Toespraak van ds. Pol bij gelegenheid van de ure des gebeds voor „Yrederust". Kerk en Schoolnieuws. Ofiiciëelo Berichten. gesproken en ook'dikwijls warm gedisputeerd over de vraag, of de prediking objectief of sub jectief moet zjjn of misschien is het meer dui delijk voorwerpeljjk of bevindelijk moest zijn. De een verschilt nu eenmaal van den ander; deze verkeert in een andere omgeving dan gene de een heeft een ander verleden dan zjjn vriend, en dit alles oefent ook invloed uit op de be schouwing, welke men heeft. Gelukkig is het, wanneer zich dergelijke verschillen voordoen, dat allen, eenzelfde uitgangspunt hebben, want dan bestaat er veel kans, dat men door dachten wisseling tot een goeden uitslag komt. Als zij die met elkander over zulke dingen spreken, van Gereformeerde belijdenis zjjn, dan kan het leerzaam zijn, dat zij zich uitspreken. Allen toch zjjn het hier over eens, dat de ge openbaarde waarheid, welke wij in de Heilige Schrift hebben, de lamp voor onzen voet en het licht op ons pad is. Zij zullen er zich derhalve voor wachten om aan het „inwendige licht" meer waarde toe te kennen dan aan hetgeen God in Zijn woord ons zegt. Altijd zal het wel eens voorkomen, dat deze of gene de grenzen overschrijdt, welke ons gesteld zijn, maar dan geschiedt -dit onbewust en niet met opzet. Ook thans wordt er soms hier en daar nog druk over dit punt geredeneerd en als ik het goed begrijp, dan heerscht daarbij geen wezenlijk verschil van zienswijze. De een geeft meer voorkeur aan dit, de ander aan dat. Het wil mij voorkomen, dat men met eenigen goeden wil elkander best verstaan en waardeeren kan. Beiden zijn het hierover eens, dat elke prediking uitgaan moet van de H. Schriftelke prediking moet eene waarheid verklaren en toepassen. Wanneer dit nu goed geschiedt, dan kunnen beiden bevredigd zijn. De volle raad Gods ter zaliging van zondaren moet verkondigd worden, geen enkel deel daarvan mag verwaar loosd worden. Deze eisch mag ja moet de ge meente, aan den prediker stellen en zjj zou ontrouw zijn, als zij met minder zich tevreden stelde. Zoo beslist als we dit op den voorgrond stellen, en daarom er op aandringen, dat elke prediking naar het hooge doel zal staan, zoo voegen wij er aanstonds bij, dat, zij die het woord bedienen, menschen zijn van gelijke be weging als alle anderen. Ook onder hen is er verschil. Reeds dat er menigerlei gaven zijn, oefent hier invloed uit. Velen gaan tegenwoor dig langs onze singels, maar niet allen zien even duidelijk de schoonheid van de ontwakende natuur. Velen hooren het gefluit van den lijster en het morgenlied van den leeuwerik, maar niet allen genieten er evenveel van. Zoo is het ook hier. Van daar dat de wijze, waarop het woord bediend wordt, ook steeds verschillend zal zijn. Wat God in vorige eeuwen gedaan heeft tot verlossing van zijn volk, moet helder in 't licht gesteld worden. Niemand is er, die daaraan twijfelt. Wij moeten, gelijk men het pleegt uit te drukken, den Christus voor ons kennen. Maar eveneens is het dure roeping om na te gaan, wat God nog werkt door Zjjn woord en geest in het hart van allen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Met andere woorden de Christus in ons moet tot zjjn rechtkomen. Beide zijden hebben aanspraak op een grondige overdenking en belangstelling. Welk een heerlijke taak is het om de waarheid te prediken, welke in de woorden ligt: Ik leef en gij zult leven, want hier wordt de bron aangewezen, welke steeds mild 'en overvloedig vloeit. Hoe groot is de rijkdom, welke hier getoond wordt aan de nog stervende wereld, waarover de kille adem des doods gaat. Christus leeft. De dood kan Hem geen schade toebrengen. Hij heeft een onvergankelijk leven. Daarom zullen zij leven, die door het geloof hem in geplant zijn. Doch zal deze waarheid nu in al haar luister b linken, dan is het noodig om ook open te leggen, wat de Apostel Paulus van zich heeft getuigtIk leef doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij en wat ik nu leef, dat leef ik door het geloof van denZoon van God, die zich voor mij overgegeven heeft. Eersi door te verstaan, wat ons hier aangeboden wordt, dringen we in de volle waarheid. Altijd moeten we beginnen, met wat God ons in Zijn woordt zegt, en doen we dit op de rechte wijze, kan komen wij waar wij wezen moeten, want dan§leeren wij de volle waarheid kennen. God toch gaf ons Zijne getuigenissen opdat wjj door den verlichtenden invloed der Geestes weten zouden de dingen die ons van Hem geschonken zijn. Het woord is bestemd zoowel om een licht voor ons verstand als om een kracht in onzen wil te zijn, opdat ons hart gesterkt worde door genade. Bouma. Als met de zoo sterke uitdrukking „uwe bekommernis", die Petrus hier gebruikt, alleen bedoeld wordt, zooals toch zoo gemakkelijk de gedachte daarvan in ons oprijst,!de als centenaars- lasten drukkende levensmoeiten, dan zou de aan wending van dit woord voor de gelegenheid dezer ure, gegeven de zoo gezegend voortgaande werkzaamheden onzer vereeniging, een moeilij ken gang te maken hebben. Daarom moeten wij ons wel even de uitleg kundige opmerking veroorloven, dat Petrus' zoo bekende opwekking eene aanhaling is, naar de Septuginta de vertolker der zeventigers van Ps. 55 23 waar staat: Werp uwesor^op den Heerewaaruit het u al aanstonds duidelijk zal zjjn, dat „bekommernis" hier gelijk te achten is met de zoo veelvuldige levenslasten als in de zoo onderscheidene levenszorgen ons de schouderen drukken kunnen. Ziekelijke neigingen van menschen, die al maar zonder noodzaak tobben en voorttobben, die bij goed weer en op een veiligen weg al maar gevaren en vijanden zien, zjjn hierbij dus uitgesloten, en de wezenlijke zorgen, die er toch werkelijk al genoeg zijn, vormen den zwaren last, dien wjj wel te dragen hebben, maar dien wjj ook van onszelf mogen afwerpen, van onszelf afop den Heere onzen God. Yoor de Klein-Aziatisehe gemeenten, aan wie Petrus deze vermaning schreef, tot haar sterking in den levensstrijd, gold dit de hachelijke om standigheden, waarin zjj te midden van eene haar vijandige wereld verkeerdenen Gode zy dank! in dien zin komt dit Schriftwoord niet meer tot ons, tot ons die leven mogen op de vrye erve van ons dierbaar Nederland, die leven mogen in deze van ouds om haar ijver voor de godsdienstvrijheid zoo beroemde provincie. Toch kan ons deze opwekking tot een alleszins be trouwbaren en uitnemenden gids strekken by al den arbeid, dien we in 's Heeren Naam onder nemen en voortzetten, den arbeid in ons per soonlijk, huiselijk en maatschappelijk leven, by al den christeljjken arbeid, waarvan immers weer een zeer belangrijk deel is de beoefening der christelijke barmhartigheid, van welke dan weer een gewichtig onderdeel is de christelijke verzorging dier ellendigen, die in hunne krank zinnigheid „levend-dood" zjjn te noemen. In 't algemeen kan reeds gezegd worden dat aan een stichting als Yrederust is, veel meer zorgen verbonden zyn, dan waarvan wy, die. meer uit de verte met haar medeleven, ons wel bewust zyn. Daar zyn de altijd weerkeerende finantieele zorgende zorgen voor de altijd onontbeerlijke propaganda, opdat de liefde voor dezen arbeid vurig blyve in de plaatsen der verschillende afdeelingen en corporatiesde zorgen voor dienend personeel, dat zich aan de zoo zwaren arbeid der krankzinnigen-verpleging wil wijden; de zorgen die by de gedachte aan het toch altyd nog maar langzaam voortschrijden dezer werkzaamhedenzorgen voor een goed beheer en eene deugdelijke administratie en wat daaraan verbonden iszorgen, dat het geestelijk karakter van dit heerlyk werk onverkort en ongerept bewaard blyve, zorgen dat de reputatie der Stichting eene goede reuke van zich geve en zooveel meer nog, als waarvan het Mo deramen onzer Yereeniging en met name de Voorzitter, nog menige bladzijde van zyn boekje zou kun nen opendoen. Maar zorgen zyn er in dezen arbeid ook voor ons, leden dezer Yereeniging. Zorgen waarvan wy met name deze willen aanwijzen, dat onze christelijke barmhartigheidsoefening niet worde gewone philanthrophiedat wy dezen arbeid doen niet uit kouden plicht, maar uit een warm door innerlijke ontferming bewogen en warm gemaakt hart, geljjk barmhartigheid immers de eerste beteekenis heeft, ja dat wy het ideaal najagen, zooals Paulus dit heeft geteekend in Rom. 12 8„die barmhartigheid doet in blij moedigheid", waarvoor gij in den grondtekst vindt het teekenende woord hilariteitdie barm hartigheid doet, moet het doen in hilariteit, niet met den ij delen lach der wereld als zy haar genot viert, maar met den glimlach der geestelijke blijdschap op de lippen zorgen met één woord, dat dit werk, zy in den Heere en tot lof des Heeren. En nu dit kostelijk voorrecht, wat Petrus ons predikt in deze vermaningDraag die zorgen, al die bekommernis niet zelf; maar werpt ze van u op den Heere uw God. Laat u niet ont moedigen, laat u niet verdrukkenlaat u niet neerslaan. Weest in geen ding bezorgd. Beveel uw God uw moeite, maak ze Hem bekend, ja, veel meer, werpt het alles van u af, op uw God, die ze dragen wil in uwe plaats, Israëls God, van Wien al het volk zyn sterkte heeft. Om dat echter te kunnen doen, om onzen last naar Boven te kunnen werpen, moeten wy ons eerst verootmoedigen in diepe vernedering. Ons tekstwoord is niet meer dan een bjjzin, toegevoegd aan vers 6 „Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, d. w. z. onder den wil, de regeering, het bestel van den Souvereinen God, opdat Hjj u verlosse te Zjjner tjjd. Wy hebben hier dus deze fijne woordspeling Eerst in de diepten der zelfvernedering voor God en dan naar de hoogte met uw last op God Om op te stijgen eerst nederdalen, zooals het in een eenvoudig lied is uitgedrukt. Twee wegen openen zich hier: De eene is dezeGjj bljjft by al uwe bekommernis, by a! uwe zorg, steunen op menschen, op u zelf en stelt vleesch tot uw armgij behoudt uw jjdel zelfvertrouwen, waardoor gy de moeite meent te kunnen overwinnen of ook want naardat uwe geaardheid is zal ook Hier uwe houding zyn Gy wordt door moedeloosheid bevangen en slap en treurend zit gy te midden der druk kende zorge neer maar 't is toch wezenl jjk één en dezelfde wegGy blyft dezelfde onder de krachtige hand Gods gij blyft u zelf ophouden tegenover God en 't dieper dal der verootmoe diging betreedt uw voet niet; 'tkomt niet tot zelfvernedering, waardoor gy aan uzelf ontvalt. En op deze manier kunt gy er ook niet toe geraken, om dit heerlyk voorrecht te genieten, dat gy al uwe zoggen op God werptook niet, al bidt gy trouw uit gewoonte of plicht tot Godgy, die u zelf in den weg staat, moet eerst zelf weg, in diepten van zelfvernedering. Dit is de tweede weg, die zich opent, en dien wy elkander in deze ure weer aanprjjzen willen De weg, die Hagar bewandelt, toen zy zich door den Engel in de woestjjn had laten gezeggen en zich ging vernederen onder de hand van Sarah hare vrouwerkennen onze zonde en schuld, onze onwaardigheid en onbekwaamheid voor Godverootmoedigen ons hart en onze ziel voor Hem, Wiens Heiligheid de serafijnen zingen rondom de troonons zelf verliezen voor God Almachtig en genadig en dan ja, als wy zelf niets meer zyn, dan komt het, dat heerlyk werk: Alle zorgen werpen op uw God. Maar gy gevoelt met my, dat is nog maar het begin: Vernedering voor God. Er moet op volgen ootmoedig smeeken in vertrouwend geloof in Hem voor Wien wy nederig knielen. Bukken diep in het stof en roepen uit de diepten en toch ook het oog naar de Bergen, vanwaar onze Hulpe komen zal neerdalen in ootmoedig gebed en nederig smeeken en opvaren in geloof als op den wiek slag der arenden tot het Vaderhuis met zjjne vele woningen neervallen in diepten van zelfvernedering en toch opstygen op de vleugelen van het kinderlijk vertrouwen tot Gods troon, waar wy nederleggen heel onzen last, voor Hem, die dien van ons overnemen wil, zóó dat wy dien dragen in de mogendheid Zyner kracht. Neen, dat is niet gemakkelijk. Dat is de allerhoogste werkzaamheid der ziel een werk des geestes dat vrucht is van de wer king des Heiligen Geestes, van den geest der genade en der gebeden, dien wy ook in deze onze gebedsure niet missen kunnen. Doch het doet ons dan ook, zoo waarachtig als Gods Woord is, ervaren de waarheid van de liefelijke drangredenen, waarmede Petrus deze vermaning bindt op ons hart: Want Hy zorgt voor u. Weer zulke een fijne woordspeling. Werpt toch al uwe bekommernis, d. i. al uwe zorg op Hem, want immers Hy zorgt voor u en als Hy zorgt zyn al uwe zorgen uit de volle bronnen zyner schatten en gaven al aanstonds vervuld. Uwe zorgen, op Hem geworpen, zijn Zijne zorgen, de zorgen van Hem, Wien gij ter harte gaat, meer nog dan de schapen den herder, dan de geliefde kinderen den aardschen vadervan Hem, die in Christus Jezus een Vader van alle barmhartigheen is, Wiens trouw tot in eeuwig heid isvan Hem, die zoo sterk als trouw. Als Hij zorgt, dan is 'ter, dan komt er al wat er noodig is. Moet het, dan laat Hy in de dorre woestijn het frissche water stroomen uit de harde rotsen en het manna regenen van den hemel dag aan dag. Zijne zorgende hand met zegeningen ge vuld, ontsluit over de zjjnen gaven en weldaden, die alle onze zorgen vervullen, ja boven bidden en denken uitkomsten bieden. Zoo kunnen wy dan weer voort, naar Petrus' woord op onzen weg, 't oog naar Boven gericht, naar onzen trouwen God, 't hoofd omhoog dat met de kroon van Gods rijke zorgen zal zyn gesierd. Als van zelf geldt dat niet het minst van dien arbeid, die de zorge voor ellendigen en zielskranken, naar den eisch der christelijke barmhartigheid op zich genomen heeftdie zorge deelt ge wissel jjk zeker ook in de zorgen van onzen Vader, die in de hemelen is. Immers Hy zelf is het, die ons in Christus Jezus zyn groote barmhartigheden bewijst tot onze zaligheid, maar die daardoor ons ook zelf barmhartig maakt over al het ellendige en verlorene, gedrukt in lichaams leed en zieleweedom; Hy toont het ons dat wy, hoe zondig en schuldig, Hem ter harte gaan opdat wy, in Zyn Naam het zoo droevig lot van hen, die zoo deerlijk gekrenkt zjjn, ter harte zouden nemenen als wy dat doen, dan mogen wy rekenen hierop, dat Hy, die dat werkt in onze harten, ons ook de middelen, de gang, de talenten, de mannen en vrouwen, ja alles geven zal, en dat Hy onze vljjt kroonen zal met Zyne zegenende, rjjk makende, uithelpende zorgen. Wie maar den goeden God laat zorgen, En op Hem bouwt in 't bangst gevaar, Is by Hem veilig en geborgen, Dien redt Hy, goddelijk wonderbaar. Wie op den Hoogen God vertrouwt, Heeft zeker op geen zand gebouwd. TWEETAL te Lutjegast: ds. G. H. Dijkstra te Drachstercompagnie ds. F. Wiersma te Engwierum; BEROEPEN te Ridderkerkcand. M. Schouten te Haren te Kielwindeweer ds. J. S. Sehaafsma te Emmer-Compascuum te N. Dordrechtds. L. H. Duin te Zweeloo. AANGENOMEN naar Asperends. E. Zwiers te Raamsdonk. BEDANKT voor Schiermonnikoog: ds. J. H. Houtzagers te Kootwijk voor Giessen-Oudkerkds. P. Warmenhove te Aarlanderveen. Vijfde Hoogleer aar Theol School. Ds.Doekes deelt in „De Bazuin" mee, dat de vrucht van de actie voor een vijfden Hoogleeraar aan de Theol. School op het oogenblik is, dat aan giften werd gestort of geteekend f 11.790. de lyst-Oggel steeg tot f2863.70, wordt over 3 jaar f8591.nieuwe contributien werden geworven tot een bedrag van pl. m. f2000.—. Curatoren der Theol. School te Kampen besloten om op de eerstvolgende Generale Sy node voor te stellen over te gaan tot het be noemen van een vijfden Hoogleeraar. Op de gewone curatoren-vergadering, te houden 1 Juli a. s., zal een voordracht voor een vijfden Hoogleeraar gemaakt worden.. De kerkeraad te Utrecht ziet om naar een geneeskundige van Geref. belijdenis, die bereid is als geneesheer-directeur van een te stichten hospitaal te Poerworedjo (op Java) God in de Zending te dienen. Ds. E. v. d. Kamp, emer. pred. te Maas land, is in den ouderdom van 86 jaar overleden. Hy diende de kerken van Noord w jjk, Putters- hoek, Noordeloos en Maasland. Aan de Vrye Universiteit is geslaagd voor het cand. ex. in de Theol. de heer Ph. Ch. Snjjman, en voor het cand. ex. (2e ged.) Theol. de heer D. Sikkel. 27ste Algemeene Vergadering van het Gereformeerd Traktaatgenootschap „Filippus", op Donderdag 30 Mei 1912 in de Gereformeerde Kerk te Franeker. Woensdag 29 Mei, 'snam. 2 uur, wordt een bestuursvergadering gehouden in de consistorie kamer van de Geref. Kerk's avonds 7 uur in het kerkgebouw bidstond, waarbjj ds. H. W. Laman van Assen hoopt voor te gaan. Donderdagmorgen om 10 uur wordt de alge meene vergadering geopend, waarvan het agen dum o.m. bevat: Behandeling van het volgende voorstel „Filippus" schrjjve een prysvraag uit voor een leerboek eventueel twee leerboeken in Gereformeerden geest, over de Algemeene Geschiedenis, ten behoeve van gymnasia, hoo- gere burgerscholen enz. Referaat. De roeping der christenen en van Filippus" jegens onze zonen en broeders in de hoogere kringen van het volksleven en in de openbare scholen voor middelbaar en hooger onderwys. Inl. ds. A. de Geus te De Lemmer. Waar bljjven de traktaten van „Filippus"? Wat is er te doen voor de uitbreiding van .Filippus" en zyn arbeid, met name in Fries and Stellen onze jongelings- en jongedochters- vereenigingen wel genoeg belang in „Filippus" Wat kan „Filippus" doen op onze nationale feest- en gedenkdagen Na anderhalf jaar herderloos te zyn geweest, mocht de Geref. Kerk van Bruinisse het voor recht hebben dat Zondag 12 Mei 1.1. haar nieuwe leeraar, ds. A. Taal, zyn arbeid onder ïaar aanvaardde. Na des morgens te zyn ingeleid door zyn schoonvader ds. Knoll van Nieuw-Loosdrecht met de woorden van Rom. 12 38, verbond ds. Taal zich des avonds aan zjjn nieuwe ge meente, met een schoone rede naar aanleiding van 2 Corinthe 45. Van de bljjdschap der gemeente was een der ouderlingen de tolk, toen hjj Z.Eerw. na de predicatie toesprak en de talrjjk opgekomen schare verzocht te zingen Ps. 1343. Namens den kerkeraad voornoemd, N. J. Bastmeijer, Scriba. Ds. Lammertsma verzocht ons mee te deelen, dat hy zjjn onderwerp voor de Pastorale Con ferentie aldus gewjjzigd heeft: „Vraagt de ontplooiing van ons Gereformeerd kerkeljjk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 2