Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland, Onder Redaetie vanDs. L. BOUHl, Ds. H. W. LIMAN en Ds. R. J. VAK DER YEEN. 10e Jaargang. Vrijdag 20 December 1912 No. 2T. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0NNEHEITSPBUS Drnkker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER ID YERTEHTIEH KONING OVER HET HUIS JAKOBS. Van den Zoon, dien Maria baren zal, voorspelde de EngelDeze zal groot zijn. Deze zelfde woorden heeft Gabriël ook tot Zacharias gesproken aangaande het won derkind, dat dezen in zijn ouderdom zou geboren worden. Alleen voegde hij er toen nog drie woorden bij, n.l. voor den Heere. En in dat drietal woorden ligt nu juist het kenmerkend verschil en onderscheid tusschen Jezus en Johannes. Johannes is groot in relatieven zin, zoo als alle menschen groot kunnen zijn, wan neer God almachtig hen tot ambten roept en met gaven siert. Maar Jezus is groot in volstrekten zin, zooals alleen Hij groot wezen kan, tot wien de Vader zegtGij zijt mijn Zoon. Johannes was groot voor den Heere, d. i. in den dienst des Heeren, van wege zijn uitnemend ambt en werk, waarin hij alle profeten die vóór hem waren te boven ging, want hij ging voor het aangezicht des Heeren henen om diens weg te bereiden. Maar Jezus is de Heere zelf, de lang beloofde en eeuwen verwachte, die nu in het vleesch geopenbaard is om zijn volk zalig te maken van hunne zonden. Johannes was groot en had een naam onder zijn volk, want hij was een mensch van God gezonden om te doopen, en te verkondigen dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen was. Maar Jezus is de Koning van dat hemelrijk zelf, die het eeuwige rijk des vredes gesticht heeft in zijn dierbaar bloed, en die om den arbeid zijner ziel een naam ontvangen heeft, die boven allen naam is, verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heer schappij, en allen naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende, wiens voeten alle dingen onderworpen zijn en die der gemeente gegeven is tot een Hoofd boven alle dingen. In Johannes werd een mensch geboren, groot onder degenen, die van vrouwen geboren zijn. Maar in Jezus is God ge openbaard in het vleesch, Maria's kind zal de Zoon der Allerhoogsten genaamd worden. Deze zal groot zijn. Met slechts enkele trekken geeft de Engel de grootheid van haar kind aan Maria te kennen. Maar dat weinige is meer dan genoeg om Maria te doen verstaan, dat de grootheid van Hem, dien zij baren zal, niet zal bestaan in uit wendige heerlijkheid, maar in de glorie van zijn innerlijk wezen, en met name in de geestelijke macht en heerschappij, die de eeuwige God voor Hem had weggelegd. God de Heere zal Hem den troon zijns vaders David geven, en Hij zal over het huis Jakobs koning zijn in der eeuwigheid. Zeker, de grootheid van Jezus zal ook gezien worden in zijn profetische bedie ning, want Hij zal zijn volk het licht der zaligmakende kennisse Gods ontsteken. Johannes en al de profeten waren als de maan, die niet een eigen licht uitstraalt, maar slechts terugkaatst wat zij van de zon ontvangt. Maar in Jezus ging de zon der gerechtigheid op. Ook in zijn hooge- priesterlijken arbeid zal Jezus groot zijn, want Hij zal door zijne bloedstorting aan het kruis de wereld met God verzoenen. Het bloed van stieren en bokken was daar toe onmachtig, maar door zijn dierbaar offerbloed hebben wij de verlossing, n.l. de vergeving der misdaden, naar den rijk dom van Gods genade. Toch vestigt de Engel Maria's aandacht alleen op Christus koninklijke macht en heerlijkheid. God de Heere zal Hem den troon van Zijnen Vader David geven. Die troon, die zoovele eeuwen ledig gestaan heeft, zal thans weer bezet worden, maar in anderen en hoogeren zin dan Maria nog bevroeden kon. Geen wereldlijk koninkrijk zou Christus oprichten. Zoo verstond wel het vleeschelijk Israël de profetieën. Zoo dachten ook lang Jezus' eigen discipelen, getuige hun vraag bij de Hemelvaart of Hij in dien tijd het Koninkrijk in Israël weer zou oprichten. Maar Jezus grootheid zou in een ander koningschap gezien wor den. Hij zou de geestelijke vervulling zijn van alles, wat door David onder Israël was afgeschaduwd. Zijn Koninkrijk is niet van deze wereld, maar Hij is geboren om der waarheid getuigenis te geven. De profetie had die geestelijke heerschappij in gloeiende verwen geschilderd, maar nu zou haar werkelijkheid gezien worden. Regeeren zal de Christus, niet door kracht of geweld, maar door de onweerstaanbare macht van Zijn Woord en Heiligen Geest. Regeeren, niet over een vleeschelijk zaad, maar over een geestelijk volk, dat Hij den Heere toe brengen zal. Regeeren, zeker, over Israël in zooverre zij Jakob zijn, maar regeeren ook over die Hem de V ader gegeven heeft uit alle talen en volken. Regeeren, nu en steeds, in den tijd en in alle eeuwigheid, want Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. 'tZal niet wezen als de koninkrijken der aarde, die opkomen, blinken en ondergaan, maar 't zal een eeuwig Koninkrijk zijn, waarover hij eeuwig Koning wezen zal. Hoe is die grootheid van Jezus als Koning gezien, en hoe wordt zij nog en steeds meer openbaarAlle macht is Hem van den Vader gegeven. Zijn koninklijk woord deed de Engelen vliegen, de duivelen sid deren, de krachten der natuur onderworpen zijn, de menschen gehoorzamen, de zon daren gelooven. In Zijn koninklijke majes teit verwondert ge Zijn onbegrensde macht, maar en daar ligt uwe zaligheid in bovenal Zijn onuitsprekelijke ontferming. Machtig is Jezus om de zonden te vergeven en in die macht schittert Zijn eeuwige liefde. Dies loven de hemelen uwe wonde ren, o Heere I ook is uwe getrouwheid in de gemeente der heiligen. Want wie mag in den hemel tegen den Heere geschat worden Wie is den Heere gelijk onder de kinderen der sterken God is grootelij ks geducht in den raad der heiligen, en vreeselijk boven allen, die rondom Hem zijn. o Heere, God der heirscharen Wie is als Gij, grootmoedig, o Heere en uwe getrouwheid is rondom U (Ps. 89 69.) Zalig hij, die dit van harte gelooven en belijden mag! Want aan dezen grooten Koning moeten wij allen onderworpen zijn, of het zal met ons kwalijk gaan. Duizenden eeren Hem niet, en zeggen als Farao Wie is de Heere, dat ik Hem dienen zou In zulken is de macht der zonde onge broken, zij zijn nog ganschelijk onder de heerschappij van Satan. Mochten zij de roepstem des Konings hooren, die nog en nu van vrede spreektVan vrede, door geloof in Hem gekend en genotenvan vrede, uit genade geschonken aan allen, die er Hem ootmoedig om vragen De Vrede-Koning zal op het Kerstfeest u in zijn grootheid weer gepredikt worden. In de grootheid zijner liefde, die Hem den hemeltroon deed verwisselen met de kribbe. In de grootheid zijner macht, die u be houden en verderven kan. In de groot heid zijner genade, die vergeving der zon den, eeuwige gerechtigheid en zaligheid aanbiedt, ook aan den grootste der zon daren. Gelooft gij dat? Van der Veen. KERK, BELIJDENIS, ZENDIHB. Gideon. per half jaar franco per post Enkele nnmmers 70 cent. 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God de Heere zal Hem den troon zijns vaders Davids geven En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. luk. 1 32, 33. III. De ellende was destijds by bet volk Israels zeer groot. Het land was verwoest, de goederen geroofd en de bevolking moest zich voor het speurend oog der Midianieten in holen en spelonken verbergen. De toekomst was donker, want er was niemand meer, die den strijd tegen de plunderende en roovende benden durfde aan te binden. Dit deed de herinnering aan de vorige tjjden opkomen, die beter waren geweest dan de tegenwoordige en bracht hen er toe om zich te wenden tot den levenden God, van wien het ook nu bleek, datHy een Verhoorder der gebeden is. Het eerste bewijs daarvan was, dat er een profeet onder hen optrad. Wie hy was, weten we niet. Zyn naam wordt niet eens genoemd, over zyn afkomst wordt ons geen woord gezegd, op welke wyze hy geroepen werd, weten we ook niet. Wy kennen alleen den korten inhoud zijner prediking. Zy riep in 't geheugen de groote daden des Heeren terug, gedaan om Israël uit de hand van zyn vroegere vijanden te verlossen en om hun een eigen land te gevenzy plaatste voor oogen de ernstige vermaning om geen andere goden voor des Heeren aangezicht te hebben en zy liet duidelyk uitkomen, dat Israël ongehoorzaam was geweest. Zy was derhalve zeer geschikt om licht te geven over de snoode ongerechtig heid, waaraan het volk des verbonds zich schuldig gemaakt had en om het besef van zonde te verhelderen en te verdiepen. Waar deze profeet zyne woorden gesproken heeft, is ons onbekend. Hoe hy de gelegenheid vond om zyn boodschap aan het volk te bren gen, kunnen we niet zeggen. Dit doet er voor ons ook minder toe en daarom zullen we ons niet aan allerlei gissingen wagen. Wy merken nu alleen op, dat het de gewone wyze is, waarop God ten allen tyde handelt. Israël zou waarschynlyk liever een andere boodschap hebben willen ontvangen, want het was niet aangenaam by alle ellende te moeten hooren, dat zy het zichzelf te wy ten hadden. Zy hadden zeker het aangenamer gevonden, wanneer de man hen beklaagd had en uitgeroepenwel, wel, wat hebt ge veel geleden, hoe is't moge lijk, dat een volk zoo godsdienstig en ijverig zulke rampen konden overkomen. Heeft God vergeten de belofte van zyn verbond en wil Hy niet meer genadig zyn Zoo gaat het ten minste altyd. Er zyn weinige menschen, die met den ouden dichter zeggen: De rechtvaar dige sla my en het zal olie voor myn schedel wezen. Wy willen gaarne, als wy in ellende zyn, beklaagd worden en wy meenen zelfs, dat we er in zulk een moeilijken toestand recht op hebben. Als we zoover gekomen zyn, dat we tot God roepen om uitredding uit onze nooden, dan zouden we willen, dat Hy ook aanstonds een einde aan onze moeilijkheden maakte, want we hebben immers gelezen het woord, dat Hy gesproken geeft„Roep My aan in den dag der benauwdheid en Ik zal er u uithelpen en gy zult My eeren". En Hy kan toch niet liegen en we kunnen op Zyn belofte altyd rekenen. Gelukkig, de eenige Heelmeester Israëls han delt niet met zyn volk naar hun dwaasheid en laat zich niet door een valsch medelijden van den rechten weg voeren. Wy bederven heel wat met ons medelijden, dat dikwerf niet eens dien naam verdient, omdat we het ljjden en onze medemenschen niet verstaan, maar we wenden het voor, wijl het onze eigen gemak zucht ten goede komt. Echte deernis zou ons aansporen om de oorzaak van de ellende op te sporen, teneinde ze te kunnen wegnemen. We leven in dagen, waarin veel gedaan wordt om de smarten te lenigen en de tranen te drogen en we veroordeelen het niet, want we zyn ge roepen om elkander te helpen en om elkander barmhartigheid te bewijzen. Doch als daarbij vergeten wordt, dat alle ellende een vrucht der zonde is, dan is het een pleisteren met looze kalk en de wonden worden niet genezen. Elke ellende moet ons er aan herinneren, dat een oorzaak bestaat, waarom de Heilige Israëls over zyn menschenkinderen zooveel leed doet komen, want het moet ons aldoor helderder worden, dat Hy nooit plaagt uit lust tot plagen. Men schen mogen elkander het leven zuur maken zonder dat zy daartoe eenige reden hebben, maar zoo is het niet by Hem, die zyn zon doet opgaan over boozen en goeden en die eiken dag stroomen van zegeningen voor ons doet voorkomen. Hy zal Israël redden en het weer maken tot een gelukkig volk, dat in vrijheid en blijheid leeft, een iegelijk onder zyn wynstok en vijge boom, zonder door eenigen vyand verontrust te worden, en dat met vreugde en met erken telijkheid verschijnt voor Zyn aangezicht, maar eerst zal het moeten verstaan, dat het zichzelf het ongeluk gebracht heeft, door andere goden te dienen. Hy moge de heidenen, die naar het goeddunken van hun hart wandelen, ver vullen met vroolykheid en spijze, doch Hy kan niet toestaan, dat zyn volk verre van Hem de weelde zoekt. Hen maakt Hy duidelyk, dat zy, die Hem verlaten smart op smart te vreezen hebben. Eer de tijdelijke verlossing daagt, komt er tot hen een boetgezant, die hen neerwerpt in hun schuld en die hen aantoont, dat er overvloedige reden is om hen aan hunzelf over te laten, opdat zy erkennen, dat zy geen enkele aanspraak op eenige weldaad kunnen doen gelden. Zonder dit bewustzijn zou de verlos sing, waarnaar zy uitzien, niets anders brengen dan een kortstondige verruiming, welke weldra tot het verleden behoort, dan een enkele licht straal, die voor een oogenblik de donkerheid verlichtte. Hoe mag het verheugen, dat God zyn volk meer liefheeft dan zy zichzelf hebben, want zien we dit in, dan begroeten we in de kastij ding een bewys van zyn onnaspeurlijke goed heid.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1