Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. B0QM1, Ds. H. W. LAMAN en Ds. R. J. VAN DER YEEN.
9e Jaargang.
Vrijdag 14 Juni 1912.
No. 52.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1B0HHEMEITSPRIJS
GODS WAARHEID.
I.
In Palestina's steden en dorpen zong
men in vroegere eeuwenHij maakt Jakob
zijne woorden bekend, Israël zijne inzet
tingen en zijne rechtenalzoo heeft Hij
geen volk gedaan, en zijne rechten, die
kennen zij niet. Hallelujah! (Ps. 14719,20).
Metterdaad is hiermede het hoofdken
merk aangegeven dat Israël onderscheidde
van de wereld der volkeren rondom hem.
Bij die volkeren was het ten opzichte
van de waarheid die waarheid nu in
engeren zin genomen zooals zij den mensch
noodig is om den levenden God te dienen,
en in dezen dienst en verheerlijking Gods
het leven en de zaligheid te vinden
geen dag, maar nacht. Door Gods alge-
meene goedheid waren er wel spranken
van licht in het natuurlijke en ook wel
in het zedelijke leven. Dat blijkt genoeg
zaam uit hetgeen wij van hen weten, uit
wat zij dachten, spraken en deden, uit
hun persoonlijk, huiselijk, maatschappelijk
en staatkundig leven. De besten en de
edelsten uit de Heidenen grepen (om zoo
te zeggen) soms ook naar een hoogere
waarheid, of zij die tasten en vinden moch
ten. Maar in de religie, die juist ons leeren,
leiden en heiligen moet, was het volslagen
donkerdaarin kwam het uit hoe de ge
vallen mensch verduisterd is in het ver
stand en vervreemd van het leven Gods,
door de onwetendheid die in hem is, en
hoe hij staat onder de macht en heer
schappij van Satan, den god dezer eeuw,
die de zinnen verblindt.
Maar bij Israël was het licht. Niet dat
eenig man of vrouw uit dat volk het licht
ontstoken had, maar God van den hemel
had het hun geschonken. Door zijn ver
kiezende en ontfermende genade boog Hij
zich tot hen neder, en sprak menigmaal
en op velerlei wijze tot hen door de pro
feten. Hij openbaarde, Hij bracht, Hij
schonk hun zijne waarheid. De gouden
kandelaar in den tempel was daarvan het
heilig symbool; in het wordende Woord
kwamen de glanzen tot hen van het ware
licht; door Urim en Thummim comple
teerde Jehovah wat in bizondere gevallen
het volk der genade nog ontbrak. De
Messias was nog niet gekomen, maar Hij
zond de stralen van zijn heillicht reeds
vooruit, totdat Hij als de zon desheilsen
het licht der wereld zou opgaan beide over
Israël en de volken.
Nu was David een zoon van dat geze
gende volk, dat in de dagen des Ouden
Testaments den eenig waren God kennen
en aanbidden mochteen edele spruit van
het heerlijk volk, tot 't welk God zijn licht
en waarheid gezonden had, welks nationale
leven als doortrokken was met de waar
heids Gods.
Ja, meer nog, David werd geboren in
Drukker-Bifgever
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDBLBUKG.
PRIJS DER 1DVERTEHTIEÜ
een zeer bizonderen kring van dat volk,
uit een geslacht waarin de vreeze des
Heeren van ouder tot ouder gevonden was,
uit ouders die Gods waarheid liefhadden
en Gods vreeze van harte waren toege
daan. Zoo werd de jonge David als met
de melk der waarheid grootgebrachthij
kan zich later geen tijd herinneren, waarin
hij het dierbaar Woord des Heeren niet
gekend had, of waarin het hem door zijne
ouders niet was voorgehoudenen naar
mate hij grooter werd en tot jongeling en
man uitgroeide, leefde het Woord, de
waarheid zijns Gods, steeds meer en krach
tiger in zijn hart om heel zijn leven te
regeeren en te heiligen.
Want en dit is het allervoornaam
ste die waarheid Gods was door genade
aan zijn hart geheiligd. Hij kende die
niet alleen maar naar het uitwendige en
met een verstandelijke kennisse, maar hij
verstond haar geestelijk. De Heere zelf
had hem de oogen geopend en 't licht hem
geschonken. Door die waarheid Gods was
hij, door de werking des Heiligen Geestes,
met zich zelve bekend geworden, maar
had hij ook mogen verstaan wat God voor
zijn volk is, wie de Heere is voor een
nooddruftige en ellendige, en wat Hij doen
zal dien die Hem zoeken. In die waar
heid des Heeren vond David zijn leven en
zaligheid, daarin juichte zijne ziel. Voor
elke zaak, op ieder pad, bij alle aangele
genheid was Gods Woord hem tot een
lamp en licht, een regel en richtsnoer voor
heel zijn leven. Hij had het liefhij be
minde zijne beloften en geboden't was
zijn bede en lust om die te betrachten.
Zijn geloof en zijn belijden kan hij saam-
trekken in deze woorden
'k Mag uw geboon, die ik oprecht bemin,
Mijn hoogst vermaak, mijn zielgenoegen
[achten
Ik reken die mijn allergrootst gewin,
Ik grijp er naar, en zal er heil uit
[wachten,
Ik heb ze lief, en zal met hart en zin,
Al 't geen Gij ooit hebt ingezet, be
trachten.
Daarop zegt elk kind van God ja en amen.
De waarheid des Heeren is voor hem die
gelooft de grootste, wij mogen wel zeggen
de eenigste schat. Want neem die waar
heid weg, en hij houdt niets over.
Yoor ons is ze neergelegd in de H. Schrift
die bevat en brengt ze, die is haar open
baring en orgaan. En die Schrift is nu
voor ons zooveel rijker dan zij voor David
was. In zijne dagen was er nog maar zulk
een klein gedeelte. De Christus, het goud
der Schrift, ging nog schuil in beloften en
schaduwende heilzon was aan 't dagen,
doch stond nog niet op middaghoogte aan
den hemel. Maar over ons is 't licht der
wereld opgegaan, God heeft tot ons ge
sproken door den Zoon, het laatste en het
hoogste woord is van God gebracht, de
afgewerkte en voltooide Schrift ligt voor
ons neder, geen tittel behoeft er meer bij,
geen jota mag er af. Ja, in de H. Schrift
ligt Gods heerlijke waarheid voor ons neder,
zoover het ons thans noodig is die te ken
nen de eenig geldende regel voor heel ons
leven, voor gansch ons geloof en al onzen
wandel, en dat tot Godes eere en onze
zaligheid.
Van die waarheid Gods maakt de licht
zinnige van hart zich af met de ironische
vraag: Wat is waarheid?
Tegen die waarheid Gods maakt deon-
geloovige zich vijandig op, om het brand
merk der critiek er op te zetten: oudwijfsche
fabelen.
Maar het volk Gods heeft die waarheid
lief. Zij hebben die lief, omdat God daar
genade toe gal. Zij hebben die lief, en
stellen haar door de genade die ze ont
vangen hebben, in heilige vreeze, tot eenig
richtsnoer voor hun doen en laten in alle
dingen. Zij hebben die lief, en weten
dat zij daarin gevonden hebben hun eenigen
troost voor leven en sterven. Met ge-
loovige harten en van eerbied bevende
lippen belijden zijAl de Schrift is van
God ingegeven, en is nuttig tot leering, tot
wederlegging, tot verbetering, tot onder
wijzing, die in de rechtvaardigheid is, opdat
de mensch Gods volmaakt zij, tot alle goed
werk volmaaktelijk toegerust.
Wie zou dan tot God niet bidden Leid
mij in uwe waarheid, en leer mij
Van der Veen.
ZENDING.
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
Leid mij in uwe waarheid, en
leer my.
Psalm 25 5a.
van 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Een Zendingsdissertatie.
Juist voor een week werd ds. H. A. v. Andel
aan de Vrije Univ. tot doctor in de godge
leerdheid verklaard op het proefschriftDe
Zmdingleer van Gisbertus Voetius
De titel is reeds teekenenddr. van Andel
spreekt van ZendingsZeer, niet van Zendings-
theorie. Nu dr. Warneck zyn bekend Zendings
werk Missionslehre genoemd heeft, meent dr.
v. A. om de uniformiteit ook den naam van
leer te moeten kiezen, en dat ter navolging aan
te bevelen.
Onder het vele interessante, dat dit boek u
biedt, mag vooral genoemd worden de uiteen
zetting van wat Voetius het doel der Zending
noemt. Men was toch tot dusver van gedachte,
dat Voetius voor het doel der Zending hield
de planting van de Kerk des Heeren in de
wereld der volkeren en daardoor de verheer
lijking van Gods Naam.
Van bl. 143149 betoogt dr. v. Andel dat
dit niet juist gezien is. Voetius acht de bekee
ring der heidenen het naaste doel te zijn, wat
een trek der Geref. ZenJingsleer is in haar
tegenstelling met de Roomsche. De Zending
beoogt wel planting en stichting der Kerk,
maar eerst bekeering der zielen„zelfs als
Voetius de bekeering als voorbereiding neemt
van de kerkstichting, en met dit bepaald oog
punt de bekeering aan de planting onderge
schikt maakt, handhaaft hjj welbezien toch de
zelfstandige beteekenis van de bekeering want
hjj laat haar voorafgaan aan het bestaan van
het kerkelijk instituuter zijn bekeerden voor
dat er een kerk is".
Dr. v. Andel treedt ook beslist op tegen de
meening van Zendeling van Dijk, die in twee
artikelen in het Geref. Theol. Tijdschrift be
toogd heeft, dat de Zendelingen eigenlijk de
Evangelisten zijn uit het N. T. Enkele stel
lingen echter uit het proefschrift leeren reeds,
gelijk trouwens ook de inhoud der dissertatie
zelf, dat dr. v. Andel accoord gaat met de
theorie, die de Geref. Kerken er op het oogen-
blik op na houden.
Stelling II luidt tochHet is de taak der
geïnstitueerde Kerk, dienaren des Woords tot
de niet-gedoopten te zenden.
Stelling IV is nog stelligerDe H. S. leert
niet, dat het ambt der in het N. T. voorko
mende Evangelisten een blijvend ambt is, dat
identisch zou zijn met dat der Zendelingen van
den lateren tijd.
Wie de Zendingsgedachten der Gereformeer
den in den bloeitijd onzer Kerken wil leeren
kennen, kan hier bij dr. v. Andel volkomen
terecht. Hoewel het proefschrift ons niet ter
recensie, maar uit familieverwantschap werd
toegezonden, wilden wij er toch de aandacht
op vestigen, daar dr. v. Andel de eerste onzer
Geref. pred. is, die de Zending zelf tot onder
werp eener dissertatie koos. Dr. Esser mag
echter ook genoemd, die promoveerde op een
proefschrift over de veelwijverij, wat ten nauw
ste met de Zending in verband staat.
Gelijk onze lezers weten, is dr. v. Andel door
de kerk van Amsterdam beroepen, om als Miss.
dienaar uit te gaan naar Solo op Java. Zegene
de Heere onzen broeder en stelle Hij hem daar
op het Zendingsveld tot een rijken zegen.
Predikanten-Zendingscursus te Lanteren.
De zomer-Zendingscampagne is weer begon
nen. Op Hemelvaartsdag en Pinksteren zijn hier
en daar reeds Zendingsdagen gehouden, en er
zijn er nog verscheidenen op komst.
Van zeer veel beteekenis zijn vooral de Zen
dingsconferenties. Die de Geref. predikanten
van Groningen, Overijsel en Drente voor eenige
weken te Leeuwarden en Meppel hielden, gingen
geheel van de predikanten zelf uit en deze moesten
dan ook zelf de kosten betalen.
Merkwaardig is de Predikanten-Zendings
cursus, die de vorige week te Lunteren ge
houden is. De conferentie werd georganiseerd
door het Nederl. Zendelingsgenootschap der
Utrechtsche Zendingsvereeniging en een paar
vereenigingen meeren dan worden telkens ik
meen van 20 Hervormde predikanten uitgenoo-
digd te Lunteren te komen, waar voormannen
in de Zending referaten houden.
Zoo hebben deze keer o. a. gesproken de
Zendingsdirector Gunning te Rotterdam, dr.
Warneck, Missions inspector te Barmen, oud-
Zendeling Alkema enz. Dr. Warneck sprak
over de opkomst van een christelijke literatuur
onder een gekerstend volk. Met tal van voor
beelden toonde hij aan, hoe fouten worden ge
maakt, wanneer men er te spoedig toe over
gaat den Bijbel in een inlandsche taal over te
zetten. Voor tal van christelijke begrippen moet
de bevolking zelf het woord vinden, als het
Evangelie in haar doorwerkt.
De Bijbel is reeds in de Javaansche taal
overgezetdat is dus voor onze zendelingen op
Java gemakkelijk. Op Soemba is dat anders;
daar is Zendeling Pos vroeger begonnen een
woordenlijst aan te leggen, en ds. D. K. Wie-
lenga heeft reeds een grammatika van het
Soembaneesch saamgesteld en zelfs enkele stuk
ken uit den Bijbel vertaald. Nu er overal
scholen op Soemba komen, zal dit werk der
Bijbelvertaling nog wel meer doorgezet moeten
wordenmaar dat zal voor één man wel te
veel zijn.
Merkwaardigheden van West-Soemba.
Onze Zendelingen hebben tot dusver gewerkt
en gearbeid in Oost-Soemba. Het plan is nu
echter, sinds West-Soemba door ds. D. K.
Wielenga meer en meer „ontdekt" werd, dat
hij zich daar vestigen zal met ds. Krijger. Voor
enkele maanden heeft ds. W. met eenige Soem-
baneezen uit Oost-Soemba een reis naar het
Westen ondernomen, waarvan ds. W. in De
Macedoniër zeer interessante mededeelingen doet.
Uit het laatste nummer van De Macedoniër
nemen wij het volgende over
Na het terras van Oemboe Dong (een Soem-