Weekblad 'voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redaetie van: Ds.L. BOUMA, Os. H W. LAMAH en Os. R. i. TAB DER VEER. 10e Jaargang Vrijdag 23 Augustus 1912 No. 10 UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drukker-Oityever D LITTOOIJ MTDDELPURQ Az. PRIJS DER ADVERTENTIE! VERTROOSTING EN VERSTERKING. In den heiligen dienst van Gods knechten gaan de prediking en het gebed samen. De Heere heeft ze bijeen gevoegd, en rechte dienaren scheiden deze twee nimmer. 'Zoo hoort ge de Apostelen dan ook zeggen: "Wij zullen volharden in het gebed en in de bediening des Woords (Hand. 6:4 En ook in bovenstaande tekst ziet ge, dat Paulus, nadat hij 't Woord aan de Thes- salonicensen bediend, en met vele en be wegelijke vermaningen hen verwakkerd had, het zaaisel des Woords besproeit met de wateren desgebeds. Voor de getrouwe dienaren tot opmerking en ter navolging! Paulus richt zijn bede tot onzen Heere Jezus Christus zelfen onzen God en Vader. De Zaligmaker gaat hier voorop, als Mid delaar. Door Hem hebben wij de vrijmoe digheid in het gebed, en den toegang met vertrouwen. Hij, die op Golgotha voor onze zonden gestorven is, heeft ons dit koninklijke woord gelatenAl wat gij den Vader bidden zult in mijnen naam, dat zal Hij u geven, opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde. En wie nu Jezus in geloof aankleeft, en daarom Hem »onzen" Heere Jezus Christus noemt, die gaat met alle heiligen geduriglijk tot den troon der genade, om daar in zijnen naam biddend het »Abba, Vader" op de lippen te nemen. Want door Christus is God a onze God en Vader." In Hem was God de wereld met zich zeiven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende. De klove tusschen zijn heilig Wezen en den zondaar is ge dempt, de vervreemding heeft opgehouden, de schuldige wordt aangezien met vergevend oog, en die een kind des duivels zich be lijden moest, wordt een kind van God gesteld, dat in Gods rijke Vaderliefde zich verblijden mag. Want zoo velen Christus aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, name lijk, die in zijn naam gelooven. Tot dezen God en Vader zag Paulus met vrijmoedigheid op, om voor de ge- loovigen te Thessalonica heil te vragen. Immers mocht hij zeggen: Die^ons heeft liefgehaden gegeven heeft eene eeuwige vertroosting en goede hope en genade. Het is niets vreemds, dat in het hart van Gods kinderen twijfelingen gevonden worden. Indien ze daarin van zelf niet opkomen uit den boozen en ongeloovigen ondergrond, dan zaait de duivel het zaad des twijfels er wel in, met milde hand. Deze twijfe lingen hebben echter maar zelden betrek king op Gods macht, doch gaan meestal over Gods willende liefde. Zou God wel willen? Zou Hij ons wel willen geven, wat wij Hem vragen? Zulke vragen, en dan in menigte, ryzen er vaak op in het schuldig zich voelend harte. Maar Paulus ruimt deze bezwaren en twijfelingen uit den weg. Juist in zijn gebed herinnert hij aan de liefde, waarmede God ons heeft liefgehad. En deze liefde is even groot als vrij, zij is onveranderlijk en eeuwig, een gansch zeer milde en overvloeiende fontein van alle zegeningen en goeden. Zouden wij dan van God niet mogen ver wachten, wat wij in onze armoede en ellende van Hem bidden? O, gij arm harte, gij behoeft uw God niet te bewegen tot uwe hulpe, maar Hij was in zich zeiven bewogen en Hij is tot in alle eeuwigheid bewogen over elk, die Hem in Christus als Vader aanroept. Trouwens, Hij heeft u dan ook reeds ge geven »een eeuwige vertroosting". Niet maar blijken van zijn gemeene gunst en liefde, in welke alle schepselen zich mogen ver heugen, want de Heere onderhoudt men- schen en beesten. Niet maar zulke ver troostingen als die, waardoor God, naar zijne groote goedertierenheid, op aarde dikwijls de tranen van menschenkinderen droogt, en welke vertroostingen toch maar voor een tijd zijn, en met den dood op houden. Neen, maar een eeuwige vertroos ting, heeft God zijn volk gegeven. De ver troosting, die er voor hen ligt in de be lofte van het eeuwige leven, waarin de schatten der zaligheid zijn. Het is waar, dat het gezicht op die vertroosting niet altijd even helder is, maar dan blijft het recht op die vertroosting hun toch ge waarborgd in Gods beloften, die niet lie gen kunnen. Het kan ook wel gebeuren, dat de genieting van die vertroosting in sommige tijden gering is, maar dan blijft hare verwachting desalniettemin toch vast en zeker, want Christus heeft het leven met zijn dood voor hen verworven. Zij zijn door den Heere onder de belofte be sloten Zalig zijn ze, die treuren, want zij zullen vertroost worden. De tijd komt zeker en gewis, waarin het woord vervuld zal worden aMaar 't vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wensch verkrijgen Want God heeft hun gegeven »een goede hope in genade". Het geloof heeft de hope tot dochter, en daarom leeft Gods kind niet enkel bij 't geen de Heere in dit leven belieft te geven, maar ook in de verwachting van het heil, dat nu nog niet geopenbaard is. Een goede hope heeft Gods volk, want groote, onuitsprekelijke, zalige dingen zullen zij erven. Petrus spreekt van een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelij ke erfenis, die in de he melen bewaard is voor u. Het vooruit zicht van dat heil werkt blijdschap, vrede, heiligheid en vertroosting, waarbij de ziel zich rijk in God kent. Een goede hope ook hierom, omdat de zaak, die zij verwachten zoo vast en zeker is. De schat is in dè hemelen weggelegd, en zij zeiven worden in de kracht Gods bewaard, door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is om geopen baard te worden in den laatsten tijd. Een goede hope ain genade". Ja, dat mocht Paulus er wel aan toevoegen. Wat hebben wij anders voor grond op hope en vertroosting, dan genade? De zonde heeft alle verwachting voor ons bij den wortel afgesneden en dat wij nu koningskinde ren en erfgenamen des eeuwigen levens zijn, dat is alleen in genade, door genade en uit genade. Om die genade zal God van zijn volk tot in eeuwigheid ontvangen aanbidding, eer en dankbre lofgezangen Is het wonder, dat de Apostel, door de reeds van God ontvangene gaven, sterk is in het geloof, dat God ons schenken zal wat hij biddend voor de Thessalonicensen vraagt? Die God, zoo bidt hij, vertrooste uwe hartenen versterke u in alle goed woord en werk". Onder de verwachting van veel afval en daarmee gepaard gaande verdrukking, mocht God in zijne teedere gunst hen troosten. Dan zou hun hope op God zijn, en bij alles dat komen wilde, zouden hunne harten in den Heere gerust blijven. En bij de hitte ook der beproe ving en het blaken der vijandschap, mocht de Heere hen met kracht versterken. Versterken in alle goed woord en werk. In het woord der waarheid en het werk der gerechtigheid. God en Christus eer bewijzende met het belijdende woord en den godzaligen wandel. Dan zou ook deze sterking in genade hun een goede grond van vertroosting zijn, totdat ze eindelijk, in heiligheid en zaligheid volmaakt, staan zouden voor den troon van God en het Lam. Welk een uitnemende voorbedeEen voorbeeld voor Gods knechten om na te volgen. Moge 'took de begeerte van onze ziele zijn in die voorbede begrepen te zijn. Want het heil wordt voor de rechtvaar digen gevraagd. Maar die de vreeze des Heeren verachten, zullen er buiten zijn. Voor hen geene vertroosting, maar een groote toorn en een vlammend gericht. Kiest u dan heden, wien gij dienen zult KERK, BELIJDENIS, ZENDIN6. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. En onze Heere Jezus Qhristus zelf, en onze God en Vader, die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft eene eeuwige vertroosting en goede hope in genade, vertrooste uwe harten, e"n versterke u in alle goed woord en werk. 2 Thessal. 2 16, 17. Van der Veen. Onbetrouwbaar. Het is zoo vaak en zoo duidelijk gezegd, dat het wel overbodig moest zyn om het te her halen, maar er zy'n vooroordeelen zoo taai, dat het noodig blijft om er voortdurend op te wy- zen. Zijn we bang voor de wetenschap? Heb ben we vrees voor wat zy werkelijk aan 't licht brengt? Sluiten we ons oog voor de heerlijke resultaten, waartoe zy reeds is gekomen? Het is vaak beweerd, maar ook even vaak weer legd. Doch het helpt nog niet genoeg, want altijd duiken deze praatjes weer op. Hoe dit komt? Wel er blijft altyd verwar ring. Als de wetenschappelijke mannen met groote kracht zeggen, dat dit waar en dat onwaar is, dan zyn we niet dadelijk gereed om het voor goede munt aan te nemen, want het gelooven op menschelyk gezag is ons vreemd. Daar houden we nu eenmaal niet van. Wy zingen niet mee in koor. En dit is niet beris pelijk. Wy hebben het reeds zoo dikwijls be leefd, dat vandaag iets als vaststaande waar heid gold morgen van alle kanten tegenge sproken werd. Dat was reeds zoo in de dagen van Salomo, want als deze met een nieuwe vondst kwam aandragen, dan was gene er by om de zaak te onderzoeken en dan bleek het menigmaal, dat de nieuwe vondst enkel in de verbeelding bestond. Maar toen hinderde dit niet zooveel als nu. Er waren destijds geen nieuwsbladen, geen brochures en maar enkele boeken en daarom werden zulke meeningen niet zoover verspreid, als tegenwoordig. Thans evenwel brengt de drukpers alles ryp en groen onder het bereik van allen. En daarom is er voorzichtigheid noodig en kan het niet ver- keerd zyn, wanneer men eens wacht met iets aan te nemen. Het is toch best mogelijk, dat het niets anders is dan een waan van den dag. Waarvoor wy wel bang zyn? Yoor alle overhaaste besluiten, ook voor die, welke schyn- baar afgeleid zyn uit bepaalde gegevens. Wy weten toch, dat het menschelyk is om te dwa len. Wy gelooven nu eenmaal niet in de on feilbaarheid van den paus, maar evenmin in de onfeilbaarheid van wetenschappelyke man nen. Wie ons bewegen wil om de onfeilbaar heid van de H. Schrift uit te ruilen voor de zoogenaamde dogma's der wetenschap, klopt aan een doovemansdeur. Daarvoor zyn we niet te vinden. Wy buigen in ootmoed het hoofd voor het woord der profeten en apostelen, niet omdat zy uit zich zelf zooveel beter en wijzer waren, neen, maar omdat het heilige mannen waren, die door den H. Geest gedreven werden. Aanleiding om deze dingen nog eens te schry- ven kreeg ik door de lezing van een artikel over „De moderne theorieën omtrent den ouderdom der aarde, voorkomende in „Wetenschappelyke Bladen". Het begin neem ik hier over: „Wie by den tegenwoordigen stand der we tenschap de waarschijnlijkheid der theorieën over dit belangrijk cosmisch probleem wenscht na te gaan, moet bedenken, dat de theorieën van Lord Keivin beslist tot het verleden be- hooren. Yan zyn drie punten van uitgang heeft geen enkel stand kunnen houden. En hoe groot Lord Kelvin's verdiensten op wis- en natuur kundig terrein ook zyn geweest, zyn beschou wingen op bovengenoemd gebied der weten schap moeten als dwalingen worden beschouwd. Ten deele door vergissingen, ten deele door nieuwe ontdekkingen, die hy niet kon verwach ten zyn Lord Kelvin's schattingen van den ouderdom der aarde onjuist en onbetrouwbaar. En indien het later mocht blijken, dat de wer kelijke duur van den geologisehen tyd valt binnen de grenzen door hem aangegeven dan zou dit slechts een toevallig samenvallen zyn. De overeenstemming zou niet beschouwd mo gen worden als een bevestiging van de juist heid zyner theorieën. Al zyn methoden om door berekening over eenstemmende resultaten te verkrijgen, waren gebaseerd op deugdelijke beginselen, maar steeds paste hy ze verkeerd toe. Deze bewering, welke vreemd moge klinken in de ooren van hen, die niet vertrouwd zyn met de ontdekkingen der laatste tien jaar, is een treffend bewys voor de snelle verandering in wetenschappelijk denken en wetenschappe lijke meeningen". Ik geloof, dat het bovenstaande zeer duidelijk is. Hier wordt gezegdDe beschouwingen van een hoogstaand wetenschappelijk man moeten als dwalingen beschouwd worden. Wat moeten zy nu doen, die deze beschouwingen als waar heden gehuldigd hebben. Hun moge het leeren, dat een beschouwing van een geleerde ook een vergissing ja een dwaling zyn kan. Welnu, dat hebben wy reeds lang geweten en daarom aanvaarden wy niet dadelijk als een waarheid, wat in sommige kringen daarvoor geldt. Hoe zyn deze dwalingen ontstaan? Wel ten deele door vergissing. Is het dan zoo'n schande, als we daar steeds rekening mede willen hou den? En ten deele door nieuwe ontdekkingen, welke hij niet kon verwachten. Maar dit blyft natuurlijk zoo. Op deze laatste ontdekkingen volgen waarschijnlijk andere, waarop niemand .heeft kunnen rekenen. Is het dan geen zaak om te zeggen, dat het besluit uit de laatste ontdekking afgeleid valt met een andere ont dekking, welke straks komt. In elk geval is

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1