Een Dorpsgeschiedenis
FEUILLETON.
METHODISME en GENADEVERBOHD,
jaar geleden in ons vaderland, dat toen zuchtte
onder de heerschzucht van Napoleon, niet meer
gebeden zyn dan nu? Hoe is er toen uit de
benauwdheid geroepen tot God door rijken en
armen, door aanzienleken en geringen. Naar
mate het volk minder in 't openbaar voor zyn
gevoelen durfde uit te komen, naar die mate
storten zy hun klachten in de eenzaamheid uit.
Ja, misschien geldt het ook wel van u zelf?
Als ge dagen gekend hebt. waarin krankte
het leven van een uwer naastbestaande bedreigde,
of waarin eenig onheil u bedreigde, hebt ge
toen ook niet ijveriger gebeden dan later
Neen, we zullen niet hard oordeelen over het
oude Israël, maar erkennen, dat moelykheden
vaak noodig zijn om ons weer tot God te bren
gen. Het is een voorrecht, wanneer de nooden
dit nog maar uitwerken, wijl het een bewijs
is, dat God ons nog niet aan ons zelf overge
geven heeftanders toch zouden ze ons nog maar
verder van Hem verwijderen. Uit zich zelve
toch is de grootste ellende niet bij machte om
ons tot vernedering te brengeneer zal zij ons
hart nog meer verharden en tot onverschillig
heid leiden.
Bouma.
ZEJfDOG,
Magelang, 28 Oktober '12.
Amice.
We leven tegenwoordig hier in den kente-
ringstijd, dat wil zeggen in een tijd, die den
overgang vormt van den droge moesson naar
den regenmoesson, waarin er dag aan dag zware
regens vallen. Als het omstreeks twaalf uur
is, ziet ge de lucht betrekken en niet lang
duurt het dan of de regen valt by stroomen
neer; dat duurt dan ongeveer den geheelen
dag; maar den volgenden morgen is de lucht
weer helder en werpt het zonnetje z'n warme
stralen weer drukkend en broeiend op ons
schoone Magelang. Dan kan het ook in Ma
gelang warm zynwel geen 95 of 100 zooals
dat in Samarang en andere warme plaatsen
van Indië het geval is, maar een warmte van
85 °/o is hier dan ook geen zeldzaamheid en
verlangend zien we telkens uit naar den middag
waarin de vallende regens weer verkoeling
brengen. Van die regens kunt ge U in Hol
land geen voorstelling maken; onophoudelijk
giet het en zoo, dat ge door het geruisch van den
regen elkander haast niet verstaan kunt. Lastig
is dit als zulke regenbuien juist vallen als wy
onze godsdienstoefening hebben; het spreken
is dan zwaar en ge moet om verstaan te worden,
in onze kleine achtergalerij de stem uitzetten
alsof ge spraakt in een groot kerkgebouw.
Op 't oogenblik bedraagt de warmte 78%,
een lekkere warmte, die hier heel goed te dra
gen is; minder moet het niet worden want
dan is het voor iemand, die aan het Indische
klimaat al een beetje gewend is, al spoedig te
frisch.
Na deze inleidiug over het klimaat wil ik
voortgaan mijn indrukken te vertolken over
wat ik op onze Zendingsterreinen zag. Na
den medischen dienst hebben we in onze scholen
voor de inlanders een tweede hulpmiddel voor
den Zendingsarbeid. In hoofdzaak hebben we
behalve de kweekschool voor onze helpers, drie
soorten van scholen. In de eerste plaats hebben
we de gewone volkschool, de desaschool waar
de kinderen van den gewonen Javaan onder
wezen worden. Voorts zyn er op enkele hoofd
plaatsen van onze terreinen Hollandsch-inland-
sche scholen, waar het onderwijs in 't Hollandsch
dooe
ZELANDIA.
6) HOOFDSTUK V.
Een Ontmoeting en een Vergadering.
De gezichten zyeer hoorders teekenden een
en al belangstelling; een trek van bevreemding
by deze raadselachtige woorden was niet te
miskennen.
Donker merkte het.
„Ge ziet me verwonderd aan", vervolgde hy,
en ik moet bekennen, dat myn woorden daartoe
aanleiding geventoch zult ge me moeten
toestemmen, dat ik slechts de waarheid heb
gesproken, wanneer ge nog even wilt luisteren.
Ik mis, by al de hartelijkheid van ons saam
leven hier, toch iets, dat in myn vorige woon
plaats aanwezig was. Zooals ge weet, heb ik
ook kinderen en 't was me steeds zulk een on
waardeerbaar voorrecht ze {te kunnen zenden
naar een school, waar ze niet slechts werden
onderwezen in de zaken, die betrekking hebben
op deze wereld, maar tevens in den weg der
zaligheid. We hadden daar, myne vrienden,
een christelijke school. En die mis ik hier.
wordt gegevenen in de derde plaats Hollandsch-
inlandsche scholen waaraan een internaat ver
bonden is.
Als ik goed gezien heb, dan moet de betee-
kenis van de gewone desaschool als evangeli
satiemiddel niet hoog aangeslagen worden;
naar myn meening gaat er van deze scholen
weinig invloed uit die aan de uitbreiding van
Gods koninkrijk ten goede komt. Natuurlijk,
zulke scholen moeten er zyn, opdat de kinderen
van onze Christen-Javanen kunnen onderwezen
worden, en die kinderen niet behoeven te gaan
naar de school, die door het desabestuur is
opgericht.
De bestaansrede voor deze school is hier dus
even noodzakelijk als ze by U is voor een
Christelijke school; ze zyn het middel om te
behouden wat we hebben en ze te onttrekken
aan een invloed die verkeerd op deze kinderen
zou werken. Al zyn deze desascholen dus
even noodzakelijk als by U de Christelijke
school is, toch verwachten we er meer van;
de desaschool noemen we ook een hulpmtddel
van den Zendingsarbeid, een middel dus om
ingang te vinden by de bevolking, om voor
bereidend te werken onder de Mohammedanen
voor de prediking van het Evangelie; de de
saschool moet ook een propagandamiddel zyn
en als zoodanig is haar beteekenis gering.
De mohammedaansche kinderen toch die onze
Christelijke desascholen bezoeken, keeren na
den schooltijd weer tot hun mohammedaansche
ouders en levensmilieu terug wat op de school
aan indrukken mocht ontvangen zyn, gaat
daar weer te loor, school en gezin vormen een
tegenstellingen aangezien de invloed van het
gezin en het levensmilieu buiten de school
krachtiger werkt dan de invloed der school,
kan er menschelyk gesproken weinig van dien
arbied verwacht worden. Waarschijnlijk zou
dit anders kunnen zyn, indien onze onderwij
zers op die scholen met eenige bezieling hun
arbeid verrichtten. Van den persoon die op
de school arbeidt hangt zooveel af, maar
onze onderwijzers zyn in dat opzicht niet te
hoog aan te slaan.
Meestal nog zeer jong, is er weinig, de goede
niet te na gesproken, wat by hen op toewijding
en bezieling lijkt. Velen beschouwen hun taak
meer van den financieelen kant en van een
aandrift, die tot zoeken en lokken prikkelt
valt niet veel te bespeuren. Er valt zeker veel
ter hunner verontschuldiging op te noemen,
doch ik {wilde U alleen myn indruk van den
feitelijke toestand meedeelen en hetgeen ik
daaruit geleerd heb is dit, dat er zeer zeker
scholen opgericht moeten worden voor de kin
deren onzer Christenen, maar dat beter dan
het oprichten van zulke scholen voor moham
medaansche kinderen, tjjd en geld en krachten
kunnen besteed worden aan andere middelen
die in den arbeid der Evangelisatie meer doel
treffend blijken te zyn.
Meer waarde hecht ik aan de Hollandsch-
inlandsche scholenin de eerste plaats komen
de kinderen, die deze school bezoeken uit de
hoogste Javaansche kringen. Dan ook zyn de
onderwijskrachten betrokken uit Holland, per
sonen die zich voor den dienst der Zending
hebben overgegeven en dus in hun arbeid ge
dreven worden door de hartelijke begeerten om
aan de komst van Gods Koninkrijk mee te
werken; dat geeft toon aan zulk onderwijs en
al gaan de meesten van die kinderen na de
schooltijden evenzoo tot de inlandsche omgeving
terug, waar weer veel wordt afgebroken, wat
op school werd gebouwd, toch is er, dank zy
Donker zweeg.
De broeders keken elkaar eens aan.
Wat wou Donker?
Een Christelijke school, ja, ze verlangden
er ook naar; maar daar was hier immers geen
denken aan
Donker brak hun gedachtegang af, door te
zeggen:
„En daarom vroeg ik u nu vanavond eens
hier te komen, opdat we samen eens zouden
overleggen, wat we in dezen kunnen doen.
Had ik u te voren dit alles gezegd, zoudt ge
dan wel allen zyn gekomen en zoudt ge licht
niet gedacht hebbener komt toch niets van
Zoo heb ik u nu met listigheid gevangen."
Donker glimlachte en velen der aanwezigen
met hem. Ze konden niet ontkennen, dat hy
waarheid sprak. Met listigheid had hy hen
allen byeen weten te krijgen, maar waartoe
baatte het eigenlijk, 't Was immers toch on
mogelijk
Donker las deze gedachte op hun gelaat.
Maar hy was er opjvoorbereid.
„En nu broeders," besloot hy, „zeg nu uw
gevoelen eens!
Zooals het gemeenlijk by dergelijke gelegen
heden gaat, ging het ook hier. Niemand wilde
de eerste zyn. 't Waren grootendeels ook zeer
eenvoudige lieden, de meeste arbeiders; een
enkele stond een trapje hooger op den maat-
de innerlijke kracht van den arbeid op school,
redelijke hoop, dat er ook veel van de ontvan
gen indrukken onuitwischbaar zullen zyn en ten
goede komen aan de komst van Gods ryk.
Toch blyft het ook by dien arbeid een groot
bezwaar dat de kinderen onderworpen blyven
aan een omgeving, waar zooveel zaad weer
wordt verstikt en het schoonste middel op on
derwijsgebied zou dus zyn een school, na afloop
waarvan de kinderen niet behoeven terug te
keeren tot de inlandsche omgevingeen school
dus met internaat. Welnu, van deze soort
scholen hebben we onze terreinen er twee, die
in meer of minder verband tot onze Zending
staan. Het zyn de scholen van Juffrouw Wel-
lensiek in Djokja en de school van Horstman
in Temanggoeng. De leerlingen die daar ter
school gaan, wonen tevens by het hoofd der
school in; zy zyn zoo goed als geheel aan de
omgeving der ouderlijke woning ontrokken en
leven het leven van een Christelijk gezin. Na
afloop der schooltijden worden zy gezellig bezig
gehouden, en is er meermalen een ongezochte
aanleiding om met hen Gods Woord te be
spreken. Schoon is deze arbeid en als ge de
hoofden dier scholen hoort vertellen over de
heerlijke vruchten, die hun arbeid draagt, dan
voelt ge aanstonds dat deze soort van scholen,
naast den medischen dienst, tot de mooiste
hulpmiddelen der Zending gerekend moeten
worden. Tal van leerlingen, die op deze scholen
Jezus als hun Zaligmaker hebben leer en kennen
en na de school doorloopen te hebben, trouw
blyven in hetgeen zy hebben leeren belijden.
Aandoenlijk is het te hooren vertellen over
den innerlyken stryd die enkele van deze leer
lingen doormaakten, te hooren vertellen, hoe
zy, als het avond was, en zy zekerheid hadden
door niemand te worden beluisterd, tot de
hoofden dier scholen kwamen en het dan in
persoonlijk gesprek beleden dat zy geloofden
in Jezus en Hem liefhadden. O hoe hebben
dezulken onze voorbede noodig. Hoe moeilijk
is voor hen de toekomstvooral voor de meisjes;
straks worden ze uitgehuwelijkt tegen eigen
wil aan mohammedaansche grooten; hoe zal
het dan zyn? Zullen ze de goede belijdenis
gestand doen Gelukkig dat wy menschen
het werk Gods in de harten niet in stand hebben
te houden; dat Hy het zelf doet door zyn
Heiligen Geest.
Nu, amice, myn papier dat ik volgeschreven
heb, heeft het gewicht, door de post vastge
steld, bereikt. Ik heb nog een klein plekje
over voor de volgende meedeeling en een verzoek.
Die amice, aan wie ik deze brieven richt is
iedere Zendingsvriend in Zeeland, die met onzen
arbeid meeleeft en dien in het gebed gedenkt.
Aangezien het nu zoo de gewoonte is om
een ontvangen brief te beantwoorden zou ik
het zeer aangenaam vinden, wanneer ik zoo
nu en dan eens een schryven terug mocht
ontvangen, waarin ik op de hoogte gebracht
werd met het Zendingsleven in Zeelandwan
neer ik uit verschillende gemeenten eens een
schryven mocht ontvangen waarin my over
het Zendingsleven in de gemeente het een en
ander werd meegedeeld.
Met hartelijke groeten verblyf ik
Uw br. in Christus
A. Merkelijn.
IY.
Verdonkerd eerst en daarna geheel verdwenen
was in Engelands Staatskerk het inzicht in de
schappelyken ladder, maar overigens paste
Paulus' beschrijving van het „onedele en ver
achte" volkomen op dezen kring.
Eindelijk kwam er toch eenig leven. 'tWas
een der ouderlingen, die het woord nam.
„'t Is zeker wel wenschelyk," verklaarde hy,
„dat we ook hier zoo'n school hebben, maar
er is geen denken aan. We hebben al moeite
om onze kleine gemeente te onderhoudenwe
kunnen nog altijd niet overgaan tot het beroe
pen van een eigen leeraar en dan daarbij nog
een school het is al te bezwaarlijk."
En zeker, bezwaarlyk was het ten zeerste.
Op subsidie van rijkswege, zooals die thans
wordt verstrekt, was toen nog niet de minste
kans; zelfs niet de allergeringste steun was
van die zyde te verwachten.
Na den ouderling voerden nog eenige broe
ders het woordallen waren het er over eens,
dat men zeer zeker vurig naar een school met
den Bybel verlangde, maar dat de krachten te
klein waren om er een te verkrijgen.
„En wat zou men er in 't dorp wel van
zeggen", kwam een enkele vreesachtige er
tusschen. „En de burgemeester
„Broeders", begon boer Donker ten slotte,
„wat dat laatste betreft, weest daarop gerust.
De burgemeester zal er ons misschien niet erg
vriendelijk om aankijken, maar verder hebben
we met hem in dezen niets te maken. De
ryke beteekenis van het genadeverbond Gods
voor het religieuze leven.
De loop der reformatorische beweging was daar
een zoo gansch andere als in het een weinig
hooger gelegen Schotland, waar men by deze
heerlyke Schriftuurlijke waarheid leefde en die
bewaarde van geslacht tot geslacht, terwyl
mannen als de beroemde theoloog ThomasBoston,
die een apart werk over het genadeverbond
schreef (vertaald in het Hollandsch door Comrie)
daarby hunne gewenschte en gewaardeerde lei
ding gaven.
Te worstelen kreeg de Engelsche Kerk al
heel spoedig, gelyk trouwens dit verschijnsel
by massale volkskerken meer gezien is en nog
kan opgemerkt worden, met die elementen, die
in haar midden niet thuis hoorden èn die er
zich niet thuis gevoelden.
Om de bonte volksmassa te bereiken, ènom
de diep-ernstig gezinden in het gevly te komen,
moest in de prediking de noodzakelijkheid der
persoonlijke bekeering op den voorgrond gezet
en gehouden worden.
Het klaarste bewys, hoe dientengevolge het
genadeverbond Gods uit de gezichtskringenging
verdwijnen, kunnen wy noemen het optreden
van den ook onder ons zoo welbekenden John
Bunyan, prediker der Baptisten, wiens werken,
en met name zyn „Christenreize" altyd weer
onze diepe bewondering wekken om de fijne ont
ledingen by de symbolische voorstellingen van
het geestelijke leven, maar die de heerlyke
waarheid, dat God Zyne genade werkt in de
lyn van het genadeverbond naar zyn vrijmachtige
wyze, stilzwijgend voorbijgaan.
Zoo wy daarby nog opmerken, dat het ook
over Engelands Staatskerk steeds machtiger
wordende Rationalisme alle hooger leven gaande
weg tot versteening bracht, zoodat zy, naar
Kuypers roerende beeldspraak, meer geleek op
een praalgraf dan op een tempel des levenden
Gods, dan wordt het ons duidelijk, zoowel uit
geschiedkundig als zielkundig oogpunt, dat juist
daar het Methodisme met zyn individualistisch
karakter, zoo ruimen ingang vond en zoo grooten
opgang maakte.
Volkomen in zyn recht was het Methodisme,
toen het de heroiëke poging waagde, om door
den immer herhaalden oproep tot persoonlijke
bekeering, leven te brengen in die doodsvallei
met hare dorre doodsbeenderen.
Het bewoog zich daarby geheel in de lyn
van de Schrift, die ook telkens by een alge-
meenen afval van het Bondsvolk niet maar in
het algemeen, doch strikt-persoonlyk op be
keering des harten aandringtook in de lyn
der historie, dat temidden van een doodschen
toestand, het steeds weer de enkelingen met
hun diep-geestelyke ervaring der genade Gods
zijn, welke de levensmacht tot een voortgaande
verandering vormengelyk wy ook op onze
vaderlandsche erve in den aanvang der vorige
eeuw een soortgelijk verschijnsel gehad hebben
in den Reveil, die juist door de bekeering van
zoovele edelen en grooten van zoo gezegende
werking geweest is voor het volk hier te lande.
Ja wy moeten erkennen met het Methodisme,
dat een uiterlijk medegaan met 's Heeren Bonds
volk op het pad der gehoorzaamheid, geenszins
genoegzaam is, maar dat tot de zaligheid het
leven der waarachtige bekeering niet maar
gekend doch ook hoe langer hoe meer beoefend
moet worden; dewyl zonder die waarachtige
bekeering, er zaligheid te vinden noch te ver
wachten is.
En telkens meer, als tegenover verslapping,
wet laat ons de vrijheid een school op te richten.
Ons ontbreekt niets, dan
,Het geld, de middelen," viel één in.
,Neen," niet het geld, maar de moed des
géloofs om dit groote werk aan te vangen."
Donker zei het langzaam en met grooten
nadruk.
En was het niet zoo?
Ze moesten het allen hem toestemmen. Daar
kwam het in de eerste plaats op aan.
Broeders," hernam nogmaals Donker, „we
gaan niét vry uit in deze zaak, indien we niet
eerst hebben beproefd wat we kunnen. Lukt
het dan niet, blijkt het onmogelijk, dan eerst
mogen we ons voornemen voorloopig opgeven,
maar eer niet."
Hy sprak met grooten ernst.
„Baas Donker heeft gelyk," zei een stem.
't Was die van Kampman.
Donker knikte hem erkentelijk toe.
„En wat moeten we dan doen?" vroeg een
ander.
Er kwam een kentering in de gedachten.
Men begreep, dat men er toch maar niet
mee af zou zyn, het plan kortweg voor onmo
gelijk of onuitvoerbaar te verklaren. Donker
had de rechte snaar aangeraakt.
Wat we doen moeten? Dit. Beginnen met
de kosten te overrekenen en dan zien, of de
zaak werkelijk geheel onmogelijk zal blijken.