Ofticiëele .Berichten,
Zendingsdag 11 September.
Verantwoording van Liefdegaven.
INGEZONDEN STUKKEN.
Aan mijn vriend in Zeeland.
te Wirdum ds. J. J. Wielengate Waddingsveen;
te Driewegen cand. W. S. Pontier te Rotterdam;
te IJlstds. K. v. d. Beek te Dirkshorn.
AANGENOMEN
naar Westbroek: ds. J. Offringa te Herwjjnen
naar Haastrechtcand. B. v. HalsernateNjjeveen.
BEDANKT
voor Yelpdr. W. A. v. Es te Leeuwarden
voor Hoogkerkds. G. Kersies te Wolvega
voor Gamerends. H. L. Both te Eindhoven
voor Pieterburen, Bozum, Ambt-Vollenhove,
Noordhorn, Langerak, Wateringen, Medemblik
en voor Zuidbroekcand. B. van Halsema te
Njjeveen
voorKielwindeweerds.H.Fokkens te Dwingeloo.
Dr. P. A. E. Sillevis Smitt, van Amster
dam, en Dr. F. W. Grosheide, van Schipluiden,
hebben hunne benoeming tot Hoogleeraar aan
de Yrye Universiteit aangenomen.
Driewegen23 September 1912 Hedenavond
besloot de Kerkeraad, in combinatie met de
Kerk van Borssele, de beide gemeenten gehoord,
tot Herder en Leeraar te beroepen den Eerw.
Heer W. S. Pontier, cand. tot den H. Dienst te
Rotterdam. Verblijde ons de Heere door een
gunstigen uitslag, opdat ook dit deel van Gods
wijngaard worde bearbeid naar den eisch des
Woords. Namens den Kerkeraad,
J. Krijger.
Zonnemaire, 22 Sept. 1912. Heden werd uit
het te voren gestelde tweetal tot Herder en
Leeraar beroepen de WelEerw. Heer ds. W.
H. Bouwman van Schoonrewoerd.
Dat de Heere het hart van dezen Zijnen dienst
knecht moge neigen deze roeping op te volgen,
is de wensch en bede van kerkeraad en gemeente.
Namens den kerkeraad,
S. de Roo, Scriba.
Het stond er niet best voor, vanwege de
plasregenen. Er was waarlijk moed noodig, om
van eenigszins afgelegen plaatsen zich mee naar
Middelburg op te maken.
Gingen we dus alles behalve hoopvol op reis,
in' de Gasthuiskerk was weldra alle teleurstel
ling vergeten. De opkomst viel naar omstan
digheden mee, vooral 's namiddags, toen onge
veer 350 Zendingsvrienden het kerkgebouw
vulden (zooals gewoonlijk meerendeels van
buiten). En de goede woorden, die we mochten
hooren, wekten ons op en vergoedden rijkelijk
de opoffering, die menigeen zich getroost had.
Aangenaam was de rede van den Zendings-
deputaat uit de Classis Zierikzee, die in den
bidstond voorging.
Ds. F. Staal, van Colijnsplaat, zette, ter in
leiding van het gebed, de beteekenis uiteen
van Jesaja 49 6 „Voorts zeide HijHet is
te gering, dat gij Mjj een knecht zoudt zijn, om
op te richten de stammen Jakobs en om weder
te brengen de bewaarden in IsraëlIk heb u
ook gegeven ten licht der heidenen, om mijn
heil te zijn tot aan het einde der aarde."
Hij nam als hoofdgedachtede lastbrief van
den Vader, aan den Zoon gegeven, en van dezen
lastbrief sprekende, wilde hij wijzenle. op
den vasten grond voor ons Zendingswerk; 2e.
op de hooggestemde verwachting, die hierdoor
wordt gewekt3e. op den trouwen ijver en het
ootmoedig gebed, waartoe we worden aange
spoord.
1. In dit hoofdstuk wordt de Messias spre
kende ingevoerd. De Messias roepthoort naar
Mij. De eilanden, die worden aangesproken,
zijn de verre kusten. De volken van verre zijn
die volken, die verre zijn van de kennis des
heils. De Messias is de knecht des Heeren,
die zjjn lastbrief bij zich heeft. Hjj is van den
Vader gezonden, dus een zendeling. Daarvoor
is Hij toegerust. Maar Hy is door Israël ver
worpen. Daar klaagt Hy over by Zijnen Vader.
Zijn Vader antwoordt met vriendelijke troost
woorden. Het afgekeerde Israël zal worden we-
dergebracht. Maar dit is slechts een zeer klein
stukje van het werk. Hy is ook gegeven tot
een licht der heidenen. Dit woord is als de
hoeksteen van het fundament, waarop 't gebouw
der Zending rust.
Christus is gezonden, allereerst om op te
richten de stammen Jakobs en om weder te
brengen de bewaarden in Israël. Dus tweeërlei
werk in betrekking tot Israëloprichten en
wederbrengen. De stammen Jakobs, de be
waarden in Israël zjjn de bewaarden in de bal
lingschap. Doch hierop ziet het niet alleen.
Het reikt veel verder. Het ziet op heel het
geestelyke Israël. Velen zyn in de ballingschap
vervreemd. Dat deel zal worden teruggebracht
op den weg des levens. Daartoe bewaart de
Heere ze als Zjjn oogappel. Dit voorop, hoewel
de terugbrenging geheel van Israël niet het
eerst door Hem is te volbrengen. Israël doolt
nu rond, als gevolg van Messias-verwerping.
Eerst als de volheid der heidenen zal zjjn in
gegaan, zal gansch Israël zalig worden. Zjjn
loon zou ovenwei te gering zjjn. Daarom wordt
het goedgemaakt door een vollen oogst uit de
heidenen. Hjj is ook gegeven ten licht voor
de heidenen. Deze heerlijkheid zag de grjjze
Simeon. Dat licht kan geen heidensche wjjsheid
gevendat licht is Christus alleen. Hjj is de
volkomene zaligheid.
2. Op dezen grond hebben we goede ver
wachting. Alle heidenen zullen komen. Of is
dit valsch optimisme Die 't oppervlakkig be
ziet, zegtZendingswerk is hopeloos werk. Hoe
onbeduidend is het resultaat van dien arbeid.
De klacht wordt gehoordik heb tevergeefs
gearbeidChristus' arbeid en prediking schjjnt
waarljjk een mislukking. Aan het einde geen
kroon, maar een kruis. De Herder geslagen
de schapen verstrooid. Ook is de arbeid van
de discipelen des Heeren later vol van teleur
stellingen. Soms zou moedeloosheid komen.
Wat al beproevingen met de arbeiders. Vóór
broeder Merkeljjn kon arbeiden, trof ons reeds
de tegenspoed met zjjn gezin. Sommigen re
kenden het te duur, alsof de verovering van
Juda den prjjs niet waard is.
En toch, die tegenslag is geen wezenlijke
verhindering, zóó min als het kruis van Christus
een nederlaag was. Daar is tegenslag. Daar
is veel teleurstelling. Zóo is den arbeid onder
de Joden, heidenen en Mohammedanen. Wee-
nende word gezaaid. De zendingsakker is met
tranen doorweekt. Er schjjnt plaats te zjjn
voor de klacht, zóó heb ik dan tevergeefs ge
arbeid. Toch is het niet zóó. Na de weenende
zaaier komt de juichende maaier. De Vader
heeft gezegdIk heb u ook gegeven om mjjn
heil te zjjn tot aan het einde der aarde. De
heidenen zullen voor Jezus zjjn, ook te Magelang.
Dat maakt de uitkomst zeker.
3. Wat kan nu meer aansporen tot het Zen
dingswerk Wjj weteudoor Zjjn dienaren
vervult Hjj Zjjn woord. De Heere stoot uit.
Zóó worden de heidenen Hem ten erfdeel.
Vanwaar nu is het, dat wjj Christus kennen
mogen? Onze vaderen bogen voor hout en steen.
Wjj zjjn in het licht. Zjj waren in de duister
nis. Vanwaar? Omdat de gezanten van het
kruis onder ons het zendingswerk hebben ver
richt: een Willebrordus en Bonifacius. Deze
zjjn naar ons land gekomen. Wondere genade
GodsZeeland een erve, aan den Zoon gegeven.
Nog zjjn er zóó vele heidenen, waar Christus
nog niet het licht is. Daarom moet er Zen
dingsliefde ontwaken. Arbeiders dringen door
in Azië, Afrika enz. Maar er zjjn nog zoo
weinig arbeiders. Nog velen moeten worden
toegebracht; ook de Javanen.
Doch het werk der heiden-bekeering is niet
ons werk, maar Gods werk. God zal den was
dom geven. Wjj hebben het volle licht. In
ons land is het woord Gods. Hier de prediking,
de scholen, zóó velerlei christeljjke arbeid.
Dat moeten de heidenen ook hebben. Het was
den Vader te gering, dat alleen Israël zou
worden toegebracht. Laat het ons te gering
zjjn, dat weinigen tot het licht komen. De
vervulling zal gewisseljjk komen, door den
rotssteen, wiens werk volkomen is.
Dit zal geschieden, niet door arbeid alleen,
ook door gebed. Bidt den Heere des oogstes!
Naarmate er gebed is, naar die mate is er
overwinning. Het gebed mag onder ons geen
dag rusten. Bidt zonder ophouden. Het aan
houdende gebed zal de wereld overwinnen.
Onze God zal hooren.
Daarop ging onze broeder, als aller tolk,
voor in krachtig gebed tot God, met het oog
op den nood der heidenen, voor ons Zeeuwsch
arbeidsveld en voor onzen Zendeling.
Te 1 ure ving de namiddagsamenkomst aan
met het zingen van Psalm 86 vs. 5 en gebed.
Overeenkomstig het programma werd in de
eerste plaats het woord verleend aan ds. Nete
lenbos, die „de beteekenis van het Zendings
bevel voor onzen tjjd" schetste. Christus is de
Heer der Zending, maar Hjj gaf ons ook een
bevel tot Zending. Geljjk de Vader Christus
gezonden heeft, zoo zendt Hjj zjjne dienst
knechten. Er is in dit bevel dan ook een God
del jjk moeten. Wie dus den Christus beljjdt,
mag zich aan de Zending niet onttrekken. Maar
ze is geen koude plichtsbetrachting. Het is een
brengen van de bljjde boodschap, een roeping
der dankbaarheid, omdat we zelf geroepen zijn.
Geljjk de Heere sprak tot AbrahamIk zal u
zegenen en wees een zegen (Gen. 12 vs. 2).
En dat niet onder ons eigen volk alleen,
maar voor alle volken, voor heel de wereld.
Gods rijk moet een wereldrijk worden, dat alle
volken omspant en hemel en aarde vervult. De
prediking van geloof en bekeering kent geene
grenzen.
De Zending heeft lo. een religieuse taak,
harten te wederbaren en heel den mensch te
herscheppen. Maar ook 2o. een medische taak.
Geljjk lichaam en ziel zjjn religieuze en me
dische roeping vereenigd, waarbjj echter nimmer
vergeten mag worden, dat de laatste niet anders
dan een dienende plaats inneemt. En 3o. zjj
nog gewezen op beschaving, cultuur, zedelijk
heid, de vrucht, die het werk der Zending mede
afwerpt. Dit is niet het oogmerk der Zending,
ze mag nimmer zich verlagen tot dienares van
koloniale politiek.
Het bevel waarborgt intusschën allerminst
een glorieuse tocht. Het Evangelie wekt vy and
schap, en men verwachte dus geen vrederijk
vóór Christus' wederkomst. Dat komt eerst, als
het Maranatha zich omzet in den slotsom der
wereldhistorie. Maar we hebben te arbeiden
met alle macht, om dat einde voor te bereiden.
Finantiëel moeten we allen dit werk steunen,
maar dit is het gemakkelijkste deel. We hebben
een geestelijke roeping. Het Zendingsbevel
dringt ons tot gebed, voor den Dienaar en
voor heel het werk.
Op dit kloeke woord, dat met stille aandacht
werd aangehoord, volgde een niet minder dege
lijk betoog van ds. Pol met het onderwerp
„Geloof, liefde en hoop als Zendingsmotieven
Op de vraag, waarom het moeieljjk werk der
Zending zal worden voortgezet, moet allereerst
het antwoord luidenGod wil hetHet is
plicht der gehoorzaamheid. Maar ook het chris
telijk leven vereischt het. Het Zendingswerk
behoort tot de ontplooiing van het geestelijk
leven. Geljjk de geuren van de bloemen op den
adem des winds ver in het rond worden uit
gedragen, zoo openbaart zich tot verre heen de
werking der genadegeloof, liefde en hoop.
Het geloof, dat tot symbool heeft het kruis,
de hope, afgebeeld in het anker, en de liefde,
waarin beide kruis en anker vereenigd zijn.
Die het geloof deelachtig is, wordt gedrongen
als een beljjder des geloofs Gods naam te ver
heerlijken. En het begeert niet alleen in zjjn
omgeving, maar ook tot in de duistere heiden
wereld die naam des Heeren te zien groot ge
maakt. Het geloof betoont zjjn wereldverwin-
nend^karakter.
Wie geen jjver heeft voor de Zending, hoe
zou hjj het geloof kunnen bezitten? Wjj hebben
mannen en vrouwen noodig, die als de apos
telen zeggenwe kunnen niet nalaten te spreken
in den naam van Christus.
Niet minder onmisbaar is de liefde, de band
der volmaaktheid. Is het de aard van het ge
loof te belijden, de liefde geeft zich, om anderen
te redden. Wie ontfermd is, is ook vol ontferming
over anderen. Beschamend was het woord van
een heidin tot een zendeling. Op haar vraag,
hoe lang het geleden was, dat Jezus Christus
was gekomen, werd haar geantwoordomtrent
2000 jaar. En daarop sprak ze: Maar dan kan
uw boodschap niet waar zjjn, want indien die
liefde zoo groot ware, zou men geen 2000 jaar
gewacht hebben om ons te zoeken. Het Evan
gelie van den haat maakt nog propaganda
hoeveel te meer dient dan het Evangelie der
liefde in ons werkzaam te zjjn.
En hetzelfde geldt van de Christeljjke hope,
die haar blik opheft naar de toekomst. Christus,
de Bruidegom, komt niet, of het Evangelie
moet aan alle volken gepredikt zjjn. Zou de
Bruid des Lams dan niet arbeiden met alle
kracht, om den dag der glorie voor te bereiden
Zjj er dan veel geloof, liefde en hoop. Dat
is de beste polemiek tegen het ongeloof en de
beste apologie van de waarheid der Schrift.
Een korte pauze, na deze beide referaten
gehouden, gaf de broeders en zusters gelegen
heid, zich wat te ontspannen, om met nieuwe
lust zich tot luisteren te zetten naar de twee
laatste sprekers.
Ds. Lammertsma kwam voor den dag met
een goed uitgewerkte beschouwing van de
Zending in het licht van de hoofdsom van
Gods wet."
Verbljjdend is de Zendingsijver onder ons.
Er is toename in krachtsontwikkeling. Toch
is de liefde voor de Zending over het algemeen
nog niet diep en openbaart ze zich nog niet
genoeg in plaatselijke actie. Men lette daarom
op de hoofdsom van 'sHeeren wet: „Gjj zult
liefhebben den Heere, Uwen God, met geheel
uw verstand" en „gjj zult uwen naasten lief
hebben als uzelven". De wet onderstelt ware
zelfliefde, die doet zeggen, dat in God al ons
heil is, voor ons, in gemeenschap met ons
geslacht, met ons volk, met de volkeren der
wereld. Daarom kan een Christen niet tevreden
zjjn met de redding van zich en zjjn zaad, maar
weet hjj ook van Zendingsjjver. Ware zelf
liefde prikkelt tot vermeerdering van de kennis
aangaande de wereld der heidenen. Die kennis
zal eigen onschatbaar voorrecht des te meer
doen beseffen. Maar dezelfde liefde zal ook
de hand ter behoudenis uitstrekken. Ze kent
haar plicht. Als de heidenwereld ter christia-
niseering onder de christenen verdeeld wordt,
krjjgt elk zjjn eigen terrein, waarvoor hjj ver
antwoordelijk is. En in den weg van nauwgezette
plichtsbetrachting wordt vermeerdering van
eigen geluk verkregen.
Het secundair beginsel der wet is liefde tot
den naaste. De naaste was voor den Israëliet
zjjn volksgenoot. Hjj had niet te rekenen met
de volkeren der wereld, maar wel met de door
God gelegde betrekking tusschen Israël en
Egypte (Deut. 23 vs. 7). Deze les mogen wjj niet
vergeten. God heeft' Nederland en Insulinde
verbonden. Vandaar onze bizondere roeping je
gens Indië, uiterlijk zoo schoon, maar geeste
lijk liggende in vreeseljjke ellende. Een roeping
naar Goddelijke ordinantie, die den gang der
historie heeft geleid. Zoo zullen we dan de
vaandelen onzes Gods opsteken in den naam
onzes Gods, ter kerstening van Java. Maar de
krachtigste drijfveer is het primair beginsel der
wetliefde tot God. Zelfliefde is een persoonlijke
beweegreden. Liefde tot den naaste is een soci
aal motief. Liefde tot God is zuiver religieus.
God is om Zjjns zelfswil beminnenswaard. De
liefde tot God doet ons worstelen met de vraag
hoe wordt de gansche wereld dienstbaar ge
maakt aan de glorie des Heeren Ze doet ons
uitgaan met de belijdenis van den drie-eenigen
God: Ik geloof in God den Vader in Jezus
Christus, Zjjn eeniggeboren Zoon, onzen Heere
in den Heiligen Geest.
De Javanen en wjj staan nu nog tegenover el
kander. Elk trekt nog op onder 'n eigen Koning.
Maar het geloof zegtdat zal anders worden.
Geve God, dat mede door onze krachtige actie de
ware samenbinding van de Javanen en ons
spoedig moge gezien worden. Dat we samen
den naam onzes Gods roemen en prjjzen in
woord en wandel.
De laatste spreker, Ds. van Loon, sloot de
rjj met een pakkend slotwoord van opwekking
tot ootmoedigen dank en tot kinderlijk geloofs
vertrouwen.
Wat we begeerden, hebben we aanvankelijk
verkregen: een eigen Zending, een eigen Zen
dingskerk, een eigen Zendingsterrein, een eigen
missionairen Dienaar. De vreeze is beschaamd,
de bezwaren zjjn overgenomen.
Maar onze dank zjj ootmoedig. Zeeland stond
eertjjds met Holland vooraan in het Zendings
werk. Vooral Walcheren, met name door den
arbeid van ds. Wallaeus te Middelburg in bond
met Plancius te Amsterdam. Maar nu kwamen
we achteraan, ofschoon onze financieele draag
kracht niet de minste is en de beginselen van
den Zendingsarbeid op Zeeuwschen bodem zjjn
vastgesteld. En hebben we nu met de hand
des geloofs den berg van bezwaren in de zee
geworpen het is Gods gave, zoodat we alleen
in den Heere mogen roemen.
Maar zjj er ook geloovig vertrouwen. Het
werk is moeieljjk en brengt teleurstellingen.
ToenPaulus na aanvankeljjken zegen te Corinthe
de broeders Silas en Timotheus te hulp ge
kregen had, werden de moeieljjkheden grooter
inplaats van kleiner.De vrucht van het Zen
dingswerk is klein, waar na 50 jaar arbeid nog
niet ééne kerk is geplant. Zjj er dan lijdzaam
heid. Naarmate de veer neergedrukt wordt,
springe ze hooger op in toewijding, gebed,
arbeid en offervaardigheid.
De Scriba eindigde deze samenkomst met
dankgebed, nadat met een enkel woord hulde
gebracht was aan allen, die tot het welslagen
van dezen Zendingsdag hadden meegewerkt.
J. H. Lammertsma.
G. Doekes.
Middelburg A. Met vriendeljjken dank meldt
ondergeteekende de ontvangst van f10,van
een hardhoorenden broeder, die dankbaar ge
bruik maakt van de Kerktelefoon.
W. A. de Rijcke.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
(Slot)
Waarde Vriend!
Ons hart moet het Evangelie en de prediking
van den levenden Christus; en ons geheiligd,
geloovig verstand heeft behoefte aan de een
voudige, klare, practicale verklaring van het
woord onzes Gods, waarbjj wjj leven kunnen
en handelen, opdat wjj weten zouden den wil
van onzen God.
Preeken hebben waarde naarmate zjj van
Christus spreken en op Hem doelen. Een
Evangelie zonder Christus is dan ook geen
Evangelie, kan geen Evangelie zjjn, laat het
hart koud, de ziel onbevredigd en het leven
arm. Ik geloof, dat een Evangelie zonder
Christus, den duivelen stof tot vrooljjkheid
geeft, want de duivelen zjjn Christus vjjandig
gezind, zijn dils ook vjjanden van Zjjn Evangelie.
Christus in den mensch, het Evangelie in
de ziel, dat is het heerljjk, onschatbaar geheim
van het leven van den waren Christen; dat is
de hemel reeds op aarde; dat is zjjn zaligst
gelukvoorsmaak van het onzegbaar heerljjke,
dat voor hem is bereid.
Zeker is het, dat, als Jezus Christus, de
Heiland van zondaren gewikkeld wordt in een
net van dogmatieke prediking, de schoonheid
van een eenvoudige Christus prediking wel
wat wazig wordt. Dat sommige Christenen
klagen over de geleerde wjjze van prediken
van sommige leeraars, moeten we niet als las
terpraat ter zjjde schuiven. Minder geleerdheid
op den kansel, laat dat voor de studeerkamer
of voor aparte wetenschappelijke vergaderingen
blijvenmeer eenvoud in de prediking en
vooral Evangelieprediking, zou zeker het gees-