Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie fan: Ds.L BQUM1, 9s. H. W. LiMlH en Ds. R. J. YIN DER YEEN. 9e Jaargang. Vrijdag 3 Mei 1912, No. 46, UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drnkker-Uiteeyer A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER iD VERTERTIEN THOMAS MET HEN NIET. Thomas is volstrekt de man niet, dien velen van hem gemaakt hebben. Vooral in wereldsche kringen, waarin men hem niet meer of anders dan slechts bij name kent, heeft men van hem eene voorstelling, die geheel in strijd is met de waarheid en die hem grootelij ks onrecht doet. Hij geldt daar als een ongeloovig man van professie, wiens voortreffelijkheid gelegen is in zijn sceptischen aard en critischen blik. De andere discipelen waren lichtgeloovige menschen, dien men alles op de mouw spelden kon. Maar Thomas liet zich zoo gemakkelijk niet beetnemen, hij onderzocht de dingen eerst op degelijke en grondige wijzehij wilde wel gelooven, maar alleen op secure en soliede gronden. Daaruit werd zijn woord geborenIndien ik in zijne handen niet zie het teeken der nagelen, en mijnen vinger steek in het teeken der nagelen, en steek mijne hand in zijne zijde, ik zal geenszins gelooven. Hij dacht er daarom niet aan om de verhalen der op standing aan te nemen, dat liet hij over aan vrouwen en zwakhoofden. En zoo is Thomas bij de lieden der wereld een soort held, die om zijn manmoedig ongeloof dient geprezen en verheerlijkt. Maar deze Thomas is niets minder dan een ongeloovige, zooals bij voorbeeld de Sadduceën ongeloovig waren en zooals nog duizenden en tienduizenden ongeloovig zijn in onze dagen. Neen, hij was een discipel, een waar en oprecht discipel des Heeren, een gegevene door den Vader aan Christus. Achter zijn ongeloovig spreken en han delen klopte een warm discipelhart, een hart dat den Heere innig lief had, zoo innig, dat Thomas op den laatsten gang naar Jeruzalem, toen hij voor het leven van Jezus vreesde, uitrieplaat ons met Hem gaan, opdat wij met Hem sterven een hart, dat ook nu om zijn Heiland zoo diep treurde, dat het hem juist hierdoor onmogelijk was ineens uit zijne droefheid uit te komen en mee te juichen in den jubel van den Paaschdag. Waar de onge loovige Thomaso: ook tot een spreekwoord en klap geworden is bij velen, moeten wij het wel verstaan, dat deze Thomas, niet tegenstaande zijn ongeloof, een echt dis cipel des Heeren was, die in niets gemeen schap had met de ongeloovigen van toen of later, die Gode en zijnen Gezalfde gram zijn. Dezen willen niet gelooven, maar Thomas kon niet gelooven, hoe gaarne hij 't zou willen. Wij zeggen dit niet om Thomas in zijne ongeloovigheid geheel vrij te pleiten of te verontschuldigendat zij verre. Zijne on geloovigheid moet hem als een ernstige en zware zonde worden aangerekenden dat te meer naardien hij in zijne onge loovigheid volharden bleef, toen de andere discipelen met groote en bezielde blijdschap de Opstanding van Jezus hem verkondigden. Hij geloofde het woord niet, dat Jezus gesproken had. Dat was de kwaal van allen; zij haddon wel gehoord wat Jezus gezegd had, maar zij hadden er geen acht op geslagen, er niet behoorlijk aandacht aan gewijd, ze hadden het tot hun bewust zijn niet laten doordringen, want zij wilden hetzoo niet. Maar bij Thomas was dit in hooge mate zoo het geval. Van de anderen lezen wij, dat zij indachtig werden het woord dat de Heere gesproken had; doch Thomas, ofschoon hij het toch ook gehoord had, liet zich er niet door leiden het had voor hem geen kracht en deed hem geenerlei nuttigheid. Thomas was ook eigenzinnig en hoog moedig in zijn ongeloof. Al de discipelen en discipelinnen hadden zich beijverd om hem van de waarachtigheid van 's Heeren Opstanding te overtuigen. Ze hadden het op allerlei wijze en manier met hem ge probeerd de een wees hem hierop en de andere daaropzij trachtten allen naar vermogen om hem te doen deelen in hunne blijdschap, maar er was niets met hem aan te vangen. Hij werd er maar onge loovig tegen inhij werd er door geprik keld om voorwaarden te stellen, die on betamelijk warenhij deed de discipelen pijn met uitdrukkelijk te verklaren, dat hij hun getuigenis voor niets achtte, als zijn eigen zintuigen en waarneming deze niet aannemelijk en geloofwaardig maakten. Hij alleen wist het beter dan zij allen. Thomas zondigde ook hierin, dat hij zich aan den omgang en de samenkomsten der discipelen onttrok. Wij kunnen het ons best voorstellen, dat hij zich niet bijzonder opgewekt gevoelde om met de blijde vrien den des Heeren omgang te hebbeneigen droefheid stond hem daartoe zeer in den weg. Maar toch deed Thomas niet goed met zich te onttrekken, hij sneed daardoor de gelegenheid af om mede getroost te worden, hij bedroefde de discipelen en ver meerderde eigen smart. Zoo zien we hem dan eenzaam ronddolen in de duisteren nacht van zijn ongeloof, waarin het licht der blijdschap niet kon opgaan. En daarom miste hij ook de zalige blijd schap, die het voorrecht der anderen werd, als aan den avond van den eersten dag der week Jezus in hun midden stond en hen begroette met zijn troostvolVrede zij ulieden Deze Thomas mag daarom wel tot waar schuwing zijn. Goed doet, wie zich aan hem spiegelt, op hem ziet als op een baken in zee. Zijn er nog niet velen, die maar al te weinig acht nemen op het Woord des Heeren Ze zijn zoo onopmerkzaam ook waar dat Woord hun in 't algemeen dier baar is en zij dat gekozen hebben tot een lamp voor hun voet, daar blijkt het toch telkens dat zij rekening slechts met dat Woord houden, inzooverre het met hunne meeningen, voorstellingen en wenschenin overeenstemming is. Daarom blijft menige schat voor hen verborgen, genieten zij niet den vollen troost van Gods heiligen en gaan zij niet met blijdschap in den weg des Heeren. Er is zooveel duisternis en mismoedigheid, omdat ze 't Woord over zich niet laten heerschen. Met name ook strijde toch een iegelijk tegen zijn ongeloof en eigenzinnigheid. Dit is wel 't minste bij Thomas te verontschul digen, dat hij niet krachtig tegen zijn on geloof gestreden heeft. Hij gaf er, in ver band met zijn persoonlijkheid, aanleg en karakter, veelmeer aan toe. Wij zouden haast zeggen, dat hij zichzelven in zijn ongeloof behaagde. De discipelen werden klein in zijne oogenhunne getuigenissen waren voor niets te achtenzij leden aan oppervlakkigheid, zoodat zij zich blij m aak ten met onwezenlijke dingen. Maar zoo was hij niethij maakte meer en ernstiger werk van de zaakin dit stuk oordeelde hij zich voortreffelijker dan de anderen. Maar achter al die uitnemendheid ging zijn geloof schuil, ergerde hij de broederen en bedroefde hij den Heere. O, dat on geloof! Dat ongeloof in zijn waanwijsheid en hoogmoed, in zijn drogredenen en mis leiding Het poogt zich als slachtoffer dat beklaagd moet voor te stellen, terwijl het getuchtigd en gestraft dient te worden. Strijd tegen dit kwaad. Bid den Heere, dat Hij het uit uw harte wegneme. Wees niet ongeloovig, maar geloovig. Want indien ge niet gelooft, zoo zult ge niet bevestigd worden. En laat u dan ook door Thomas waar schuwen om nooit den omgang met de vromen af te breken. Thomas onttrok zich, en heeft daardoor menig bitter oogenblik zich zeiven bereid. En de hooge blijdschap der discipelen, toen Jezus in hun midden kwam, ontging hem geheel. Zoo is het menigeen na Thomas gegaan, die eigen zinnig van 's Heeren volk en hun blijmoedig geloofsgetuigenis zich afkeerde, en alléén in het duister dwalen bleef. Maar zoo ga het u niet, welke reden gij ook meent in uzelven daartoe te hebben, of door den vorst der duisternis u opgedrongen wordt. In dien weg wordt nooit iets gewonnen, maar altijd verloren. Zie, zegt de Apostel, de rechtvaardige zal uit het geloof leven en zoo iemand zich onttrekt, mijne ziel heeft in hem geen behagen. Geve God, dat wij 't in oprechtheid hem nazeggen kunnen Maar wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve, maar van dege nen die gelooven, tot behouding der ziel. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent, MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. En Thomas, een van de twaalven, was met hen niet, toen Jezus (daar) kwam. Joh. 20 24. Van der Veen. Wat (le genade niet doet. Naar aanleiding van enkele artikelen over Jona werd ons een schrijven gezonden, waarvoor wfj erkentelijk zijn. Daar werd o. a. ons ge vraagd, of wij eens iets schrijven wilden over het leven der genade in verband met de ge aardheid van den mensch. Het was bovendien nader toegelicht, zoodat wij naar wjj meenen het goed hebben begrepen. Aan het verlangen zelf geven wy bij deze gehoor in de stille ver wachting, dat het voor hem, die het ons vroeg, tot bevrediging en voor anderen tot voordeel moge zjjn. Alle menschen hebben hetzelfde leven, door aller aderen vloeit hetzelfde bloed, allen ademen op gelijke wijze en in aller harte klopt de zelfde kracht. Wat zij met elkander gemeen hebben, onderscheidt hen eenerzyds van de planten en de dieren en anderzijds van de Engelen. Een mensch kan diep wegzinken, geheel verdierlijken, maar hy kan toch nooit ophouden een mensch te zyn. Doch hoewel dit waar is, toch belet het niet, dat twee menschen onderling verschillen. Er zyn geen twee bladeren aan een boom vol komen gelyk, zegt men wel eens, en dit geldt ook van de menschen. Er zyn menschen, die veel op elkander gelijken, zoodat iemand, die hen niet zeer van naby en zeer nauwkeurig kent, licht den een met den ander verwart, maar indien men hen nauwgezet met elkander vergelijkt, is er toch ook wel eenig onderscheid. Wy kennen allen de beide Apostelen Johannes en Petrus, welk een verschil tusschen deze beide mannen, die zooveel met elkander om gingen en zoo innig aan elkander gehecht waren. Wij kennen eveneens het zusterpaar Maria en Martha, die beiden Jezus liefhadden, maar welk een verschil. Martha steeds bereid om den Heiland te dienen en Hem met haar zorg te omringen, terwyl Maria aan de voeten van Jezus nederzit en Zyn woorden weglegt in haar hart. Uit deze beide voorbeelden volgt reeds dat de genade de geaardheid niet wegneemt. Dat de Apostel Petrus een vurigen geest had dankte hy niet aan het nieuwe leven, maar aan de schepping der voorzienigheid Gods, dat de Apostel Johannes zulk een zeldzame gave had om diep ergens in te zien en zich niet te verheffen, kwam hem insgelijks toe uit de wyze waarop God hem het leven, den adem en al zyn machten gegeven had. De zonde verderft en verwoest wel, wat wy uit de hand des schep pers ontvingen, maar zy kan het niet vernietigen, vandaar dat wy dan ook gewoon zyn te zeggen, dat wel de hoedanigheid onzer vermogens be dorven werden, maar geenszins die vermogens geheel op zich zelf beschouwd. Ons verstand, dat oorspronkelijk verlicht was, werd verdonkerd, doch zelf bleef het. Daaruit is het te verklaren, dat er steeds mannen waren, die door hun zeldzame denkkracht de geslachten verbaasden en een veelomvattende kennis zich wisten te verwerven. Wie hiermede rekening houdt, zal wel kunnen verstaan, dat de oorspronkelijke geaardheid van een mensch niet weggenomen wordt door de genade der wedergeboorte en der bekeering. Wel ontvangt hij een nieuw leven, dat zich gelden doet in al zyn vermogens, maar de eigenaardigheden van zyn persoonlykheidbly ven. Wy zien dan ook een ryke verscheidenheid onder de geloovigen, zoodat de een heeft wat een ander mist. Gelyk de leden van ons lichaam verschillen, zoo is het ook met de leden van het lichaam van Christus. Dit is goed, want ieder heeft zyn eigen plaats en zyn eigen taak op aarde van het Koninkrijk der hemelen en als wy dit goed verstaan, zullen we elkander niet benyden, maar wy zullen allen samen werken aan den opbouw van Jeruzalems muren. De ryke verscheidenheid, welke we op dit ge bied aanschouwen, is dan ook een openbaring van de veelvuldige wijsheid van onzen God, welke zelfs aan de Engelen nieuwe stof van heilige verwondering aanbiedt. Als Jona zoo stout tegenover zyn Zender staat, komt daarin ook uit de bijzondere stem pel, welke zyn karakter draagt. Achtste jaarvergadering van .Vrederust". Deze vergadering wordt gehouden op Vrijdag den lOen Mei aanstaande, des voormiddags ten tien ure in het Schuttershof te Middelburg. In de bidstond, welke een uur duurt treden op ds. Tjebbes van Middelburg en ds. Pol van Vlissingen. Wy verwachten dat dit uur als gewoonlijk stemmen zal tot het gebed voor de stichting en al hare belangen. Wie eenigszins kan wone deze samenkomst by. Na een pauze van een uur wordt de eigenlijke

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1