Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOMA, Bs. H. W. LAMAN en Ds. R. J. MN DER YEEN. 10e Jaargang. Vrijdag 13 December 1912. No. 26 UIT HET WOOR1). Luk. 1 15a. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. AB0IHEHE8TSPBUS Drnkker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. PRIJS DER iDYERTEHTIEH DE VOORLOOPER. Wondere en heerlijke woorden sprak bij het gouden reuk offeraltaar de Engel des Heeren tot den ontroerden Zacharias aangaande den zoon, dien zijne huisvrouw Elizabeth hem in den ouderdom baren zoude. Over dit kind zouden niet alleen de ouders verheugd zijn, maar velen van de kinderen Israëls zouden zich over zijne geboorte verblijden. Want, verklaart de Engel nader, hij zal groot zijn voor den Heere. In Johannes zou dus een man van be- teekenis aan Israël geschonken worden. Hij zou onder zijn volk beslist een groot man zijn. Groot, niet in wereldschen zin, alsof hij een man zou wezen van schitte rende gaven, van onmetelijke rijkdommen, van eerambten en machtsinvloed, maar groot voor den Heere. Zijne grootheid zou van zedelijken en geestelijken aard zijn, en uitsluitend gezien worden op het heilige terrein van den ambtelijken dienst des Heeren. Hij zou een man zijn, niet alleen groot in persoonlijke godsvrucht en in heilige toewijding, maar bovenal in het dragen en waarnemen van een heilig ambt en een zeldzame bediening. »Hij zou iets zijn, dat niemand onder de profeten of knechten Gods geweest was. 't Einde van de oude bedeeling en 't begin van de nieuwe. Het morgenrood vóór 't door breken der zon. De Engel, die voor Christus aangezicht den weg bereiden zou. De vriend des bruidegoms, die de bruid tot den verschenen bruidegom leiden zou. De deurwachter, van God gesteld, die den grooten Herder der schapen de deur van den schaapstal zou open doen." De Voorlooper en Wegbereider van den lang verwachten Messias. In verband met deze bediening zou zijn persoonlijk leven grootendeels naar den trant der vroegere Nazireërs zijn. Naar het woord des Engels zal hij noch wijn, noch sterken drank drinken, en zal hij met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan. In het Nazireërschap sprak zich de drang uit naar een algeheele wijding aan God, en zoo zou ook Johannes zich ten volle met al zijne gaven en krachten, met heel zijn leven dienstbaar stellen aan den God Is raëls. Niet de minste behoefte had hij aan de bezieling uit den geest der natuur, omdat hij reeds bij de toebereiding van zijn lichaam in den schoot zijner moeder bezield wordt met den Geest van God; de Heilige Geest zal hem vervullen en hem verre boven 't gewone peil van der menschen leven verheffen, zoodat hij een man zal zijn groot in woorden en werken voor het aangezicht des Heeren. Daarom zegt Jezus later aan zijne discipelen ook van hem: Voorwaar zeg Ik u, onder de genen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Dooper. Groot zal Johannes wezen in zijn amb telijke bediening en arbeid, want hij zal velen van de kinderen Israëls bekeeren tot den Heere hunnen God. Niet voor allen zal zijn komst tot zegen zijn. Niet wei nigen zullen in ongeloof zijn woord achter hunnen rug werpen en in ongehoorzaam heid hun afval van Israëls God volmaken, tot hun eeuwig verderf. Maar de Heere heeft ook in deze donkere tijden, die de komst van den Heilzon voorafgaan, zijn overblijfsel naar de verkiezing der genade, en dezen zullen tot den Heere bekeerd worden. Het woord van Johannes zal hun tot prikkelen en nagelen in de ziel worden zij zullen ontdekt worden aan hunne zonden en geestelijke ellendezij zullen naar den Heere vragen om door zijne genade getroost en verlost te wordenzij zullen door de krachtige werking des Heiligen Geestes, met welke de prediking van Johannes zal ver gezeld gaan, leeren wandelen in het geloof en de godsvrucht van Abraham, van wien zij kinderen zijn. God zal hun God zijn, en in zijn heil en genade zullen deze op rechten zich verblijden. Hunne oogen zullen den Koning zien in zijne schoonheid. Immers zal Johannes in den geest en de kracht van Elias voor het aangezicht van Israëls Messias henengaan, om te bekeeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te be reiden een toegerust volk. Niet Elias zelf zal wederkomen, zooals sommigen der Joden dachten en de Joden nu nog gelooven, maar een profeet zou onder hen opstaan, in wien de geest en de kracht van Elia zich open baren zouden, zelfs in verhoogde mate. Zoo gij het wilt aannemen, zeide Jezus van Johannes, hij is de Elias, die komen zoude. Evenals deze donderprofeet uit Achab's tijden bracht ook Johannes het woord des Heeren in hoogen ernst en met onweer staanbare kracht tot de scharen, tot volk en priester en koning, een boetgezant die niemand ontzag, aandringende in den naam Gods op bekeering, geloof en heiligmaking, dreigende met den bijl des gerichts reeds neergelegd aan den wortel des booms, maar ook de genade en de barmhartigheid des Heeren predikende, wijzende op het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Yan dezen dienstknecht zoude God zich bedienen, om te bekeeren de harten der vaderen tot de kinderen. Waar het tot bekeering kwam en vruchten voortgebracht werden, der bekeering waardig, daar open baarde zich niet alleen een persoonlijke godsvrucht, maar daar leefden de ouders ook weer in in het Woord des Heeren, daar gedachten zij dat ook het zaad den Heere heilig is, daar leidden de vaderen hunne kinderen in den weg van de vreeze des Heeren, gedachtig aan het woord dat God het Verbond met Abraham bevestigt van kind tot kind. Gods verkiezing is vrij, maar het is-voor ons zoo heerlijk te weten dat God een God des Verbonds is het mag en moet ons opwekken om voor den Heere te leven, wij, en ons huis. Oók de ongehoorzamen zouden, op de roepstem van Johannes, zich bekeeren tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen. Gods volk, het volk der rechtvaardigen, bezit in de vreeze des Heeren eene voorzichtigheid, die de zonde doet mijden en vlieden, en die leert wandelen in den rechten weg des Heeren. Dat is eene voorzichtigheid, die de Heilige Geest leert, en die ons tot vrede en zaligheid dient. Velen zouden alzoo door Johannes van hun goddeloos leven worden afgebracht, om met hun hart zich tot den Heere te bekeeren. En alzoo zou hij den Heere een toege rust volk bereiden. Niets toch is meer dienstig om een volk voor Christus toe te rusten, dan de prediking der bekeering en des geloofs. Als, onder de krachtige wer king des Heiligen Geestes, de zonde ons ontdekt en tot smart voor God geworden is, zal Christus ons onmisbaar en zeer dier baar worden. Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Niet voor allen, wij zeiden het reeds, is de komst van Johannes tot heil geweest. In het oordeel zal.hij tegen velen getuigen. Maar velen ook hebben zijn woord met blijdschap aangenomen, en zij hebben in Jezus hun Heiland gevonden, hun eenigen troost in leven en sterven. En gij, mijn lezer, laat gij u gezeggen door het woord van Johannes, dat bekrachtigd is door het getuigenis van Evangelisten en Apostelen, God bovendien mede-getuigende door tee kenen, en wonderen en menigerlei krachten en bedeelingen des Heiligen Geestes, naar zijnen wil? Vraag het u zeiven ernstig hoe gij ontvlieden zult, indien gij op zoo groote zaligheid geen acht neemt. KERK BELIJDENIS, ZENDING. Gideon. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Want hij zal groot zijn voor den Heere. Van der Veen. II. Het volk Israëls beeft zich van God afgewend en is den weg der afgoderij opgegaan. Doch daarmede waren zy nog niet van God af, die het werk Zijner handen niet varen laat. Het bleek hun op zeer duidelijke wy'ze, want de Heere gaf hen zeven jaar in de hand der Mi- dianieten. Ziehier de gevolgen van hun over treding. Die Midianieten waren een zwervend herders volk, dat talrijk was als een heirleger van sprink hanen en dat weinig voelde voor het mijn en het dijn. Gehard waren zy op hun lange tochten en vrees kenden zij niet. Zjj trokken van land tot land en vonden in uitgestrekte woestijnen een verblijf, waar zjj een tijdlang vroolijk en onbezorgd leefden van de buit, welke zij be haald hadden. Gemakkelijk waren zjj ook niet en hun hart was ook niet bijzonder gevoelig. Wij leeren hen kennen als hardvochtige lieden, die zich in 't geheel niet bekommerden om de onheilen van anderen. Zjj leefden voor zichzelf en vonden in rooftochten hun vreugde. Hoe zjj huishielden in Kanaan wordt ons zeer dui delijk geteekendAls nu de hand der Midia nieten sterk werd over Israël, maakten zich de kinderen Israëls vanwege de Midianieten de holen, die in de bergen zijn en de spelonken en de vestingen. Welk een droeve toestand. Israël kon wonen een ieder onder zyn wijnstok en vijgeboom en nu moesten zjj hun woning verlaten, omdat elk oogenblik de vijanden hen overvallen konden, en een toevlucht zoeken in de holen en de spelonken. Was dit nu een leven voor een volk, dat tot erfelijke bezitting gekregen had een land, dat van melk en honig vloeide. Stel het u eens voor, welk een ellende het verblijf iD zulke nauwe, donkere en dom pige grotten met zich bracht. Zjj waren ook verplicht om bij dag en bij nacht nog de wacht te houden, want hoe licht kon het gebeuren, dat een omzwervende bende hun spoor ontdekte en er op afkwam om hun al wat zjj nog hadden te ontnemen en vrouwen en kinderen mee te voeren. De Midianieten konden alles gebruiken en lieten aan Israël bijna niets over. Hun vee graasde elke weide af, hun kemelen verteerden alle voorraad, zelf roofden zij wat er op den akker en aan de boomen wieszjj drongen in de huizen en doorzochten kelder en kasten. Al wat waarde had, namen zij mede en nooit vroegen zjj, wat er op deze wijze van de be volking worden moest. Daarbij waren zij heer en meester in het land. Niemand waagde het om zich tegen hen te verzetten. Zjj deden wat zjj wilden en handelden geheel naar willekeur. Is het vreemd, dat Israël geheel verarmd was Hun kudden waren weg, hun huizen geplunderd, de rijksten onder hen waren tot den bedelstaf veroordeeld. Alle moed en hoop waren ten slotte verdwenen. Na den eersten inval der Midianitische scharen koesterden velen de verwachting dat zij wel spoedig weer van deze lastige indringers af zouden wezen, maar jaar na jaar ging voorbij zonder dat de vijanden het land verlieten. De ellende, welke er reeds het eerste jaar was» nam van maand tot maand toe en het was een groote moeite om zooveel te vergaderen dat zy in 't leven konden blijven. Van elke vrijheid beroofd sleepten zjj hun ellende eiken dag als een zware keten met zich mede. Zou er nooit eenige verandering komen? Zouden zy altijd in zulk een benarden toe stand moeten blijven? Het verlangen naar verlossing, dat niet bevredigd werd, deed hen denken aan hun verleden, dat nog altijd sprak van de wondere daden, welke Abrahams God vroeger had verricht. Wat had hen toch be wogen om Hem te verlaten en de Baal na te wandelen. Leerde de historie niet duidelijk, dat de afgoden wel oogen en ooren hebben maar niet zien, en hooren? Hadden zij wel ooit iets gedaan tot redding van het volk? Langzamerhand ging het oog open voor de ijdelheid der goden die zjj gediend en vereerd hadden en er kwam berouw over hun dwaas heid. Het licht ging hen op, dat er maar één God is, die wonderen kan doen en by wien er uitkomsten zijn zelfs tegen den dood. Ja, wel had Mozes uitgeroepenHeere, Gij zjjt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht Naar mate dit bewustzijn helderder en krach tiger werd, naar die mate begonnen zy zich meer te wenden tot den Machtige Jacobs. „Toen riepen de kinderen Israëls tot den Heere." Zij baden, ja zy riepen tot God. De nood deed hen bidden. Zy waren er thans van overtuigd, dat Hij alleen redden kon en zy wendden zich tot Hem met luid geroep. Oogen, welke in geen jaren zich op God gericht hadden, hieven zich omhoog; ooren die jaren lang ge sloten waren geweest voor de roepstem des Heeren, openden zich; harten, welke jaren lang geweigerd hadden om 's Heeren bevelen te gehoorzamen, bogen zich thans voor Hem in 't stof; handen, die de gaven op de afgods altaren neergelegd hadden, strekten zich naar God uit om hulp. Wat is er in die dagen veel en ernstig in die holen en spelonken ge beden en ik kan me begrijpen, dat dit reeds eenige verlichting bracht. Het is wel droevig, dat het volk des verbonds alleen door nood en ellende uitgedreven kan worden tot God. Doch wat zullen we er van zeggen Predikt de geschiedenis van ons eigen volk ons iets anders? Zou er voor honderd

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1