Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds.L. BOOHi, Ds. H. W. LiMil en Os. R. i. ¥AM DER TEER. 10e Jaargang. Vrijdag 13 September 1912. No. 13 UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1BOOEMEITSPRUS Drnkker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iD YERTERTIEH VERVULD MET VRUCHTEN DER GERECHTIGHEID. De ware christen staat niet alleen naar zuiverheid der leer, maar ook naar vro migheid des levens. Deze twee zijn door God in zijn heilig Woord samengevoegd, en kunnen door niemand gescheiden wor den, tenzij dan met verbeurte van den christennaam en met prijsgeving van de hope der eeuwige zaligheid. Want het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegelDe Heere kent degenen, die de zijnen zijn, en Een iegelijk, die den naam van Christus noemt, sta af van ongerech tigheid. Vooral in onze dagen mag dit in her innering worden gebracht. Eenerzijds wordt gevonden een toespitsen der leer, een pijn lijke zorgvuldigheid om tot in de jota's en tittels gereformeerd te zijn, een zweren bij dogma's en beginselen. Maar ook anders- zijds kan opgemerkt worden een slapheid in het geestelijke, een verwatering en ver wereldlijking van het christelijke leven, een gebrek in de oefening der waarach tige liefde en een traagheid in het doen van goede werken. Daarom moet ons steeds het woord van den Heiland op de con sciëntie gebonden zijn, dat niet »de Heere Heere-roepers ingaan in het koninkrijk, maar alleen zij die den wil doen des "Vaders, die in de hemelen is. En dit is de wil des Vaders, zeker, dat wij geloo- ven in Hem, dien Hij gezonden heeft, maar dan zóó, dat ons geloof openbaar en ge rechtvaardigd wordt door goede werken, dat wij staan naar en vervuld worden met vruchten der gerechtigheid. De gerechtigheid, die Gods volks in Christus heeft, is wel vóór alles een toegere kende gerechtigheid, welker schat en rijk dom met vertroosting gekend wordt in de vergevigg der zonden en de toezegging des eeuwigen levens. Maar hierbij moet vastgehouden, dat de gerechtigheid des geloofs in Christus evenzeer is een levende wortel van goede werken. Immers, wie in Christus is, met Hem vereenigd en ge meenschap met Hem oefenende, die heeft deel aan al de schatten en weldaden van Christus. Ook dus aan den Heiligen Geest, dien Hij verworven heeft. En het is die Geest van Christus, die in ons werkt de vruchten der gerechtigheid. Hij toch ver nieuwt het hart en heiligt het leven, Hij werkt de godzaligheid, de vromigheid en de nieuwe gehoorzaamheid, Hij doet den levenden wortel der gerechtigheid vrucht dragen, die overvloedig in ons is door Christus Jezus. Want door den Heiligen Geest zijn wij geworden desgenen, die van de dooden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht dragen zouden. Voor zulken, die in Christus Jezus zijn, is er geene verdoe menis meer, maar zij dragen dan ook het heilig merkteeken, dat zij niet meer naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest. Zij zijn gerechtvaardigd, maar ook geheiligd. De rechtvaardigheid des geloofs brengt haar vrucht voort in de heiligma king des levens. Beide zijn uit Christus. Beide worden ons geschonken door den Heiligen Geest. Beide dienen om grootte maken den naam van onzen God. Met vruchten nu der gerechtigheid zul len de geloovigen vervuld worden. De heilige Apostel vergelijkt hen met boomen, die in gerechtigheid hun wortel hebben, en in goede werken hunne vrucht dienen te dragen. Maar dan vrucht in overvloed en volheid. Niet hier en daar een enkele vrucht aan de takken, maar alle takken wel voorzien en rijk beladen. Dit is toch naar de natuur van den goeden boom die siert zich niet enkel met bladeren, of doet slechts bloesem zien, maar die brengt ook rijkelijk de edele vrucht voort. Zoo teekent David in den eersten psalm de rechtvaardigen zij zijn als boomen, die geplant zijn aan waterbeken, en die hunne vrucht geven op hunnen tijd. En in psalm twee en negentig zegt hij andermaal: De rechtvaardige zal groeien als een palm boom, als een cederboom op Libanon die in het huis des Heeren geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voor hoven Gods. In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragenzij zullen vet en groen zijn. In gelijken zin ook zegt Jezus aangaande den Vader tot zijne dis cipelen Alle rank, die in mij geene vrucht draagt, die neemt Hij wegen allo rank, die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht dragehierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt. En ook het woord van den hierboven staanden tekst is niet anders dan een bede van Paulus voor de Philippensen, om in de genade der heiligmaking toe te nemen. Trouwens alle gemeenten en alle geloo vigen werden steeds door hem opgewekt om naarstig te zijn in de liefde en de goede werken. Naar waarheid kon hij aan de Colossensen schrijven Wij vermanen een iegelijken mensch en wij leeren eenen iegelijken mensch, opdat wij zouden een iegelijken mensch volmaakt stellen in Christus Jezuswaartoe ik ook arbeide, strijdende naar zijne werking, die in mij werkt met kracht. Zoo bidt Paulus, en zoo behoort het te zijn bij Gods volk zij moeten vervuld zijn met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en prijs Godes. Gods oprechte volk is geen vijand van goede werken, want het is onmoge lijk, dat, zoo wie Christus door een waar achtig geloof ingeplant is, niet zoude voort brengen vruchten der dankbaarheid. Als de boom goed is, wordt dit gekend en ge zien uit de vrucht en de veelheid der vrucht. Daarom mogen zij, die geene vruchten der gerechtigheid voortbrengen, zich wel ernstig onderzoeken. Van nature zijn wij allen doode boomenvan ons geldt, wat Jezus eens tot den vijgeboom sprakuit u geen vrucht meer in der eeuwigheid. Indien wij niet tot Christus komen, en op Hem, den groenen olijfboom worden ge ënt, dan blijven wij geestelijk onvrucht baar, en zullen eens tot niets anders deugen, dan als brandhout in het eeuwige vuur geworpen te worden. Wat echier bovenmate treurig mag ge- heeten worden, is dit, dat velen wel den naam van Christus noemen, maar daarbij niet de gerechtigheid des levens zoeken. Naamchristenen en mondbelijders, die echter aan den Heere Jezus geen deel hebben, want zij roemen Hem wel met den mond, maar zij verloochenen Hem met de werken. En zulken zijn er zoo velen in onze dagen. Soms ook nog vertoonende de gedaante der godzaligheid, maar de kracht daarvan verloochenende, door hun zondig, onheilig, wereldsch leven. Schand vlekken voor de gemeente GodsGods heiligen naam tot smaadheid en oneere. Indien ge u niet bekeert, dan zult ge met de goddeloozen vergaan, want het Konink rijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in de kracht des Geestes. Zoeken we daarom onze heilige belij denis met goede werken te rechtvaardigen. De liefde Gods, die zich in Christus aan alle levendgemaakten verheerlijkt heeft, dringe daartoe. Wie heeft meer aanspraak op uwe liefde, op uw hart en leven, dan Hij, die u liefgehad heeft met eene vol maakte liefde, en die u verlost heeft van den toekomenden toorn Bedenk het dan, dat gij een spruit zijt zijner plantingen, een werk zijner handen, opdat Hij verheer lijkt worde. Jaagt in uw leven den vrede na en de heiligmaking, zonder welke nie mand den Heere zien zal. En blijve het steeds uw bede Leer mij naar Uw wil te hand'len, 'k Zal dan in uw waarheid wand'len Neig mijn hart, en voeg het saam Tot de vrees van Uwen naam. Heer, mijn God, ik zal U loven, Heffe 't gansche hart naar boven 'k Zal Uw naam en majesteit, Eeren tot in eeuwigheid. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. De buitengewone Generale Synode. Niet voordeelig. per half jaar franco per post Knkele nummers 70 cent. 3 cent" MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Vervuld met vruchten der gerech tigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en prijs Godes. philipp. 1 11. Van der Veen. De buitengewone generale synode dergeref. kerken in Nederland hield verleden Dinsdag in Den Haag haar tweede zitting. Doordien de beide broeders dr. Aalders en dr. De Moor bedankt hadden voor hunne benoeming tot Professor aan de Theol. School te Kampen, was het noodig geworden, dat de synode nog eens samenkwam. De vergadering duurde ditmaal zeer kort. Nadat op advies van den praeses besloten was niet in te gaan op het voorstel van de Classis Utrecht, dat bedoelde niet opnieuw tot benoeming over te gaan maar nog eens te beproeven om verband te brengen tusscben de Theol. Faculteit der vrije univer siteit en de Theol. school, was de eigenlijke arbeid spoedig verricht. De Sqnode keurde de voordracht door Curatoren gedaan goed en koos tot Professor in de O. Test. vakken ds. Ridderbos en voor het vijfde professoraat ds. Wielenga. De eerste is een jonge man, die pas van Meppel naar Bnssnm vertrokken is en die door zijn dissertatie en andere geschriften een goeden naam heeft. De laatste is predikant te Am sterdam en heeft door onderscheiden werken getoond wetenschappelijke gaven te bezitten. Het is te hopen dat deze mannen vrijmoe digheid mogen vinden om de gewichtige taak waartoe zjj geroepen werden te aanvaarden. Het bedanken van de eerste benoemden heeft reeds aanleiding gegeven tot allerlei geruchten en besprekingen. Maar vooral zou het in het belang van de school zijn, dat daar weldra een behoorlijk aantal mannen is om nuttig te arbeiden aan het heerlijk werk ter opleiding van een deel onzer aanstaande predikanten. Laat ieder die verstand van kermen heeft, deze ernstige zaak in 's Heeren handen leggen. Een jaar geleden werd er veel geklaagd over de aanhoudende warmte. Eiken morgen ver rees de zon aan een helderen hemel en straalde wijd en zijd haar licht en warmte uit. De landen zagen er dor en doodsch uit en reeds in Augustus lieten onderscheiden boomen hunne bladeren vallen, welke onder de voeten kraakten. Slooten en poelen droogden uit en er was ge brek aan water voor het vee. Het was een droef gezicht die brandende zon aan een wolke- loozen hemel boven een aarde, die smachtte naar malsche droppelen. De uitkomst heeft echter bewezen, dat de klaagtonen veelal niet gegrond waren. De landman was na de in zameling van de vruchten des velds zeer voldaan, want de oogst loonde rijk en mild de moeite van den arbeid. Wat er gegroeid en gerijpt was, bleek van uitstekende hoedanigheid te zijn en de prijzen waren voortreffelijk. De sombere voorzeggingen van velen gingen Gode zij dank niet in vervulling en wij kwamen den winter door zonder al te lange zorg. In streken waar de bevolking hoofdzakelijk leefde van de veeteelt, was het minder goed. Er was weinig gras voor rund en schaap en daarbij leed het vee veel aan mond- en klauwzeer. De zomer, die thans bjjna voorbij is, is haast het tegenovergestelde geweest. Met uitzonde ring van enkele zeer warme en drukkende dagen was het weder koel en soms, het jaargetij in aanmerking genomen, koud. Meestal was de lucht donker en somber. Er zijn weinige dagen geweest, die geheel helder en zonnig waren. De regen viel vaak bjj stroomen uit de wolken. Overal waren de slooten vol en het water stond hoog tegen de polderdijken. De molens waren niet hij machte om het overtollige water te verwijderen. De bodem werd hier en daar zeer drassig. Het vee stond kleumend bij elkander en zag er tegen op om zich neer te leggen op den killen en natten grond. Enkele dijken be<- zweken voor den krachtigen aandrang van het water, waardoor de weilanden herschapen werden in een meer. Nog is er overvloed van gras, zoodat het vee ruimschoots voedsel vinden kan, maar in oorden, waar de tweede snede nog een groot deel hooi in de schuren kan brengen, ging deze verwachting in teleurstelling over. Ook som-, mige vruchten des velds hebben veel geleden en lijden nog, zoodat de opbrengst in vele op zichten tegenvalt. Wij kunnen dus wel begrijpen'"dat menigeen klaagt. Doch het zou nog beter zijn, indien de menschenkinderen nog iets anders er uit leerden. De mensch streeft er naar en dit veroordeelen we niet om zijn macht over de natuur uit te breiden. Steeds is hij er al meer op bedacht om de aarde aan zich dienst baar te maken. En dit mag hij. Doch velen vergeten, dat we geheel afhankelijk zijn van het alwijs bestuur des Almachtigen. Zij leven, alsof zij zelf alles in hun hand hebben, alsof zij alles dwingen kunnen, zooals zij het ver kiezen. Hoe duidelijk echter komt het in de de beide laatste zomers uit, dat God alleen aan het schepsel spijze geeft te Zijner tijd. Het moet alles op Hem wachten en dies moet ook alles tot Hem omhoog zien. Zoolang Hij alleen de zon doet opgaan, en den regen doet

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1