Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ran: Ds.L. BOOSA, Ds. H. V. LAHAH en Ds. R. J. TAM DER TEER. 10e Jaargang. Vrijdag 5 Juli 1912. No. 3 UIT HET WOOKD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0IIEHEITSPRUS Drnkker-Oitgeïer A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iD YERTEHTIEH DEN HEERE KENNEN. De profeet Jeremia leefde in een zeer donkeren tijd. Eeuwen achter elkander had God zijn knechten tot Israël gezonden om het volk te brengen tot de kennis der waarheid, doch het scheen wel, alsof deze arbeid geheel vruchteloos was geweest. Het rijk der tien stammen bestond niet meer; wegens de afgoderij had God het overgegeven in de macht der Assyriërs. Nog woonde Juda in het land, doch dit zou ook niet lang meer duren, want het had twee boosheden gedaanzij hadden den Sprinkader des levenden waters ver laten en zich zelf bakken uitgehouwen, gebroken bakken, welke bet water niet konden houden. De Babyloniër maakte zich gereed om de erve des Heeren te vertre den en te verwoesten en het volk in bal lingschap te zenden. Niemand bijna stoorde er zich aan en het aantal van hen, die naar den Heere vroegen, was zoo uiterst gering. Er was heelemaal niets, dat hoop op een verbetering gaf, want de koning, de priesters, de rechters, de aanzienlijken en ook de minderen lachten met de be dreiging van den profeet, Zou heel de na komelingschap van den aartsvader Jacob verstrooid worden onder de heidenen, zou er straks nergens meer een land zijn, waarin [de kennis van den waren God tieren kon? In dezen donkeren nacht, waarin de ver wachting verdwijnt, blijft er nog altijd een vaste grond over. De ontrouw van het volk kan 's Heeren trouw niet vernietigende zonde van Israël kan het woord des Heeren niet verbrekende afgoderij kan de over winning niet behalen over het onwankel bare verbond dat de Waarachtige gemaakt heeft met Abraham en zijn zaad. Deze ster gaat niet onder. Integendeel. Naar mate de ongerechtigheid, welke het al donkerder op de aarde maakte, vermeer derde, naar die mate straalt haar licht helderder en het is voor den profeet een waar genot daarop te mogen wijzen, opdat het overblijfsel gemoedigd moge voort trekken op den smartelijken weg, waarop het zijn voeten moet zetten. Ieder, die inderdaad treurt over de verdorvenheid van zijn volk, mag zich troosten met het uitzicht, dat andere en betere dagen zullen aanbreken. Zulk een toezegging wekte het verlangen naar de vervulling en wij weten, dat dit verlangen reeds bevrediging vond in de dagen der ballingschap, welke een middel werd in de handen van den eenigen Heel meester Israëls ;om het volk van zijn af goderij te genezen. Doch het zou verkeerd zijn, wanneer we meenden, dat toen reeds de belofte verwezenlijkt is "geworden. Zij hield toch veel meer in, dan in die dagen aanschouwd werd. Eerst met de uitstorting van den Heiligen Geest begon de milde en rijke vervulling, toen het oog van vele joden en van vele heidenen ontsloten werd voor de waarheid, dat er slechts één God is. Steeds meerderen wierpen hun afgoden voor de motten en de vledermuizen en kwamen tot de Fontein des heils. Kleinen en grooten, ouden en jongen leerden Hem kennen, die zich in Christus geopenbaard had als de God van volkomen zaligheid. Zij verstonden het nu, dat er in Hem alleen een volheid is, welke onuitputtelijk is. Diep vestigde zich de overtuiging in het hart, dat alle bronnen der aarde ongenoegzaam zijn om de dorst der ziel te lesschen. Die van dit water drinkt, zal wederom dorsten, dit woord van den Heiland, tot de Sama- ritaansche vrouw gesproken, drong tot veler bewustheid door en zij luisterden met heilig ontzag en kinderlijke eerbied, als Hij verklaarde »Maar zoo wie gedron ken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven". Wonderlijk werd het hun te moede, toen zij zagen, dat God alleen het hoogste goed is voor een redelijk mensch en zij begrepen, dat Hij niet alleen hun genoegzaam maar zelfs hun overvloedig deel kon zijn. Nu lieten zij af van hun moeitevollen arbeid om zelf te vergaderen wat zij noodig had den en zij wendden zich tot Hem, die genade had om hen van alle onreinheid te zuiveren en goedheid om hun leven te verrijken, te versieren en te kronen. Misschien hebben zij eerst nog wel ge aarzeld, want waar zij Hem leerden ken nen, daar zagen zij tot hun schrik, dat Hij een licht, en dat er in 't geheel geen duister nis in Hem is, terwijl zij erkennen moesten, dat zij onrein en bevlekt, ja misvormd door duizend zonden waren en de vrees kwam in hen op, of Hij hen wel zou willen ont vangen om hen te helpen en te redden, doch na langer of korter tijd week ook deze vrees, daar zij tot hun groote verras sing ontdekten, dat Hij geheel bereid was om in hun nooden te voorzien. Eerst bleven zij verre van Hem, want Zijne rechtvaar digheid joeg hen een rilling door hun leden en deed hen twijfelend vragen, of Hij ooit gemeenschap met een zondaar kon hebben, maar hun ging het licht op over zijne barm hartigheid, die er lust in heeft om wel te doen en te zegenen. Vroeger leefden zij in den waan, dat zij beginnen moesten met zichzelf te reinigen, met hun wegen wel aan te stellen, met zichzelf goederen te verschaffen, welke zij dan als een offer Hem zouden kunnen aanbieden, en nu bleek hun, dat zij met al hun inspanning niets vor derden, zoodat zij mismoedig werden. Doch eindelijk zagen zij Hem, gelijk Hij zich ge openbaard heeft en toen zij Zijne vriende lijke oogen en Zijn milde handen erkenden, kwamen zij met vrijmoedigheid tot Zijn volheid. Het ging wel niet gemakkelijk zij waren zoo blind maar de onwil ligheid en het wantrouwen weken, toen de waarheid hen te machtig werd, dat zij niet behoefden te komen met gevulde handen. Hoe dierbaar werd hun nu de goedertie renheid Gods en hoe konden zij er nu inkomen, dat de menschenkinderen toe vlucht zochten onder de schaduw Zijner vleugelen. Op deze wijze kwamen zij tot het inzicht, wie God is voor zijn volk en zij ver heugden zich in Hem als hun schat en zij beroemden zich in Hem als in den Rots steen huns heils. Vooral werd dit het geval, nadat zij Hem als den God des ver- bonds hadden geëerbiedigd. Zij begonnen er licht over te krijgen, dat Hij zichzelf eeuwen geleden gegeven heeft in de belofte aan Abraham en zijn zaad en plechtig betuigd had, dat Hij hun God zou zijn. Ofschoon Hij wist, dat zij zwak van moed en klein van krachten waren en dat zij stof van jongsaf waren geweestofschoon hij wist, welk een afkeerig en weder- strevig hart zy hadden, zoodat zij altijd weer genegen waren van Zijn wegen te dwalen, toch had Hem dit niet verhinderd om hun God te willen zijn. Nu begonnen zij dien eeuwenlangen arbeid Gods te waar- deeren en zagen daarin de openbaring van de gedachten des vredes, welke er bij God waren geweest van vóór de grondlegging der wereld en zij verwonderden zich met David uitroependeDoor U door U alleen om 't eeuwig welbehagen. Al hadden zij eiken grond in zich zelf verloren, al moesten zij van zich zelf be lijden, dat zij tegen alle geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen enkele daar van gehouden hadden, het was geen be letsel om al hun hope te stellen op den Heere. Zoo naderden zij dichter tot Hem en er kwam zelfs een oogenblik, waarin uit hun hart het woord kwamGij zijt mijn God. DitJ gaf hun een onuitspreke lijke en heerlijke vreugde. Heeft de trouwe Jacobs deze belofte ook in u vervuld, zoodat gij zeggen moogt, dat gij den Heere kent Wij waardeeren het, dat er velen zijn, die tot ons zeggen Kent den Heere, maar weten moet ge het, dat het eerst er toe komt, als God zelf door Zijn Geest u ontdekt, hoe arm gij zijt buiten Hem en hoe rijk gij kunt zijn in Hem. Dan eerst ontwaakt de begeerte naar Hem en zijn zalige gemeenschap dan eerst hijgt uwe ziel naar Hemdan eerst verstaat ge, dat ge Hem zelf moet hebben. Zalig zijn zij, die met den ouden dichter zingen kunnen en mogen Schoon 'k arm ben en ellendig, Denkt God aan mij bestendig; Gij zijt mijn hulp, mijn kracht, Mijn Redder, o mijn God, Bestierder van mijn lot, Vertoef niet, hoor mijn klacht. Bouma. KERK, BELIJDENIS, ZENDINQ. Zfln wij tegen de Hervormde kerk? per half jaar franco per post Enkele nnmmers 70 cent. 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. En zij zullen niet meer een iegelijk zijn naaste en een iegelijk zijn broe der leeren, zeggende: Kent den Heere, want zy zullen Mij allen kennen van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt dc Heere. Joh. 31 34a. Indien we het niet geweten hadden, dan is het in deze dagen overvloedig duidelijk ge worden, hoe velen in de Herv. kerk denken over ons. De benoeming van een gereformeerde tot professor aan de Theol. Faculteit te Utrecht heèft een heele beweging in 't leven geroepen, waarbij menigmaal gezegd werd, dat onze kerken vijandig staan tegenover de Herv. kerk. Dit wordt uitgesproken, alsof het een waarheid was, voor geen tegenspraak vatbaar. Vandaar dat het niet eens noodig geoordeeld wordt om er de bewijzen voor aan te voeren. Toch durven we te beweren, dat een dergelijke meening niet juist is. Wy zullen ons echter niet aanstonds beijveren om duidelijk te maken, waarin de vergissing zit. De vraag, welke wy nu onder de oogen willen zien, is deze: Mag een gereformeerde vrede hebben met den toestand, zooals die thans in de Herv. kerk bestaat? En dan is er een geluk by. Allen, die de gereformeerde belij denis kennen en willen vashouden, zeggen hierop neen, dat mag niet, hetzy zy zich binnen de muren dier kerk bevinden of er reeds buiten zyn. Dit is zoo duidelijk, dat niemand er anders over oordeelen kan. Op dit punt hebben de gereformeerden nu reeds bijna een eeuw lang een duidelijke getuigenis gegeven. De christelijke kerk in ons vaderland was van den beginne aan onzuiver. Wy kunnen dit niet aantoonen, want dan zouden we veel te breed moeten zyn. Noodig is het ook niet, want daarover bestaat by de belijders van onze oude confessie geen verschil. Door de reformatie der 16e eeuw werden echter de be staande kerken gezuiverd van hare dwalingen. Zy ontvingen een belijdenis, welke geput was uit het Woord Gods en een Kerkenordening, welke haar het rechte spoor aanwees. Al moet het toegestemd, dat er langzamerhand allerlei verkeerdheden inslopen en er niet met nauwgezetheid gewaakt werd tegen misbruiken, de grondslagen, waarop de kerken rusten, bleven- onaangetast. Doch dit veranderde in de vorige eeuw. Toen werd een synodale organisatie ingevoerd, welke de ware Geref. kerken omzette in een genootschap, dat in zyn reglement zelfs een openlijke verloochening van't koningschap van den Christus over zyn kerk aandurfde. Hoe jammer is het geweest dat in het jaar 1816 niet dadelijk alle gereformeerden als één man zyn opgestaan met de verklaring, dat zy zich onmogelijk naar een dergelijke verandering konden schikken. Ter eere van hen, die van meetaf het gevaar zagen, zy het vermeld, dat er reeds toen oppositie was, maar zy was nog te zwak, dan dat zy reeds toen een gunstige uitwerking kon hebben. Toch traden er telkens op, die den moed hadden en de nieuwe regeling een staatscreatuur noemden,dat de gereformeerde kerken van haar karakter beroofde. De bekende Bilderdyk weigerde zelfs van zulk een kerk lid te zyn en anderen begonnen zich aan den openbaren eeredienst te onttrekken om in con- ventikelen versterking van hun geloofsleven te zoeken. Hier in Zeeland verhief vooral Yyge- boom die in Axel woonde zyn stem tegen het werk van de synode van 1816 en vooral in ons gewest waren er, die naar zyn woord luisterden. Hy heeft zyn gedachten neergelegd in een boek, dat in 't jaor 1817 uitkwam en dat zelfs in Friesland lezers vond. Behalve dat deze synode de oude kerken in een genootschap veranderd had, bracht zy ook een wijziging aan in het onderteekeningsformu- lier van de belijdenisgeschriften. Voorheen verklaarden de predikanten, dat zy de drie formulieren van eenigheid onderteekenden omdat zy in alles met het Woord Gods overeen kwamen, doch van nu aan was het omdat" door het „in zooverre" vervangen en daarmede was de deur opengezet voor allerlei dwalingen. Dit was geschied op verlangen van velen, die reeds de oude paden verlaten hadden en die zich nu gemakkelijker gevoelden. Het heeft geruimen tyd geduurd, alvorens de oogen in breeden kring open gingen voor de groote wijziging, welke deze verwisseling van een klein woord door een ander bewerkt had, maar op den duur drong het toch door tot het bewustzijn van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1