Door God geleid. FEUILLETON. Java èu dg Bttltenbïzlttlngsii. Een blik in Cnrione's hart. Is een nieuwe psalmbundel noodig? gebruik, doch de jongeren wendden er zich van af, en thans behooren zy zoo goed als tot het verleden. Later kwamen er andere bundels, welke met groote blijdschap begroet werden. Zy vonden in breeden kring ingang en werden met ge noegen gezongen. Overal waar ge kwaamt, hoordet ge ze zingen. Bijna ieder vond ze mooi en schoon. Het scheen wel, alsof zij voor altijd een plaats veroverd hadden. Doch gelijk zij gekomen waren, verdwenen zjj weer. Eerst werd er gearbeid om het te voorkomen, doch er was niets aan te doen. Zij beleefden een korten tijd van bloei en daarna werden zij vergeten. Zonder ons te veroorlooven een oor deel daarover te vellen wijzen we er alleen op om even te laten zien, hoe het met zulke lie deren gegaan is. Ook mogen we niet vergeten, dat ons volk niet zanglustig is. Hoevele huisgezinnen zjjn er, waarin nooit gezongen wordt. Dit is wel droevig, maar het is zoo. Misschien mogen we de hoop voeden, dat het in de toekomst beter worden zal. De christelijke zangvereenigingen vermeerderen en ook in vele woonkamers doen de orgels hun intrede. Een voorrecht zou het zijn, als de lust om te zingen aangewakkerd kon worden, want nu is het nog treurig ge steld. Als er op een vergadering een vader- landsch lied gezongen wordt, kunnen de meesten het eerste vers nog aanheffen, maar bij een tweede moeten velen het reeds opgeven, omdat zij het niet kennen. Wie hierin verandering kan brengen, doet een goed werk. In een maandoverzicht van de Yriend des Huizes las ik de woorden„In onzen tijd, waarin we misschien wel wat al te zeer ijveren voor en dweepen met de gezangen, zouden we haast den onuitputtelijken rijkdom onzer psalmen gaan vergeten". Zulk een uitlating is teekenend. Zij is niet aanmoedigend voor hen, die den rijkdom onzer psalmen op prijs stellen om zoo warm te worden voor gezangen. De vraag is niet overbodig, wat er gedaan kan worden om den rijkdom der psalmen meer te brengen tot het bewustzijn van ons volk. Onze christelijke scholen hebben reeds uitnemende diensten bewezen, doordien zij de kinderen de psalmen zoo leeren zingen, dat deze er smaak in krijgen. Het is aangenaam om de kinderen als lijsters te hooren zingen op onze scholen. Doch er kan nog meer gedaan worden en daarom nemen we gaarne een stuk op, dat aan verscheidene Bladen werd toegezonden omdat het den weg wijst, langs welken men komen kan tot een hoogst noodzakelijke verbetering, want de schrijver legt op een wondeplek den vinger en toont helder aan, hoe het kerkgezang verhoogd kan worden. Er zijn nog Gereformeerde kerken, waar geen orgel is en dit kan ook wel, als er maar goed gezongen wordt. Ik was eens in de provincie Groningen en daar zong de gemeente zonder begeleiding van een orgel. Welluidend klonk het psalmgezang en het bleek mij bij nader onderzoek, dat zij daar steeds zich oefenden onder een bekwamen leider in het zingen van onze psalmen. Op deze wijze kan er veel tot stand komen. Maar zulke gemeenten zjjn er niet vele. Pas vernam ik nog, hoe in een an dere gemeente in datzelfde gewest aan een predikant verzocht werd om andere psalmen op het briefje te plaatsen, omdat er kans be stond, dat zij de opgegevene en het waren nog lang niet de moeilijkste en de meest on bekende niet zingen konden. Van de hon derd en vijftig waren er slechts enkele, welke in aanmerking konden komen. Zie, dit is iets waartegen wel met alle macht geijverd moet worden. Het psalmgezang is ook een belang rijk deel van de godsdienstoefening, dat meer dan tot dusver tot zijn recht mag komen. Als de beweging, welke er hier en daar is, daartoe moge bijdragen, dan is dit in elk geval een goede winst. Bouma. Het zal vele lezers niet onbekend zijn, hoe ds. Doekes van Nieuwdorp, scriba van de Zen- dingsdeputaten in Zeeland, zich uitte naar aan leiding van een uitspraak van „De Heraut" over de kerstening van Indië, nader verklaard in „De Standaard". Het was toch sinds de Synode van Middel burg 1896 bij den Zendingsarbeid de leidende gedachte geworden om zoo veel mogelijk de missionaire krachten samen te trekken op Java en daarna van uit Java te trachten op de Bui tenbezittingen in te werken. Een en andermaal heeft nu „De Standaard" beweerd dat het thans noodig was om zich te werpen op de Buiten bezittingen, om de Mohammedaansche missie vóór te zjjn, en indien de Buitenbezittingen waren gewonnen, van daaruit op Java in te werken. Ds. Doekes noemde dit terecht „een zonderlinge ommekeer". „In „De Banier", Christelijk Weekblad voor Indië, komt dr. B. J. Esser, zendeling te Poer- bolinggo, in een ingezonden stuk tegen het be weren van „De Standaard" op en vestigt hij juist de aandacht op de hooge noodzakelijkheid van het krachtig voortzetten van den Zendings arbeid op Java. Hij bestrijdt, wat herhaaldelijk is beweerd, dat de hoofdkracht der Zending op Java geconcentreerd zou zjjn, aldus „Het is is notoir wereldkundig) dat „dit nooit het geval is geweest, thans niet „zoo is, en hoogstwaarschijnlijk (althans in „afzienbaren tijd) nooit het geval zal wezen. „Wat den tijd betreft, is het niet het geval, „want tegenover eeuwen arbeiden op de „Buitenbezittingen staat nog geen eeuw „eigenlijke Zendingsarbeid op Java. Wat „het aantal personen, absoluut genomen, „betreft, is dat onjuist, want het aantal „zendelingen zoowel van Roomsche als „Protestantsche zijde op de Buitenbezittin gen overtreft verre dat der missionarissen „op Java. Relatief genomen (de eenig „juiste wijze van berekening) verdwijnt wat „er op Java geschiedt en geschied is bijna „in het niet bij wat op de Buitenbezittin gen gedaan wordt„De Standaard" zelf „berekent toch het aantal inwoners op Java „tegenover dat der Buitenbezittingen als „33.000.000 tegen 7.000.000. Naar dien „maatstaf zou dan Java op een bjjna 5 maal „grooteren staf zendelingen kunnen aan spraak maken dan de Buitenbezittingen." Deze zendeling uit zich over het feit, dat vroeger onder invloed van bovengenoemde lei dende gedachte Soemba niet is losgelaten, aldus „het was waarlijk een verademing voor mij „en andere vrienden van den Soemba-zen- „ding, toen in 1902 de Synode der Gere formeerde Kerken te Arnhem besloot het „werk op dat eiland niet op te geven." Doch met het oog op den krachtigen voort gang van den Zendingsarbeid op Java lezen we het woord, aan zjjn Zendelings/aartf ontperst: -Welk een ontzettend besluit zou het niet Een verhaal uit de eerste helft der 16e eeuw door Zelandia. 29) HOOFDSTUK XVIII. Met open armen werd Curione te Venetië door zijn talrijke vrienden ontvangen. In 't bijzonder Antonio en diens vrouw legden de levendigste blijdschap aan den dag, toen hun geliefde vriend zich zoo onverwachts bij hen voegde. Veel had Curione hun mee te deelen zijn lotgevallen gedurende de laatste jaren wekten de verwondering zijner hoorders, maar bevestigden hen tegelijk in het geloof aan de voorzienigheid des Heeren, Die zjjn kinderen leidt en al hun paden bestuurt. 't Was een blijde tijd voor Italië. „Geheel Italië", schreef omstreeks dezen tijd de kardi naal Caraffe, later tot paus verheven, „geheel Italië is aangestoken door de Luthersche ket terij, die niet alleen door staatslieden, maar ook door vele kerkelijken omhelsd wordt. De vrienden der waarheid verheugden zich natuurlijk ten zeerste over dit feit. Het was niet meer het gloren van den dageraad, dat hun oogen aanschouwden, in hun geestdrift meenden ze reeds de zon te zien rjjzen boven de purperen kim. En inderdaad, alles beloofde een onbelem- merden voortgang van het Evangelie des krui- ses. Melanchton schrijft in 1540„geheele boekenverzamelingen zjjn van de laatste mis naar Italië gezonden, in weerwil van de nieuwe edicten, welke de Paus tegen ons heeft doen uitgaan. Maar de waarheid kan niet geheel onderdrukt wordenons Hoofd, de Heere Jezus Christus, de Zoon van God, zal den draak, den vijand van God, overwinnen en aan zjjn voeten leggenHij zal ons verlossen en over ons re- geeren". Met niet minder heroieken geest was ook Curione bezield. Hij greep de pen en in geest driftige taal schrijft hij zijn samenspraak „Amplitudine Regni Dei", waarin zijn gloeiende verbeelding zich de schoonste toekomst droomt. Ziehier een bladzijde, waarin zjjn vurige ver wachtingen ten duidelijkste uitkomen. „Indien de Heer voortgaat, gelijk hy begon nen heeft, een gelukkigen voortgang te ver gunnen aan het Evangelie, de aangename boodschap van verzoening en genade, zoo zul len wij de geheele wereld, meer dan dit in vroeger tijdperk geschied is, zien henenstroo- men naar deze toevluchtsplaats en vesting, naar Jezus Christus, haar Hoofd, en naar haar drie torens, geloof, hoop en liefdezoodat wij „inhouden om Java, onze schoonste kolonie „met zjjn 33.000.000 inwoners, aan de doo- „delijke omarming van den Islam prijs te „geven, terwijl zóó ooit dan nu een sterke „Zendingsarbeid nog zou kunnen helpen." Wat blijkt uit dit meeningsverschil Wat anders dan dat zoowel op Java als op de Buitenbezittingen krachtiger Zendingsactie ontwikkeld moet worden. We zjjn als Geref. Kerken in Nederland op dit terrein nog niet waar we moeten zijn. Friesland's zendingsactie dwingt eerbied af. De drie noordelijke provinciën zonden ïeeds vier mannen uit en maken nieuwe plannen. Utrecht's actie neemt toe, maar leunt nog op Gelderland, hoewel bet aantal Gereformeerden er meer is dan in Zeeland. Noord- en Zuid-Holland leveren voor den Zendingsdienst uitnemende krachten. Zeeland is begonnen. En Brabant's Kerken, hoezeer door Evangelisatie-arbeid bezwaard, zullen, naar veler bede is, eerlang meer nog dan nu dit deel harer kerkelijke roeping betrachten. We moeten vooral op Zendingsgebied vooruit Zeeuwen, bedenkt gij het inzonderheidBe wijst het op den vierdag van de uitstorting van den H. Geest, die ons in herinnering terugroept hoe krachtig de missie-arbeid door den H. Geest is ingezet. J. H. Lammertsma. Prof. dr. H. Bavinck heeft in de Mei-aflevering van „Stemmen des tijds" besproken een werk, getiteld „The Psalms, New metrical version with tunes new and old". Aan het slot zijner be spreking heet het „Voor ons ligt in dezen nieuwen psalmbun del de aansporing opgesloten om ter hand „te nemen, wat elders reeds lang tot stand „kwam en waaraan ook hier te lande zoo „ernstige behoefte bestaat. Wie verlost ons van „de ongelukkige rymen en wijzen, die in onzen „Psalmbundel voorkomen, en die alleen be merken, dat ze zoo goed als nooit gezongen „worden Zal ook deze vraag weder onbeantwoord blijven? Och, het is slechts een kwestie van tfld. Het is immers een feit, dat velen in de Gereformeerde Kerk en ook in de Ned. Herv. Kerk den psalmbundel even heilig beschouwen als den Bijbel. Begin er maar 'niet over te spreken want ge krijgt den wind van voren. Dat is echter maar schijn, want grond voor de bewering, dat onze Psalmbundel zóó vol maakt is bestaat er niet. Praat er maar eens over en leg het hun eens uit, waarom onze psalmbundel niet zóó volmaakt is en ge komt te staan voor een star conservatief, die slechts oog heeft voor hetgeen onze vaderen deden, al was dit met de kennis, waarover zij hadden te beschikken. En nu ligt het niet in onze bedoeling het "beter te willen weten als onze vaderen. We gelooven dat onze psalmbundel samengesteld is door mannen, die het beste geven wat ze hadden. Maar laten we de vraag, die we hierboven afschreven, eens onder de oogen zien. De tekst van onzen psalmbundel is ontleend aan de Heilige Schrift. Waar wy nu de Hei lige Schrift als onfeilbaar achten en we zulk een schat van God den Heere mochten ont vangen, daar mogen we aan die oorspronke lijkheid niets af of toedoen. De berijming der psalmen zooals door Joannes Eusebius Voet (1763), het Kunstgenootschap „Laus Deo, Salus Populo" (1761) en Hendrik Ghysen (1686) zjjn vervaardigd, getuigt van bijzondere genade aan met onze eigen oogen thans nog het Konink rijk van God veel uitgebreider zullen aanschou wen dan dat, hetwelk de vijand dermenschen niet door zjjn eigen kracht, maar door Gods voorzienigheid verkregen heeft, o, Gelukkige dag o, mocht ik dit verwezenlijkt zien roept Curione uit. En. het antwoord, in de samen spraak gegeven, luidt: „Gij zult het beleven, Coelio, vrees nietgij zult leven om het te aanschouwen. De verblijdende stem van het Evangelie heeft reeds in onze dagen zich uit gestrekt tot den Scyt, Thraciër, Indiaan en Afrikaan. Christus, de koning der koningen, heeft bezit genomen van Rhaetien en Zwitser land Duitschland is onder zjjn bescherming hij heeft geregeerd en wil nog regeeren over Engelandhij zwaait zijn scepter over Dene marken en de Kimbrische Noordsche volken Pruisen erkent zjjn wetPolen en geheel Sar- matië zjjn op het punt zich aan Hem over te gevenHy dringt voorwaarts naar Panonië op Moscou is zijn oog gevestigd Hij wenkt FrankrijkItalië, ons vaderland, is in baren snood en Spanje zal het wéldra volgen". Hoe proeft ge in deze regelen niet Curiones enthousiasme, zjjn vurig temperamenthoe waardeert ge er niet in zjjn natuurlijke wel sprekendheid. Toch was zijn verwachting te hoog gespan nen met name voor zijn vaderland, Italië. Wel deze mannen geschonken. Toch heeft menige predikant tegen de berijming van meer dan een psalm bezwaren. Wij laten dit terrein gaarne aan hen, die letterkundig zijn ontwikkeld. Het zal den lezer dan ook wel duidelijk zijn, dat wij de muzikale zyde van dit vraagstuk willen bezien. En dan komen we tot het volgende L. Bourgeois, Maitre Pierre, Mattheüs Greiter e. a. hebben ons verschillende melodieën ver strekt, hetzjj dat ze zelf de wijzen hebben gecomponeerd, hetzij flat ze bekende melodieën verwerkten tot een Psalmmelodie. Deze wijzen waren gevormd uit Gregoriaansche toonsoor ten, n.l. Ionisch, Dorisch, Phrygisch, Mixoly- disch en Aeolisch. Deze toonsoorten werden voor het Kerkgezang in gebruik genomen in de 4e, 6e en 16e eeuw. En nu resp. 16, 14 en 4 eeuwen later worden nog deze toonsoorten door ons gebruikt. Het zou nu al heel gemaklyk zijn om te zeggen werp het zaakje over boord en begin iets nieuws wat aan onzen tijd past. Het is toch immers een vaststaand feit, dat alles zjjn tyd noodig heeft. Het gemopper over verschillende psalmmelodieën komt in hoofd zaak hier vandaan, dat men zich den tyd niet gunt deze wijzen te leeren. Zing een melodie voor de eerste maal, ge vindt haar te moeielyk. Voor de tweede maal gezongen wordt ze u duidelijker en ge zingt haar daarom ten derde male. Er is iets in dat u aangrijpt, ge zingt haar nog eens, en nog eens tot ge ver rukt uitroept: „Deze melodie is mooi, maar ge moet hem eerst kennen". Dat leeren ken nen had zyn tyd noodig. Let nu eens op. Er was een tijd dat men op vele samenkomsten der gemeente geen instrument had ter bege leiding van het psalmgezang. Hoe ging het toen. De voorzanger zong voor. Die voor zangers zyn niet allen voor hun taak berekend geweest, evenmin als vele organisten thans. En nu sloeg men eenvoudig verschillende psal men over, omdat de wijzen te moeilijk waren. Het behoeft zeker niet gezegd, dat hier sprake is van onachtzaamheid. Door het niet gebruiken der vreemde wijzen hebben onze vaderen ons op een dwaalspoor gebracht. Om een wys te kennen moet men toch in de eerste plaats muziekkennis bezitten, al is het werkelijk niet zooveel. Ze hebben door hun lauwheid en door hun totaal gemis van notenkennis ons schoone psalmen onthouden. Wat zyn wy Christenen niet achter op het muzikaal terrein. Zou het ook een oorzaak hebben? Betreurenswaardig is het, wanneer men door lauwheid zyn schat ten laat verworden. Zóó is het gegaan en gaat het nog. In de kerk zingt men, maar kent geen noten. Op de 100 zyn er misschien 5 die noten kunnen lezen en van de 1000 mis schien 5 die wat van toonsoorten weten. Men moet letters, woorden, zinnen kennen om te kunnen lezen. Maar om te zingen (de lezer vuile in). Is het volgende voorbeeld zoo naast den huidigen toestand? De Kerkeraad zegtBroeders, de predikant zal een gedeelte uit de Schrift lezen, maar zorg er nu voor, dat gij ook lezen kunt. Iedereen weet wat een a en een b is. De Kerkeraad zegtBroeders, we zullen ge meenschappelijk een gedeelte uit de Schrift zin gen... Meer zegt de Kerkeraad niet. Men zingt, maar kent geen noten, dus op het gehoor af. De Kerkeraad verwijst naar de school. De school maakt er zich met c ij f e r s af. Be grijpt de Kerkeraad dan niet, dat zy de ge liet zich de toekomst schoon en hoopvol aan zien, doch zy stelde bitter te leur. De gangen van Gods voorzienigheid laten zich niet afba kenen naar mensehelyke berekeningen. Mocht Curione thans eenige maanden van genoeglijke rust doorbrengen in den schoot van zyn gezin, en te midden van de toewijdin gen eener trouwe vriendschap, hy bleef niet werkeloos. De pen had in zyn hand weinig rust en het is inderdaad verwonderlijk over hoe vele en velerlei onderwerpen hy handelde. Van uit Terrara bereikten hem vele brieven met uitnoodigingen zich daar neder te zetten. Terrara was het middelpunt der beschaving het was tevens de plaats, waar de Hervorming onder de bijzondere en hooge bescherming stond van de beroemde hertogin Renee, aan welker hof niemand minder dan Calvyn, onder den naam Charles Heppeville eenige maanden (1535) doorbracht. In Terrara woonde thans ook Peregrino Morato, de man, dien Curione op zyn reis naar zyn voor vaderlijke landgoederen had leeren kennen. Wel waren zy spoedig van elkander geschei den. maar de vriendschap bleef duren. Voort durend stonden zy met elkander in briefwis seling vele der brieven zyn bewaard gebleven. Welke geest Curione bezielde moge ook nog blijken uit een schrijven aan Morato, waarin hy handelt over den grooten reisweg, door

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 2