Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Eedaetie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. R. J. VAN DER VEEN. 10e Jaargang. Vrijdag 29 December 1912 No. 28. UIT HET WOORD. iBOHIEMEDTSFRIJS Drukker-Ditgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER AD YERTENTIEH Met medewerking van onderscheidene Predikanten. KERSTFEEST. Ons Kerstfeest is een wonder heerlijk feest. Heel de christenheid gaat daarop in den geest naar Bethlehem Ephrata, om met diep ontzag en met dankbare aan bidding de geboorte van den Zaligmaker en Redder der wereld te bewonderen. Wat spreekt de Godsregeering ons mach tig toe, als we hooren van het gebod van den Keizer Augustus, waarhij hij beval dat de geheele wereld zoude beschreven worden, en waarin hij toch niets anders was dan een instrument in de hand des Heeren Heeren, opdat Jozef en Maria van Nazareth naar Bethlehem zouden gaan, en, naar de voorzegging der Schriften, aldaar de Heiland zou geboren worden. Die gelooven gevoelen zich bij de gedachte hieraan zoo volstrekt veilig onder de hoede van hun God, die 't al regeert. En zelfs minder teederen van hart en leven ont vangen daarvan een diepen indruk, die hen met vreeze voor Gods majesteit vervult. En dan de geboorte in den stal. Welk een diepe vernedering voor Hem, die der Engelen Heer en de Schepper der wereld is, het eeuwige Woord, dat in den beginne bij God en zelf God was. Welk een on uitsprekelijke liefde des Vaders, die den Zoon overgaf voor zondaren, en des Zoons, die ons vleesch wilde aannemen, opdat Hij in den weg van lijden en sterven ons zoude zalig maken van onze zonden. Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm ge worden, daar Hij rijk was, opdat gij door zijne armoede zoudt rijk worden. En dan ten slotte de komst van heilige Engelen. Eerst van dien eenen Engel, die aan eenvoudige herders predikte: Ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de Stad Davids. En daarna de komst van velen, van een menigte des hemelschen heirlegers, prijzende God en zeggendeEere zij God in de hoogste he melen, en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen Van Engelen weten wij niet veel. Uit Gods Woord is ons echter wel zooveel duidelijk, dat zij geesten, onstoffelijke en zeer heerlijke wezens zijn. In hun onge vallen staat, en ganschelijk zonder zonde, wouen zij in Gods heiligen hemel, staande als gewillige dienaren rondom den troon des Almachtigen. Daar zijn zij onver poosd werkzaam in 't geen eenmaal ook de mensch op aarde deedden 'eeuwigen God dienen, aanbidden en prijzen. Om Zijnentwil gaan zij ook gaarne uit naar onze aarde, om Zijn wil te volbrengen in het dienen dergenen, die de zaligheid be ërven zullen. Want zij hebben ons lief, en verblijden zich over onze bekeeringen zaligheid. Maar toch altijd zoo, dat de wortel van hun liefde tot ons gelegen is in de liefde, die zij hebben tot God. Zij hadden zeker de eenvoudige en vrome herders in Ephrata's velden lief, en 't was hun een oorzaak van heilige blijdschap dat zij dezen mannen eene zoo zalige boodschap brengen mochten. Maar 't was hun ook daarin eerst en 't meest om God en zijn glorie te doen. Als dan ook de eerste Engel zijn heerlijken last volbracht had, kwamen er van stonden aan velen, om met hem God te prijzen, zingende hun hemelsch loflied. Wat zal dat schoon geweest zijn, dat zingen van Gods heilige Engelen, in de plechtige stilte van den Kerstnacht! O, hadden wij dat mogen hooren! 't Lied van menschen, van zondige, en daarom in alles onvolkomene menschen, kan soms reeds zoo schoon, zoo aangrijpend en weg- sleepend zijn. 't Kan u daarbij gebeuren, dat er een beving in uwe ziele komt, dat er een siddering door heel uw wezen gaat, dat gij u als aan 't aardsche leven ontrukt gevoelt. Maar wat zal dan 't lied der Engelen geweest zijn, die met zilveren stemmen, met reine accoorden, met he- melsche harmonieën 't loflied lieten hooren, aangeheven tot glorie van hun God! De Engelen zongen omdat Christus de Heere in de stad Davids geboren was. Christus, de verordineerde van den Vader en met den H. Geest gezalfd. De Heere, ook van hen, ook van alle creatuur, maar bovenal van Gods uitverkorenen, die Hij koopen en verlossen zou met zijn dierbaar bloed. In de stad Davids, zooals de pro feten voorspeld hadden en 't naar Gods eeuwigen raad geschieden moest. De ge boorte van sommige menschen kan een gebeurtenis van hoog belang zijn. Dat was zoo in de dagen des Ouden Testaments, en dat is sinds dien zoo gebleven en zal ook voor de toekomst zoo blijven. Maar de geboorte van Christus gaat in belang rijkheid die van allen te boven. Zijne ge boorte wilde zeggen, dat nu de Middelaar Gods en der menschen gekomen was, die Satan vernederen, de zonde verzoenen, zijn volk zalig maken, de schepping van haar vloek verlossen, de wereld Gode hei lig terugbrengen zou, wilde zeggen dat Gode tot in alle eeuwigheid wezen zou de eer en de heerlijkheid en de glorie, en dat al zijne vijanden voor eeuwig op het diepst zouden vernederd worden, 't Was om de schittering van Gods macht en liefde, van zijn genade en recht, van zijn heiligheid en ontferming, van zijn heer schappij en souvereiniteit, dat bij Christus geboorte de Engelen zongenEere zij God in de hoogste hemelen! Dat hebben die heilige Engelen ons voor gezongen, opdat wij 't hen zouden nazingen. Ach, in Palestina was het stil, toen Jezus geboren werd. Israëls leidslieden en volk zaten in onkunde en geesteloosheid neder, trots zoovele profetiën, die in de Schriften hun beschreven stonden. Zij wisten niet van de toekomst van hun Messias. Slechts enkelen, die de vertroosting Israëls ver wachtten, ontvingen daarvan genadiglijk kennis, en deze begenadigden hebben het loflied der Engelen tot hun danklied ge maakt. En zoo ook allen, die sinds geloofd hebben. Wat zou 't voorrecht groot zijn, als ook gij met de hand op 't hart zoudt mogen getuigenom de geboorte van mijn Heiland mag ik mijn God geduriglijk grootmaken Ge weet, dat velen om Bethlehem en zijn kribbe zich niet bekommeren. De wereld heeft op Kerstfeest wel haar lied, maar niet om daarmee Gode eer te geven en de genade van den Heere Jezus te roepen, maar om zich zelf te verheerlijken in hare heroën en genieën. Ook zijn er in de zichtbare kerk op aarde, naar te vreezen is, wel velen die Christus roemen met den mond, maar daarbij nogthans het harte verre van Hem houden. Zijne geboorte zal zulken niet tot voordeel, maar tot oor deel zijn, indien zij zich niet bekeeren. Dat ze hooren mochten naar het Kerst- Evangelie, dat nu, en wie weet of het niet voor 't laatst is, door Gods genade hun verkondigd wordt. Zalig zijt ge, zoo ge 't geleerd hebt de Engelen na te zingen en Gode eere te geven, die u gedacht heeft met zijne barm hartigheid. U is Christus geboren. En in dien Christus hebt ge uwe zaligheid, voor nu en eeuwig. Uwe ziel make groot den Heere, en uw geest verheuge zich in God, uwen Zaligmaker. Rijk begenadigde, zie nu op naar boven, en zeg het de En gelen na: Eere zij God in de hoogste hemelen KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Gideon. Vrede op aarde. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 8 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Eere zij God in de hoogste hemelen. luk. 2 14. Van der Veen. IV. Terwijl Israël nog gelegenheid vond om na te denken over de boodschap door den profeet gebracht om zich te verootmoedigen voor het aangezicht des Heeren, kwam de Engel des Heeren naar het land der belofte en zette zich onder den eik, die te Ofra was. Deze kleine plaats lag in het erfdeel van Ephraïm en leed ook zeer onder de wreede willekeur, waarmede de Midianieten handelden. Als er een rund in de weide graasde, namen zy het weg, als er een schaap in de kooi was, roofden zy het, als er een schoof koren op 't veld stond, pakten zy het mee, zoodat de bevolking zeer arm was ge worden. Doch nu was de Engel des Heeren gekomen en dit was een bewijs, dat God naar het geroep der kinderen Israëls had geluisterd. In alle stilte was Hy uit den hemel nederge daald en zonder opzien te verwekken had Hy het land bezocht. Ofschoon het volk er nog niets van wist, toch was Hy hier om de ver lossing van Israël te bewerken. Zoo gaat het nog menigmaal, en het is wel goed, dat we dit weten, want het kan ons aanmoedigen om ons vertrouwen op den Heere te stellen, die dikwerf reeds op weg is om zyn kinderen te verblijden, terwijl zy nog verslagen neerzitten en misschien toegeven aan de ongeloovige gedachte, dat er nooit meer licht uit de donkerheid zal ryzen. O welk een vreugde zou er geheerscht hebben in de holen en de spelonken, indien de bewoners van Kanaan eens geweten hadden, dat de Engel des Heeren neerzat onder den eik, die te Ofra was. Hjj zat daar rustig neer, zonder eenige vreeze voor de heidenen, die de erfenis van Abraham verwoestten, Hy liet Zyn oog gaan over die eertijds bloeiende velden, die thans in een wil dernis verkeerd waren. Hy gedroeg zich, alsof het volle vrede was en Hy maakte zich geen oogenblik ongerust over de Midianieten, die op elk uur van den dag konden komen. In stille majesteit zit Hy daar onder de schaduwen van den eik, die zyn takken wyd en zyd uitbreidt en er is in zyn hart geen plaats voor eenig ge voel van onveiligheid. In 't volle bewustzijn van Zyn macht en sterkte weet Hy, wat Hy wil en niemand zal Hem in de uitvoering van zyn plan verhinderen. Het bevreemdt me niet, dat de begeerte in uw binnenste oprijst: och, had ik dat eens mogen zien, want het moet een vriendelijk en aantrekkelijk tooneel zyn ge weest. Die stille en op dit oogenblik rustige landstreek, bestraald door het heldere licht van de zon, waar het oog in de verte de schoone heuvelen aanschouwt en onder dien eeuwen ouden eik de Engel des Heeren, als 't ware uit den hemel gewenkt door het luid geween en gekerm van het bange volk. Niet ver van deze plek ziet ge een jeugdigen man, van een rijzige gestalte, en een edel gelaat. Onder gewone omstandigheden zou het nog meer opgevallen zyn, hoe flink hy gebouwd is en welk een kracht u toespreekt uit die heldere oogen. Maar nu is zyn gang niet vast, zyn oogen wend den zich naar alle kanten en ge merkt aan alles, dat hy met de uiterste voorzichtigheid handelt. Nu ge zelf nauwkeurig toeziet, bemerkt ge, dat daar in de nabijheid enkele korenschoven staan ën derwaarts richt hy zyne schreden. Intus- schen is by op die plaats gekomen, legt het koren in de lengte op de aarde en begint het te dorschen. Steeds ziet hy onrustig om zich heen, als het wild, dat de nadering van den jager vreest. Hy heeft het gewaagd om te doen wat hy kan, want hy en zyn familie hebben toch eiken dag brood noodig om in 't leven te blijven en de voorraad is reeds zoo klein. Met gejaagdheid laat hy den vlegel neerdalen en hy hoopt althans dit weinigje in veiligheid te bren gen. Hy moet het als 'tware stelen om het daarna voor de speurende oogen der vijanden te verbergen. Het is niet noodig, dat ik zyn naam noem, want ge hebt reeds begrepen, dat het Gideon, de zoon van Joas is. Hy behoorf niet tot de armen, die haast geen akker hebben waarop zy het voedzaam graan verbouwen kunnen, doch hy is de zoon van een welgesteld landbouwer, die vruchtbare en nog al uitgestrekte velden de zyne mag noemen. Wat is het treurig ge steld als een eigenaar van 't land zoo zyn oogst moet inzamelen om dan verder nog te vreezen, dat misschien de vijanden zullen ontdekken, waar hy het geborgen heeft. Welk een ver schil tusschen dezen zoon van Jacob, die niet eens vry en frank zyn hoofd kan opheffen, en den Engel des Heerem, die hem van onder den eik gadeslaat. En toch zal deze Gideon de zwermen der Midianieten uit het land verdrijven, zoodat het geheele volk weer zaaien en maaien kan. Yan hem zal het gansche volk spreken als van den held, by wien God hulpe besteld had en tot in de verste geslachten zal zyn naam in zegening zyn. Bouma. Het verlangen naar vrede op aarde neemt steeds meer een vaster vorm aan en strekt zich hoe langer zoo meer uit naar een toestand, waarin de volkeren elkander zullen verdragen en waardeeren. De lasten, welke de uitgaven voor leger en vloot op de schouders leggen, worden van jaar tot jaar zwaarder en de on zekerheid welke er bestaat, maakt het leven moeielyk. De geruchten van oorlogen, welke telkens weer opduiken, kunnen het hart met vrees vervullen tegen den dag, waarop de stryd ontbrandt en een groot deel van ons werelddeel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1