Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie van: Ds. L. fiOUMI, Os. H. W. LiMiH en Ds. R. J YAN DER YEEM,
9e Jaargang.
Vrijdag 1 Maart 1912.
No, 37.
Drukker-Oitgefer
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
iBOHREMEHTSPRIJS
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER 1DYERTEHTIEH
IS UW TOORN BILLIJK ONTSTOKEN
's Heeren goedheid kent geen palen,
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen die dwalen
Leiden in het rechte spoor.
Waarlijk de goedheid des Heeren is on
begrensd. Het blijkt hier op zoo onover
troffen wijze. Hoe eigenzinnig was Jona.
Zeldzaam hardnekkig hield hij vast aan zijn
eigen voorstelling, waarvan hij toch eenmaal
zelf zou inzien en zeggen, dat hij door en
door dwaas was. In weerwil van al wat
God gedaan had om hem het oog voor zijn
wederstrevigheid te openen bleef hij wie
hij was. Wij menschen zouden allicht ge
zegd hebben er is toch niets aan te doen,
hij moet het dan zelf maar weten, en
daarmede zouden we hem aan zijn eigen
lot overgelaten hebben. God echter is
oneindig goed. Hij buigt zich tot zijn mis-
moedigen knecht neder en spreekt met
hem, gelijk een moeder met haar weer
spannig kind. Is uw toorn billijk ontstoken
Een enkele vraag. Niets meer. Hieraan
herkennen we den Leidsman Israels. Meer
malen kwam Hij in Zijne opzoekende liefde
tot Zijne kinderen met een vraag, geschikt
om de teederste snaren des harten in be
weging te brengen. Jona was ontstemd,
was vertoornd. Hij meende redenen te
hebben om misnoegd over zijn Zender te
zijn. Nu vraagt God hem, of hij eens nagaan
wil of hij wel oorzaak heeft om zoo bitter
van hart te zijn. Als hij slechts de moeite
wil doen om een nauwkeurig onderzoek
in te stellen en de raadselen zijns levens
na te gaan, dan zal hij wel tot het besluit
moeten komen dat hij er in 't geheel geen
reden toe heeft.
Een goed woord vindt een goede plaats.
Wij zullen op deze spreuk niets afdingen.
Alleen het gaat er mede, als met alle spreek
woorden zij gaan niet altijd door.
Indien we het nog niet wisten, dan zou
dit voorval het ons kunnen leeren. Jona
was nog niet gezind om er op te ant
woorden. Hij zal de vraag wel niet ver
geten, want daartoe drong zij te diep in
hem door. Maar hij heeft nog geen lust
om haar ter harte te nemen. Zondereen
enkel woord te uiten staat hij op, gaat
ter stad uit en zet zich tegen het Oosten
der stad. Nog heeft hij den moed om
tegen de vriendelijkheid van zijn God in
te gaan, nog wil hij liever zijn eigenwil
ligheid handhaven dan vrede met God
sluiten. Is het niet droevig? Ja, gewis
is het dat. Ge moogt gerust het hoofd
er over schudden, als ge maar bedenkt,
of het ook niet menigmaal zoo bij u zelf
is. Antwoordt ge dadelijk op elke vrien
delijke en ernstige vraag, welke de Heere
u doet? Zijt ge steeds bereid om te breken
met wat in strijd is met den wil des Heeren.
Kunt ge met de hand op het hart ver
klaren, dat ge van een dergelijke hard
nekkigheid niets weet? Ach, wij zullen
wel moeten bekennen, dat wij ook vaak
aan Jona gelijk waren. Als het tegen al
onze voorstellingen ingaat, als onze be
schouwingen tegen de rots der werkelijk
heid verpletterd worden, dan gaat het niet
zoo gemakkelijk om het hoog bestel van
Gods voorzienigheid te eerbiedigen. Wij
hebben onze eigen meening over de wijze,
waarop het Koninkrijk der hemelen moet
komen en wij kunnen niet verstaan, dat
het op een andere manier kan of mag.
En als we dan merken, dat het geheel
anders gaat, dan komt het er op aan om
te gelooven, dat God toch wijs is en dat
wij dwaas zijn. Wij oordeelen, dat wij er
toch ook wel verstand van hebben en wij
geven niet zoo licht toe, dat we verkeerd
hebben gezien. Daarom is het zoo noodig,
dat wij ons gedurig onderzoeken en vooral,
indien we ontstemd of toornig zijn over
den gang van zaken.
Was de profeet de stad uitgegaan met
de gedachtemijn werk is verricht en
dus kan ik naar mijn land terugkeeren
Weineen hij wilde nog blijven. Immers
toen hij buiten de stad was, maakte hij
een soort hut, waarin hij beschermd was
tegen de hitte der zon en tegen de guur
heid van den nacht. Duidelijk is alzoo,
dat hij niet voornemens was het gebied
van Assyrië te verlaten. In de nabijheid
van de groote stad wilde hij blijven ver
toeven. Wat bewoog hem daartoe? Het
wordt ons ook meegedeeld. Hij wilde we
ten, wat er van de stad zou worden. Wij
begrijpen dit zeer goed. Hij heeft zeker
gedachtNinevé heeft zich op mijn predi
king wel verootmoedigd. Doch dit zal
niet van langen duur zijn. Als de eerste
schrik voorbij is, zullen zij wel het vorige
leven weer voortzetten. De neiging om
te doen wat kwaad is in de oogen des
Heeren zal hun wel te sterk worden. Een
oogenblik hebben zij zichzelf beteugeld,
maar deze opwelling zal wel spoedig over
gaan. Het is toch wel niet mogelijk, dat
de indruk duurzaam zijn zal. Jona meende
de menschen te kennen. De geschiedenis
van zijn eigen volk leerde het hem. Af
dwalen was daar steeds gezien. Soms ja,
als de nood hoog klom, als de oordeelen
des Heeren losbraken, dan riep zijn volk
ook uit de benauwdheid om redding tot
God en hoopte het op Zijn genade en
barmhartigheid. Doch als de roede weg
genomen werd, dan ging het van liever
lede den ouden en verkeerden weg weer
op. Er was derhalve wel reden om te
veronderstellen, dat het met deze heidenen
ook wel zou gaan. Hij kon daarom niet
gelooven, dat de inwoners van de groote
wereldstad lang in deze stemming zouden
blijven en de zonde zouden laten. Daarop
hoopte hij. Hij verlangde er naar.
Waarom? Wel, indien Ninevé terug
viel in haar oude zonde, haar ongerech
tigheden weder vermenigvuldigde, dan zou
God haar toch niet kunnen sparen, dan
was Hij toch verplicht om haar over te
geven aan de verwoesting. Het was nog
niet uit. Het einde kon den profeet nog
wel gelijk geven. Er bestond nog kans,
dat hij zijn zin kreeg. Hij behoefde zijn
verwachting nog niet op te geven. Daarom
wilde hij blijven, totdat de beslissing ge
komen was. Het deed hem goed, te mogen
denken, dat God straks genoodzaakt werd
om de bedreiging te volvoeren. Dan zou
hij kunnen zeggen: ik heb het toch wel
juist gezien. Bovendien was dan het ge
vaar voor zijn eigen land en volk geweken.
Heerlijk zou dit zijn. Dan geen onrust
en vrees meer. Hij zou dan welgemoed
de reis kunnen aanvaarden en naar de
zijnen terugkeeren. In dit geval zou hij
zelfs al zijn moeiten en opofferingen kunnen
vergeten en zich verblijden over den onder
gang van deze geduchte heidensche macht.
Wat is de mensch. Deze Jona is nog
wel een profeet, nog wel een geloovige,
een man die zich aan den Heere en aan
Zijn dienst verbonden had. Overtuigd was
hij, dat God een Koning is, die het zaligst
tot ver boven alle goön kan schenken.
En deze Jona was een mensch van gelijke
beweging als wij. Hij was niet anders.
Gij kunt in hem uw eigen beeld aanschouwen.
Goed zal het zijn, indien ge het doet, want
het zal u tot voorzichtigheid leiden en de
behoefte in u wekken van de leiding des
H. Geestes. Voor u zelf zult ge op uwe
hoede zijn en bijgevolg gewillig om uzelf
toe te vertrouwen aan Hem, die alleen
wijs en goed is.
Hij zal leiden 't zacht gemoed
In 't effen recht des Heeren
Wie Hem nederig valt te voet
Zal van Hem zijn wegen leeren.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
per half jaar franco per post
Enkele nnmmers
70 cent.
3 cent.
MIDDELBURG.
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
En de Heere zeideIs uw toorn
billijk ontstoken Jona nu ging
ter stad uit en zette zich tegen het
oosten der stad en hij maakte zich
aldaar een verdek en zat daaronder
in de schaduw, totdat hij zag, wat
van de stad zou worden.
Jona 4 4, 5.
Bouma.
Een ander standpunt.
Wy dachten, dat het duidelyk genoeg was
en meenen het nog. Maar wy willen met ge
noegen het nog nader toelichten. Na een aan
haling uit de Zuider Kerkbode lieten wij volgen
„Toch zyn we dankbaar voor deze woorden,
want zy hebben ons oog er voor geopend, dat
de Zuider Kerkbode een ander standpunt in
neemt en nog meer dankbaar zullen wy zyn,
als eens gezegd wordt, welk dit standpunt is".
De woorden stonden in het stuk van den
heer K. Ie Cointre, die verklaarde, dat het
standpunt van de Zuider Kerkbode prys ge
geven moest worden voor wat in de Persver-
eeniging overheerschend is. Hy stelde dus vast,
dat het standpunt van zyn blad een ander is.
Wy namen het aan op zyn woord en wy gaven
onze begeerte te kennen om te weten, wat het
inhield. Daarby blyven we.
De eenige grond, waarop wy zoo spraken
ligt derhalve in zyn uitspraak.
Ten overvloede willen we er by voegen, dat
de tegenwoordige Redactie van de Zuider Kerk
bode ons daartoe geen aanleiding heeft ge
geven. Bouma.
UIT HET LKTEN.
Sociale preeken III
1 Maart 1912.
Beste Vriend.
Ge kent zeker wel het zeer lezenswaardige
boekje van den heer J. Huizinga, thans burge
meester van Axel. De schryver van „Sociale
Opstellen," behoort zeker niet tot het getal
dergenen, welke de sociale beweging met een
Gallio's gezindheid gadeslaan. Ik zal u eens
laten lezen, wat door dezen kundigen autodi-
dakt gezegd is in betrekking tot ons onder
werp „sociale preeken."
„Er zyn predikers van 's Heeren Woord,zoo
schryft hy op bladz. 102, die enghartig vast
houden aan den ouden sleur, zoodat de kring
waar Gods Woord iets te zeggen heeft zoo
klein mogelyk wordt gehouden. Zondag op
Zondag hoort ge dierbare waarheden verkon
digen, waartegen niets valt in te brengen. Hun
tekstkeuze bepaalt zich tot een zeker soort
teksten, en zy hebben daarby alleen oog voor
den hemel neer te dalen in het aardsche
leven, om in het bestaande Gods grootheid te
zien, doen zy niet. Geheel hun prediking is
er op gericht om de hoorders in den waan te
brengen, dat het terrein van het aardsche leven
goed is voor het ongeloof en voor den onge-
loovige. Schouderophalend wordt gesproken
over hen, die den stryd aanbinden tegen de
sociale onrechtvaardigheden van onzen tyd, en
een pleidooi houden voor de vryheid van den
arbeidenden stand.
Somtyds is de Evangeliedienaar omgeven
van een kerkeraad, waarvan de meesten in de
sociale kwestie slechts een monster zien, dat
met stok en sabel moet worden bestreden.
De samenstelling en de prediking van den
Heidelberger Catechismus is een protest tegen
over zulk een prediking en zulke ambstdragers.
Onze voorvaderen oordeelden het noodig, zulk
een breed leesboek op te stellen, tot bestryding
der dwalingen van on- en bygeloof, en het
opwekken tot oen positief leven, als was dit
alles maar tot behoud van slechts één zondaar.
En thans, nu er duizenden dreigen onder te
gaan, niet door de dwaling eener algemeene
verzoening, of eener ontkenning van Christus'
opstanding, maar door de aanvaarding van den
„volkswil" tegenover het koningschap van
Christus en het Christelyk gezin, nu schynt
het by 'tgros der ambtsdragers in Christus'
kerk, dat een juiste behandeling van dit vraag
stuk overbodig is. Tegen dit laatste moeten
wy opkomen met al wat in ons is."
En nu geef ik het woord aan een man, die
zich in de sociale kwesties ingewerkt heeft als
weinigen, dr. J. R. Slotemaker 'de Bruine.
Wie kent niet zyn „Cristelyk sociale Studiën"
Hy zegt op bl. 308 en v. v.
„Er moet sociaal gepreekt wordenMaar
men versta dezen eisch niet verkeerd hy vor
dert geen Evangelieverkondiging, die uitmaakt
hoe groot een goed werkloon is en of er 10
dan wel 11 uur daags moet worden gewérkt.
Zulk een prediking zou inderdaad zeer
„ongeestelyk" wezen. Maar zulk een eisch
wordt ook door een ander bezwaar nog ge
drukt het aldus gevraagde is practisch onuit
voerbaar, omdat een consciëntieus man op zulk
een preciese vraag dan pas een beslist antwoord
zal geven, wanneer hy heeft kunnen kennis
nemen van al de bijzonderheden en een ant
woord heeft ontvangen op tal van kleine
kwesties, die zich hier voor doenomdat hy
misschien ook dan nog geen antwoord geven
zal, wyl hy vaak voelt, tegenover de by zon
derheden onbevoegd te wezen.
Maar als nu de verkondiging zich niet
mag bepalen louter tot de vraag, wat de ziel
behoeft en wat zy in de stilte van heur God
mag genieten als zy zich niet mag uitstrek
ken tot een precies oordeel omtrent uurloon
en arbeidstyd, welk terrein blyft dan voor haar
open? Het antwoordt luidt, dat de scheiding
daar niet ligt. Nietöf louter geestelyk of
midden in de practyk. Maar: de geestelyke
dingen zóó gevoeld en zóó voorgedragen in de
Evangelieverkondiging, dat zy natuurlyk en
vanzelf haar toepassing vinden in de practyk
van het heele leven, ook van het heele maat-