen, waarvan we gelooven dat zij ge grond zijn. Maar we kunnen ze toch niet volhouden. Het laatste woord is geen weigering. Hij overwint ons geheel, zoodat we ons geven en ons aan Hem en Zijne leiding toevertrouwen. Later doet ons leed, dat wij zoo weinig meer van die stemming bespeuren, want wij zouden zoo gaarne willen, dat we al tijd levendig verstonden, hoe wonderlijk Zijne genade is. Bouma. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Ter gedachtenis. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Doch Johannes weigerde hem zeer zeggendemy is noodig van U gedoopt te worden en komt Gij tot mij Te Heinkenszand overleed de Wel. Eerwaarde, Zeergeleerde Heer ds. A. Steketee in den ouder dom van ruim 66 jaar. Hy was geboren te Nieuwdorp waar zyn vader jaren lang predi kant is geweest en in de pastorie aldaar groeide by op. Hier in Middelburg kreeg hy verder onderwys, nadat hy de lagere school van zyn geboorteplaats bad bezocht. Wyl het zyn begeerte was, eenmaal den Heere te mogen dienen in Zyn wijngaard, ging hy naar Kampen en studeerde er aan de Theol. School. Nog jong was hy, toen hy zyn studiën voltooid had. Daarop nam hy het beroep van de ge meente te Zaamslag aan en arbeidde er enkele jaren. Hier sleet hy zeer genoegelyke dagen. De gemeente was zeer ingenomen met haar jeugdigen predikant, die door zyn bescheiden heid, minzamen omgang en schoone prediking de harten won. In Kampen echter hadden zy hem niet ver geten, want zyn leermeesters hadden in hem ontdekt een zeldzamen aanleg voor studie. Waar het destijds hoog noodig was, dat de oude talen grondiger onderwezen werden; daar oordeelden de Curatoren en de Professoren, dat het een aanwinst zou zyn, indien de jonge dominé zich daarvoor geven wilde. De benoeming volgde en werd aanvaard. Nu kreeg hy gelegenheid om zich geheel te wijden aan de studie der talen, waarvoor hy een by zonderen aanleg had ontvangen. Hy doceerde voornamelijk Latyn en Grieksch en altyd kwam uit, dat hy daarin thuis was. Leerlingen, die wilden, konden veel van hem ontvangen en zy blyven de genoten lessen met erkentelijkheid gedenken. Vooral genoten zij veel en verrijkten hun kennis, als zy by hem aan huis kwamen om hem over een en ander nadere inlichting te vragen. Hy had een oog voor de schoonheid van de meester stukken in de oude talen en wist zyn discipelen met liefde er voor te bezielen. Onvergetelijk blijft ook de wyze, waarop hy een opstel of een preek beoordeelde op de krans, welke destijds eiken Vrijdagavond plaats had. Ofschoon het niet tot zyn vakken behoorde, toch kwam dan vaak verrassend aan 't licht, welk een fijn homileet hy was. Met enkele woorden wees hy de gebreken aan, welke aan het geleverde kleefden en tevens de orde, waarin de gedachten weergegeven moesten worden. Als hy zyn critiek uitgebracht had, kon men wel zeggen, dat het nu duidelijk was. Uit dien tyd zyn er ook nog enkele rectorale oraties, die uitmunten door keur van gedachten en zuiverheid van taal, en die in breeden kring de aandacht getrokken hebben. Zy blyven het waard om nog gelezen te worden. Het is nog altyd een genot om ze eens te herlezen en te overwegen. Het was in de zomer-vacantie van 't jaar 1882, dat we lazen: wegens physieke redenen heeft ds. Steketee ontslag gevraagd en dit werd hem op eervolle wyze verleend. Wy wisten niet, wat wy zagen. In de maand Juli waren we na de examens Kampen uitgegaan, zonder daar van eenig vermoeden te hebben. Wy vroegen natuurlijk, hoe zit dit? Bevredigen toch deed ons dit ofïïcieele verslag niet. Wy zullen niet meer neerschrijven, wat wy vernamen. Alleen gelooven we nu nog, dat er toen niet op edele wyze gehandeld is. En de gevolgen zyn ook niet gunstig geweest. Onze leermeester vertrok uit Kampen en vestigde zich metterwoon in Ter Neuzen, waar een broeder van hem docter was. Met dezen was hy opgegroeid, met hem had .hy schoolgegaan en aan hem was hy bij zonder gehecht. Van dien tyd af begint zyn lijdensperiode. Niet, dat hy ooit klaagde, maar dit is toch zoo* Een fijn gevoelig man als hy kon het nooit vergeten, wat hem overkomen was en hy trok zich uit het leven terug. Nog enkele dingen liet hy drukken o. a. een paar bijbellezingen De Torenbouw van Babel en De Spelbrekers

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1913 | | pagina 1