Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BDUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. R. J. YAM DER YEEN.
9e Jaargang.
Vrijdag 21 Juni 1912,
No. mi
UIT HET WOORD.
O
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
iBOHIEHEITSPRIJS
Drukker-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
PB IJS DER ID TERTERTIEI
BEHOEFTE AAN LEIDING IN DE
WAARHEID.
II.
Gods waarheid was David van harte
dierbaar; dat zagen wij de vorige maal.
Thans merken we op hoe hij behoefte ge
voelde aan leiding in die waarheid, en hoe
't zijne begeerte was om daarbij van den
Heere geleerd te worden.
Wij merken dus dat de waarheid voor
David niet maar bloot een voorwerp van
beschouwing en bespiegeling was, maar
dat hij de waarheid zijns Gods, zooals die
tot hem kwam in geboden en beloften,
eerde, door haar de allergrootste beteeke-
nis toe te kennen voor heel zijn leven.
Gods waarheid en zijn leven moesten niet
naast elkander liggen en van elkander ge
scheiden zijn, maar de waarheid moest
hem en zijn leven doordringen en bezielen,
't Was zijn vurige begeerte haar steeds
meer te kennen, steeds dieper in haar in
geleid te worden, zóó, dat hij haar tot
leidsvrouw had op eiken levensweg, dat
hij met haar rekening hield bij alle levens-
practijk. Daarom bidt hijLeid mij in
uwe waarheid, en leer mij.
Ge ziet David hier in het hart. Welk
een hoogachting voor den wil en het be
stel zijns GodsWelk een diepe zelfken
nis ook, die hem met ootmoedig gevoelen
van zijne onkunde en zwakheid tot God
om hulpe doet roepenDavid was een
man Gods, een verlicht profeet des Hee-
ren, maar hij wist zeer goed hoeveel on
kunde en duisternis er in zijn hart woonde.
Hij was door genade ook een mensch, die
lust had den Heere te vreezen, maar het
was hem niet verborgen hoeveel afkee-
righeid er in het zondig menschenhart
gevonden wordt. Wat is 'n mensch? Is
hij niet tot hinken en zinken elk oogen-
blik gereed David wist het wel, immers
ook door zijn eigen ervaring en bevinding,
dat bij een mensch die Gode toegedaan is
dikwijls, eer hij 't weet en menigmaal ook
zonder dat hij 't wil, een weg ingeslagen
heeft, die met Gods Woord niet bestaan
baar is.
En daarom vlucht hij in 't diepe besef
van zijn afhankelijkheid en ongenoegzaam
heid tot zijn God, vertolkt hij den Heere
zijne zielsbegeerte in ootmoedig gebed.
Hij kan 't alleen niet af, maar de Heere
moet hem helpenhij heeft geleerd niet
hooggevoelende te zijn, maar te vreezen.
De Heere moet zijn zielsoog ontdekken
en de nevels op doen klaren. De Heere
moet zijn wil ten goede buigen en zijn
hart sterken door genade. De Heere moet
zijne genegenheden opwekken en hem lust
geven om in de rechte wegen te wandelen.
Anders komt er niets van, dan wordt het
dwalen en afwijken. Ik weet, o Heere,
dat den mensch zijn weg niet is; het is
niet bij eenen man, die wandelt, dat hij
zijnen weg richte (Jer. 10 23).
Maar als de Heere zelf ons in de waar
heid leidt, dan zullen zelfs de dwazen niet
dwalen. Dan werpt zijne waarheid niet
alleen haar schijnsel op alle onze wegen,
maar dan wordt ook het hart geoefend
om met fijnen, geestelijken takt in alles
den weg des Heeren uit te vinden en juist
dien weg tot den onze te kiezen. Bij 't
licht der waarheid geleidt Gods Geest ons
dan in een effen land, heilig en veilig.
Het is een onuitsprekelijk voorrecht als
't ons zoo gaan mag. Maar is dat wel
het deel van allen? Hebben allen, die
naar den naam van Christus zich noemen,
wel zulk een liefde tot de waarheid? Zij
wordt door duizenden beleden; maar ook
beoefend? En is er, om haar te kunnen
beoefenen, ook wel zulk een ootmoedig
en vurig gebed als David tot zijn God
opzond Zou er wel veel in volle oprecht
heid des harten gebeden worden: Heere,
leid mij in uwe waarheid, en leer mij?
Yan de lieden der wereld Jweten wij,
dat zij geene liefde tot Gods waarheid
hebben. Zij vragen naar haar niet en
richten hun leven er niet naar in. 't Is
met velen reeds zoo ver gekomen, dat in
letterlijken zin van hen gezegd worden
kan dat zij zonder Gods Woord in de wereld
leven. En waar anderen met dat Woord
zich nog inlaten, geschiedt dat zeker niet
om daarin nog Gods waarheid te eeren,
en allerminst om aan die waarheid nog
eenig recht toe te kennen om invloed uit
te oefenen op het menschelijk leven. Hun
licht en wijsheid komen van elders. Maar
dan zóó, dat het God aanleiding geeft om
in heilige ironie te vragen: Zij hebben
mijn Woord verlaten, wat wijsheid zouden
zij dan hebben?
Maar ook geestelijke hoogmoed kan zich
aan de waarheid des Heeren vergrijpen,
't Was en is een niet zoo weinig voor
komend verschijnsel, dat menschen aan
wie overigens de vreeze Gods niet kan
ontzegd worden zich in de practijk
van het geestelijke leven tegen het Woord
Gods bezondigen. Ze hebben blijkbaar
aan dat Woord niet genoeg, ze vallen er
niet voor, ze laten er zich niet door ge
zeggen. Ge moogt niet zeggen dat ze de
waarheid niet dierbaar achten, maar ze
doen het teveel op hunne wijze. Naast
het Woord willen ze zoo gaarne plaats
inruimen aan droomen en gezichten, aan
teekens en stemmen uit den hemel, aan
invallen en stemmingen des gemoeds. En
dat is toch metterdaad een te kort doen
aan den eerbied, waarin onze ziel staan
moet voor het Woord des Heeren. Hoeveel
beter en veiliger gaan wij door ons alleen
en geheel aan het Woord te houden, en
daarbij den Heere te bidden, dat Hij door
zijn Heiligen Geest ons in de waarheid
leiden en leeren wil.
Met die bede moet het dan ook ernst
wezen. Het is zoo treurig als deze bede
wel op de lippen komt, maar de ziel niet
inligt in dat gebed. En het leven van
sommigen doet niet anders vermoeden.
Zij spreken schijnbaar wel met hoogach
ting van de waarheid, maar welke kracht
oefent die uit in hun leven? Is het hun
bij hun zorgeloos en onteeder leven wel
om de waarheid te doen Is er wel een
oprechte begeerte om door den Heere er
in geleid te worden? Willen zij bij den
Heere wel leerlingen zijn in de school
zijner waarheid Hoe zouden ze dan hunno
zonden door gerechtigheid afbreken, om
ijverig in de wegen des Heeren te gaan!
Hoe zouden ze dan met David bidden
Laat oprechtigheid en vroomheid mij be
hoeden, want ik betrouw op U!
Want zoo gaat het met David bij alle
oprechte kinderen Gods. Zij hebben de
waarheid lief en wenschen daaraan onder
alles vast te houden. En als zij bidden
Heere, leid mij in uwe waarheid, en leer
mij, daar doen zij dat niet tevergeefs. Hij
ontsluit het blinde zielsoog, en zij zien.
Hij neigt en buigt het afkeerige hart, en
zij kiezen den rechten weg. En moge niet
alles licht worden en dikwijls lang de duis
ternis blijven, zij hopen op den Heere,
die 't wel maakt naar behoefte en op zijn
tijd. En zóó geleid, gaan wij veilig door
't leven en zal 't einde blijdschap zijn. Want
de belofte blijftHet licht is voor de recht
vaardigen gezaaid, en vroolijkheid voor de
oprechten van harte. Van der Veen.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING
Twee goede dagen.
Van onze Zeeuwsche Synode.
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
van 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Leid mij in uwe waarheid, en
leer mij.
Psalm 25 5a.
Dinsdag vergaderde de Zeeuwsche Pastorale
Conferentie in de Gasthuiskerk van Middelburg.
Ruim dertig predikanten waren aanwezig, zoodat
er slechts enkelen ontbraken. Wel een bewijs,
dat er nog steeds belangstelling voor blijft.
Ook waren er onderscheidene broeders uit Mid
delburg en andere steden en dorpen en zelfs
woonde een tijdlang een zuster de vergadering
bij. Ik hoop, dat het een voorteeken mag zijn,
dat straks meerdere dit goede voorbeeld volgen
zullen.
Het verslag van de vergadering heeft ieder
in het vorig mummer kunnen lezen, waaruit
blijkt, aan welken bekwamen secretaris deze
zaak istoevertrouwd, die zoo spoedig zich van
deze taak gekweten heeft. Niet gaarne zou ik
zelfs den schijn op my willen laden, dat ik iets
beters wilde geven en daarom bepaal ik ray
tot een paar persoonlijke indrukken.
Het onderwerp„De kerken van wijlen ds.
Ledeboer in Zeeland" lokte een bespreking uit,
welke ons leerde, dat onze predikanten met
nauwkeurigheid deze kerken trachten te kennen,
En dit is goed. Zij staan toch evenals de Ge
reformeerde op den bodem van onre oude en
heerlijke belijdenis en willen met de onze leven
naar de Dordtsche Kerkenordening. In dit
opzicht is er geen verschil. Wat mag dan de
reden zijn, dat zij zoovele jaren reeds naast de
onze zyn blijven staan zonder dat zij ooit met
ons kerkelijke gemeenschap zoeken Een vraag,
welke zich in de laatste jaren almeer met kracht
naar voren dringt, vooral sedert zy vereeniging
gezocht en gevonden hebben met andere ge
meenten, die aangeduid werden met een teeke-
nende benaming „onder het kruis", ofschoon de
beteekenis er van geheel vervallen was. Het
was hoog leerzaam de gedachte van ds. de
Jager van Wolphaartsdijk en van vele anderen
daarover eens te hooren, want zooals het bij
zulke - gelegenheden steeds gaat zoo was het ook
thans, er was verscheidenheid van zienswijze,
welke tot nadere overdenking noopt. Wat is
het Zeeuwsche volk toch een eigenaardig, en
wat is het kerkelijk leven op onze eilanden toch
interressant. Ge ziet telkens weer iets, dat ge
vroeger nooit of althans niet met die helderheid
zaagt, en ge ontdekt altijd weer iets, dat u
vasthoudt.
Ook de namiddag-samenkomst was verheffend.
Ds. Lammertsma gaf een glasheldere inleiding
over de vraag, of de ontplooiing van ons ker
kelijk leven om vermeerdering van gezangen
riep. Daarna gingen de tongen los. Over het
princiep zelf werd weinig geredeneerd. Maar
met warmte werd gewezen op de uitnemendheid
van het N. Testamentisch lied. Doch nog meer
kwam uit hoe moeielijk het zou zijn ja een
der broederen trachte te betoogen, dat het ge
heel onmogelijk was om passende gezangen
te verkrijgen. Zij die reeds zich bezorgd maakten
over deze beweging, alsof we aan den vooravond
stonden van een nieuwen strijd over gezangen,
zouden, als zjj deze bespreking gehoord hadden,
wel naar huis gegaan zyn met de gedachte:
wy zyn toch lang niet zoover, als wy vermoeden
en wy behoeven voorloopig niet te beslissen,
aan welken kant wy zullen moeten gaan staan
en licht zal het in ons leven wel niet gebeuren.
Het was een uitnemende gedachtenwisseling,
die steeds binnen de juiste perken bleef en
waar geen enkel onaangenaam woord viel. Een
punt echter kwam te weinig tot zyn recht. In
het referaat was gewezen op enkele texten uit
de Zendbrieven van den Apostel Paulus en
hoewel ook die uitspraken met de verklaring,
welke er aan gegeven was, een beurt kregen,
toch is het te veel naar den achtergrond geraakt.
Dit was ook het geval met een andere zaak.
Onder de Oude Bedeeling heeft de H. Geest de
Kerk de onvergankelyk-schoone psalmen ge
geven. Waarom deed Hy dit ook niet onder
den Nieuwen Dag Welk een vraag Er werd
heel wat over gezegd, maar er was zeker nog
veel meer van te zeggen. Doch het kon niet
meer. Wy waren reeds de grenzen van den
bepaalden tyd overschreden.
Hoe goed en hoe liefelijk is het als broeders
samenwonen.
Over den tweeden dag laten wy volgen, wat
ds. Kerkhof daarvan schreef in de „Zuider
Kerkbode"
Er heerschte een aangename, broederlijke,
verkwikkende 'stemming. Het agendum werd
onder de degelijke leiding van ds. Boumamet
bekwamen spoed afgewerkt; toch konden we
in een morgen- en middagvergadering niet ge
reedkomen, maar moest er nog eene avond
vergadering aan toegevoegd, waarop zooals
almeer gewoonte schijnt te worden sommige
afgevaardigden als het uur van treinvertrek
nadert, zich verwijderen. Een steeds wisselende
stroom van belangstellende broeders uit aller
lei kerken onzer provincie verkwikte de inge
wanden der Deputaten. Dat toont meeleven.
Een geregeld verslag bieden we onzen lezers
nog niet aan. Dat zal officieel geplaatst worden
door den 2en scriba in een volgend nummer.
Tot moderamen werd gekozen het viertalds.
Bouma als praeses, ds. v. d. Veen als assessor,
ds. Kerkhof als le en ds. Doekes als 2e scriba.
De uitgebrachte rapporten brachten weinig
bizonders. De gedurig herhaalde vraag werd
weer op tafel geworpen Wat wordt toch ver
staan bij 't Ondersteuningsfonds onder „en
andere ellendigen" Hooren daartoe ook rheu-
matieklyders, tuberculoselijders? De Synode
achtte zulk eene uitbreiding ten eenenmale on-
gewenscht. De collecte voor 't studiefonds moet
dit jaar en ook in 't vervolg weer gehouden
worden, om 't fonds niet al te zeer uit te put
ten. Alle kerken kregen een prijsje omdat zy
ook al was 't niet verplicht, toch collecteerden.
Tot blijdschap der broederen bleek, dat de
ineensmelting der beide kerken van Axel voor
zichtig en kalmpjes een goeden voortgang heeft.
Zy er gebed voor de broeders en zusters aldaar,