Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ra: Ds.L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. R JVAN DER VEEN. 9e Jaargang. Vrijdag 7 Juni 1912. No. 61. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iBOIHEHEITSPBUS Drokker-Ditgever A. D. LITTOOIJ Az. PB IJS DER iDYEBTEHTIEH WETEN DE DINGEN DIE ONS YAN GOD GESCHONKEN ZIJN. Aan zijn volk heeft God groote en heer lijke dingen geschonken. Wij vatten ze meestal saam door te spreken van Christus en alle zijne weldaden. En dat is ook goed, mits we Christus dan ook waarlijk kennen in zijn alles te boven gaanden rijkdom en alles overklimmende volheid. Want in Christus zijn al de goederen van het ge- nadeverbond. In Hem is de liefde Gods, de genade des Zoons en de vertroosting des Heiligen Geestes. In Hem vindt de mensch alles wat hij noodig heeft voor verstand en hart, wil en gemoed, lichaam en ziel, leven en sterven, tijd en eeuwig heid, aarde en hemel. Van Christus spre kende, zegt Paulus tot de Corinthiërs dat Hij hun geworden is wijsheid van Goden rechtvaardigheid en heiligmaking en ver lossing (1 Cor. 1 30), en tot de Colos- sensen dat Christus alles is en in allen (Col. 3 11). En nu is dit het heerlijke, naar het zeggen des Apostels, dat God wil dat wij zullen weten de dingen, die ons van Hem geschonken zijn. Dit »weten«: houdt meer in dan een algemeene, verstandelijke kennis, zoodat ge met anderen over deze dingen spreken kunt, al gaan ze ook ganschelijk buiten uw hart om. Het is in dezen zin bedoeld, dat gij de hooge en eeuwige waar dij dezer dingen kent in betrekking tot uw eigen persoon, zoodat uw hart er in liefde, met brandende genegenheid en met sterk verlangen naar uitgaat. Ja, meer nog. Weten zult gij deze dingen aldus, dat gij ze kent met toeëigening des geloofs; zóó, dat ge met uw gansche ziel vertrouwt, dat al die dingen voor u zijn, dat heel die wereld van zaligheden en heerlijkheden in Christus u toekomt, dat al dit heil uw onvervreemdbaar deel, uw goed en schat is voor alle eeuwigheid, zoodat uw ziel er in juicht en er God op 't hoogste voor groot maakt. Dit is dus gansch wat anders dan 't geen sommige dwaalgeesten gepoogd hebben in gang te doen vinden. Zij oordeelden het onbetamelijk, dat een mensch, zoolang hij hier op aarde is, van zijne zaligheid zich 'met vastheid en gewisheid verzekerd houdt. Men behoort daaraan te twijfelen zijn levenlang. Geen ander vertrouwen der zaligheid is gewettigd, dan 't geen stéunt op een zedelijk oordeel of vermoedelijke meening. In twijfelen ligt een kenmerk van het leven, maar in verzekerdheid is een list van Satan en wordt de dood openbaar. Wij mogen God wel op onze knieën danken, dat 't zóó met den weg der zalig heid niet gelegen is. Waar zou dan onze troost, onze moed blijven Indien wij altijd moesten twijfelen of wij in den staat der genade waren, en zoo ja, of wij daarin wel zouden volharden, hoe zou er dan vrede, hoe zou er blijdschap zijn? Dan zouden wij ons nooit verlost weten, maar met vreeze des doods, door al ons leven, der dienstbaarheid onderworpen blijven. Maar neen, in twijfel ligt geen zaligheid, en God heeft 't zoo ook allerminst gewild. Dit staat geschreven Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des menschen niet is op geklommen, dat heeft God bereid den genen, die Hem liefhebben. En bereid niet slechts, maar God heeft het ons ook ge openbaard door zijnen Geest. Want wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn. Welk een heerlijk getuigenis! Klaar als de middag wordt hier gezegd, dat de uit verkorenen den Heiligen Geest hebben ontvangen, en dat zij door 't getuigenis van dien Geest zekerlijk weten, dat zij tot de hope der eeuwige zaligheid aangenomen zijn. Dit is de natuur des geloofs, dat de consciëntie een zeker getuigenis door den Heiligen Geest heeft van de goedwilligheid Gods, waarop vertrouwende zij niet twijfelt God als Vader aan te roepen. Dit getuigenis des Geestes gaat niet buiten 't Woord om. Hoe zou de Geest het Woord voorbijgaan, dat door Hem zelf gegeven is, waarin Hij naar den wille Gods den Christus voor ons heeft neergelegd O, zijn werk en eere is het Christus te verheerlijken, en om Christus in zijn heer lijkheid te laten zien, leidt Hij de zielen tot het Woord. Daar wordt gesproken van de dingen, die ons van God geschonken zijn. Die Schrift opent Hij voor 't hart, gelijk Hij 't hart opent voor de Schrift. Met verlichte oogen des verstands leert Hij de woorden des Boeks lezen, want de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet ver staan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden doch de geestelijke mensch onder scheidt alle dingen. Met heilvattend ge loof leert Hij de ziel de schatten der ge nade Gods in Christus aangrijpen, en op verborgene, maar krachtige en onweer staanbare wijze geeft Hij getuigenis, dat al dit heil voor ons bereid is. De geeste lijke kennis verdiept Hij straks in den weg van zalige bevinding en ervaring, en niet in twijfel, maar in den blijden jubel van 't vertrouwende en wel gefundeerde geloof vindt de begenadigde ziel haar leven bij God. En dat altijd meer. Wie gelooft ont vangt den rijken, vollen Christus terstond en geheel. Maar de Geest leert de ziel steeds meer verstaan dat zij dien Christus heeft, en hoeveel zij in Hem heeftde Geest telt haar den schat uit, goudstuk na goudstuk, opdat zij weten zou de dingen, die haar van God geschonken zijn, om nu en eeuwig Hem daarvoor te loven en te prijzen I Zalig, wie den Geest, die uit God is, ontvangen heeft. Wie Hem niet kent, wordt nog door den geest der wereld geleid, en die geest kent geen andere dan wereldsche dingen, waaraan de ziel zich den dood eet den eeuwigen dood, en 't verderf in de hel. Maar de Geest wil komen en woning maken bij degenen, die naar Hem vragen. Doet gij dat Zoekt gij Hem God hoort 't geroep van arme zielen, en als 't uwe verzuchting tot Hem wezen magOch, schonkt Gij mij de hulp van uwen Geest dan zal God u niet beschamen, maar u kennen in uwe zielsellende, dan zal zijn Geest u leiden in een effen land. Laat uwe begeerte er naar uitgaan om te weten de dingen, die u van God geschon ken zijn. Geeft daartoe in u plaats niet den geest der wereld, maar den Geest van God. Hij heeft u zulke heerlijke dingen te zeggen, Hij wil u bekend maken met de dierbaarheid en algenoegzaamheid van Christus, Hij wil 't u doen weten wat ge van God in Hem ontvangen hebt en eeuwig houden zult. In 't geen de Geest u weten doet, als Hij de volle Schrift voor u ont sluit en zoo den ganschen Christus u komt schenken, daarin ligt uw vrede, uw ver troosting en uw zaligheid. Yan der Veen. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. De werkelijkheid. I. envs per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent. MIDDELBURG. yan 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN yan 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest die uit God is, opdat wy zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn. 1 Cor. 2 12. Het is een goed verschijnsel, dat er in deze dagen nog druk gesproken en geschreven wordt over de kerk. Er waren er die er naar ver langden, dat zij de aandacht niet meer trekken zou en zy meenden dan ook heusch, dat die wensch weldra in vervulling zou gaan. Zelf gingen zij haar onverschillig voorbij, wilden niets meer van haar weten, beschouwden het als een bewijs van achterlijkheid, wanneer iemand nog voor haar het opnam en deden alles wat in hun vermogen was om anderen tot hun verlichte denkbeelden over te halen. Zij oordeelden, dat het ook niet lang meer duren zou, of allen zouden het met hen eens zijn. De kerk toch paste niet langer in onze moderne samenleving. Zy had haar tijd gehad. Misschien had zij in vroegere eeuwen nog wel iets goeds gedaan, maar thans was zjj geheel overbodig geworden. Onder hen zyn er, die nog wel op hebben met den godsdienst, ten minste zij zeggen hetdoch de religie kan het best stellen zonder eenige kerk, ja, zij zal eerst dan tot haar recht en tot haar bloei komen, indien de menschen inzien, dat zjj geen behoefte heeft aan eenigen vorm en nog minder aan eenige leerstelling. Tot hun teleurstelling moe ten zij zien, dat de kerk nog altijd een belang rijken invloed oefent. Doch wy kunnen niet zeggen dat wy daarover met hen medelijden hebben. Tegenover hen stonden anderen, die het met leede oogen aanzagen, dat velen de kerk den rug toekeerden, want zy geloofden nog altijd, dat de kerk niet van de aarde maar van den hemel is en dat zy tot een rijken zegen voor een land en volk kan zyn. Hun ging het aan 't hart, dat er zooveel aangewend werd om haar van haar plaats te verdrijven. Waarop zal dat alles uitloopen, vroegen zy niet zonder zorg en zy verontrustten zich over zoovele ver schijnselen, welke verre van bemoedigend wa ren. En daarby kwam nog, dat zy wel erken nen moesten, dat ook in die kringen, waarin het oude Evangelie nog in eere was, veel meer belangstelling was voor onderwerpen, .die den staat en de maatschappij, de school en bet gezin raakten dan voor de kerk en er kwam vreeze over hen, dat de kerk op deze wijze geheel naar den achtergrond zou raken. Het is der halve wel te verklaren, dat sommigen weinig verwachting meer durfden te koesteren en de toekomst donker in zagen. Het zou den schijn kunnen krijgen, dat wy heelemaal zonder eenigen kommer waren waarom wy dadelijk willen zeggen, dat dit geenszins het geval is. Wy hebben ook onze bezwaren tegen den geest van onzen tijd en wy kunnen er best inkomen, dat velen uitspreken Laat ons alleen maar zien op de vruchten, welke het geloof gelukkig nog in vele kringen draagt en ons verblijden, dat er nog onder de ver schillende kerkelijke groepen mannen en vrou wen zyn, die den Heere in waarheid vreezen. Menigmaal denk ik in dezen tyd aan dien schaapherder, geteekend in het boek „Oost- Loren," die er zyn eigen gemeente op na hield. Hy hield niet van kerkelyken strijd en hy ver heugde er zich dan ook over, toen de strijd in de plaats zijner inwoning door de Doleantie ontbrand eindelijk weer minderde. Hy had geen oog voor de noodzakelijkheid, dat de kerk van Christus op aarde er naar staan moest om zich ook in het zichtbare in een zuiveren vorm te openbaren en daarom had hy een afkeer van elke actie, die verdeeldheid bracht tusschen hen, die den Heere Jezus liefhebben. Zoodra de gelegenheid dan ook weer gunstig werd, begon hy zyn eigen gemeente weer te verga deren, waarin plaats was voor Hervormden en Gereformeerden, indien zy maar hun hart en hun hand aan den Heiland gegeven hadden. Hy zocht onder de geheele bevolking, tot welke kerk zy ook behoorden, hen, die er naar stonden om niet met een leugen in hun rechterhand voor God te verschijnen. Overigens trok hy zich weinig aan van al de verschillen, die de geloovigen in het kerkelijke verdeeld hielden, want dit raakte alleen maar het uiterlijke en zichtbare, dat straks toch moet wegvallen. Nu er is zooveel in dien man, 't welk aan trekt, dat wy niet alleen verstaan, wat hem beweegt, maar dat wy er haast toe zouden neigen om te zeggen: wy gaan met u. Wie met den ouden dichter van harte instemt, als hy zingt: „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel, Yan allen die uw naam ootmoedig vreezen; En wandel naar uw goddelijk bevel, o Heer, hoe worde uw goedheid ooit volprezen Gy doet op aard aan alle schepselen wel, Ook wierd ik in uw wetten onderwezen." Hy zal ook gaarne gemeenschap oefenen met allen, die den Heere zoeken, en hy betreurt het, dat er zoovele muren zyn, die schadelijk voor deze gemeenschap werken. Zou hy niet verlangen naar de ure, waarin alle geloovigen verlost zullen zyn van alle bekrompenheid en kerkelijke eenzijdigheid, ja van alle zonden om samen 's Heeren Naam te verheerlijken en Zyn deugden te verkondigen Zou er geen droefenis in 't hart zyn over alle verdeeldheid, welke we rondom ons aanschouwen? Kan het dan niet gebeuren, dat zy van alle kerkelijk gekibbel wars tot zich zelf zeggen-: ik laat my met de bestaande kerken alleen zoover in, als ik er nu eenmaal in deze bedeeling niet buitenkan, maar voor 't overige wil ik er niets mede te maken hebben. Hoe groot in deze dagen het getal van hen is, die zoo leven zou ik niet graag durven te bepalen maar het verwondert my niet, dat velen er toe komen. Er is zooveel in alle kerken, dat onaangenaam aandoet, en dat geheel anders behoorde te zyn, tengevolge waarvan het niet behoeft te bevreemden, dat zy, die gelooven in den eenigen Naam onder den hemel gegeven zich aan het kerkelijk leven onttrekken en wachten op de komst van Hem, die met de wan in Zyn hand verschijnen zal om Zyn dorschvloer te zuiveren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1