Door God geleid.
FEUILLETON.
De echte Relequien.
ZENDING.
Prof. Dr. J. J. P. Valeton Jr,
Nederlandsch Zend ingsj aar boekje.
Kerk en Schoolnieuws.
Officiëele Berichten.
Regeling der diensten bij den Evangeli
satie-Arbeid.
maatschappelijke vraagstuk zit voor het tegen
woordige boven in den schommel. En waar de
zaken alzóó staan, daar bevreemdt het ons niet,
dat er ook gevraagd wordt naar sociale pree-
ken, d. w. z. naar preeken, waarin de maat
schappelijke vraagstukken behandeld worden,
zij het dan ook op een eenigszins andere wijze,
dan zulks in een gewone volksvergadering
geschiedt.
En wat zullen we daar nu van zeggen?
Er zijn er onder onze broederen, wier hart
van vreugde opspringt bij de gedachte, dat
eenmaal op de Nederlandsche kansels de sociale
kwestie een belangrijke plaats in de prediking
zou kunnen verkrijgenmaar er zijn ook an
deren, die hun hart vasthouden uit beducht
heid, dat de gemeente welhaast sociale steenen
te eten zal ontvangen instede van hemelsch
brood. De een trilt van verlangen, de ander
rilt van vrees.
Wat zullen wij daar nu van zeggen, vraag
ik nogmaals?
De kwestie is belangrijk genoeg om er eens
over na te denken, en te beluisteren, wat er
door deze en gene van gezegd is. Eer ik myn
eigen meening in deze uitspreek, wil ik u eens
laten lezen, wat door anderen te berde is
gebracht.
In het „Maandblad van de Gereformeerde
Vereeniging voor Drankbestrijding" levert ds.
W. H. Gispen een artikelenreeks overDe
Kerk in aanraking met het Drankvraagstuk"
en van die artikelen ontleen ik het voor ons
doel belangrijkste gedeelte
„Maar niemand, die met de kerk meeleeft
in onzen tijd, zal het verschijnsel ontgaan, dat
de prediker tegenwoordig voor groote moei
lijkheden komt te staan. Aan de eene zijde is
het en blijft het zijn roeping om den weg der
zaligheid in Christus voortdurend te verkon
digen. Nooit mag de gedachte hem verlaten,
dat er van zijn hoorders kunnen zijn, die voor
het laatst hooren, dat de zaligheid in geen
ander is dan in Christus Jezus en dat wij om
niet gerechtvaardigd worden door Zijne genade.
Wat de gemeente noemtde prediking der
vrije genade moet steeds gebracht worden
door de dienstknechten van Christus, zullen zij
naar des Heeren Woord (Ezechiël 3 17 vgl.
33 7 vgl.) zich vrij maken van het bloed der
zielen. Maar aan de andere zijde is er een
sterke strooming, vooral ook in de Gerefor
meerde Kerken in ons land, die heendiingt
naar een prediking naar de behoeften van onzen
tijd. Men wil sociale prediking, die rekening
houdt met hetgeen in hoofd en hart bij de
duizenden omgaat. Het vraagstuk van de ver
heffing van den vierden stand en van de ver
deeling der goederen, die door de saamvoeging
van kapitaal en arbeid worden voortgebracht,
houden de kinderen van onzen tyd bezig. Er
is schier geen tijd geweest zoo vol van merk
waardige verschijnselen als juist de tijd waarin
het God behaagd heeft ons te doen leven.
Theosophie en Spiritisme, herleving van het
Modernisme en de „nieuwe religie" Christian
Science en Pantheische stroomingen, het zyn
verschijnselen, geestelijke richtingen en stroo
mingen, die ook aan de gemeente van Christus
niet voorbij gaan en kunnen voorbijgaan zonder
een spoor na te laten. De prediking van het
aloude en toch steeds nieuwe Evangelie moet
zyn een bediening van het Woord Gods voor
onzen tijd. De beste Gereformeerde predikers
van vroegere dagen hebben dat voor hun tijd
begrepen en in practijk gebracht. Men behoeft
slechts hun nagelaten leerredenen te lezen om
Een verhaal uit de eerste helft der 16e eeuw
door Zelandia.
19)
HOOFDSTUK XII.
„En van Sint Agapetus bovendien. Ik merk
wel, dat ge hier niet bekend zyt, anders zoudt
ge wel weten, dat het gebeente dezer heilige
martelaren in de kloosterkerk bewaard wordt,8
en de spreker ziet met een zweem van min
achting op den marskramer neer.
Ondertusschen heeft het gezelschap de stad
bereikt. De kloosterklok roept de vromen tot
vereering der heilige overblijfselen op en welk
goed Katholiek wil op dezen dag achterblijven.
Hoe zal een gebed om de voorbede dezer hei
ligen, als hun gebeente straks wordt vertoond,
vruchteloos kunnen zyn. Voorwaar, niemand
verzuimt zoo kostelijke gelegenheid.
Een dichte menigte verdringt zich in de ryk
versierde kerk.
Ook de marskramer bevindt er zich.
Zyn mars heeft hy in een naburige herberg
achtergelaten.
Druk offert de bijgeloovige menigte in de
offerblokken haar koperen, haar zilveren munt.
een beeld te ontvangen van dev, zeden, gewoon
ten en leeringen van hun tydgenooten.
Ze hebben zeker menigmaal wat overdreven
ii de bestrijding van de zonden in hunne dagen.
Doch men leze om een enkele te noemen,
de Catechismuspredikatie's van Smytegeldt
en van Comrie en men zal weten, wat de leef
wijze, welke de volkszonden en welke de leerin
gen waren, die hun tyd kenmerkten. Het is
dus niet dan natuurlijk, dat er ook in onzen
tyd een sterke drang uitgeoefend wordt op den
prediker, om zyn prediking te doen aansluiten
aan onzen tyd. Dien drang zal, kan en mag de
prediker niet geheel weerstaan. En het is weder
geheel natuurlijk, dat wie de drankzonde en
de drankellende heeft leeren kennen, ook ver
wacht, dat de dienaar des Woords in de be
diening van het Woord Gods rekening houdt
met het alcoholisme, naar Dr. Kuyper's ge
vleugeld woord de zonde van de XlXe eeuw"
en ongetwijfeld ook nog van de XXe eeuw.
Wij wenschen echter nu eerst de moeilijk
heden in het licht te stellen, waarop de pre
diker stuit, indien hy aan den aandrang gehoor
geeft om zyn prediking ook te richten op de
vraagstukken van onzen tyd. De moeilijkheden
zyn vele en worden ontmoet en ongetwijfeld
ook gevoeld door iederen predikant, die poogt
in zyne prediking rekening te houden met de
wenschen, aan onderscheidene zijden geuit.
Het gehoor, voor de meeste predikanten steeds
hetzelfde gehoor, is zeer uiteenloopend in leef
tijd, in ontwikkeling, in stand, in geestelijke
smaak, in levensstrijd, in levensgeneugte, in
levensleed. Nog steeds is de spreuk waarachtig,
„de verzadigde ziel vertreedt het honingzeem
maat den hongerigen is aller bitter zoet." De
Gereformeerde predikant treedt des Zondags op
voor een gehoor, waarvan niet het minst goede
deel, en we achten dit gelukkig, het liefst hoort
naar „hetgeen gekend moet worden tot zalig
heid". En het komt niemand toe, daarover te
smalen, als het „bewandelen van platgetreden
wegen". Een sociale preek, een predikatie tegen
eene zonde, luiheid, gierigheid of drankzucht
is nu niet, wat dit gedeelte van de gemeente
begeert en verwacht. En gaarne bekennen we,
dat het ons ook niet aangenaam zou zyn een;
predikatie te hooren, die geheel gewijd was aan
de „beteekenis en de waarde van den arbeid"
of „de gevolgen van het alcoholisme". Maar
anderen, vooral jongeren, willen toch bespeuren,
dat de prediker mede-leeft met zyn tyd en den
stryd kent, dien ze voeren in de politiek, in de
sociale toestanden en zoo ook tegen het alco
holisme.
Wellicht moet niemand der menschenkinde-
ren aan zoo uiteenloopenden smaak voldoen dan
de predikant, die voor de gemeente optreedt
met het Woord Gods.
Een tweede moeilykheid, die niet geringer
is dan de vorige, is dat de meeste predikanten
weinig op de hoogte zijn van het sociale- en
van het alcoholvraagstuk.
De Godgeleerdheid is een schoone studie, niet
slechts als vakstudie, maar ook als een tak van
wetenschap, die u in aanraking brengt met zoo
menig neven-vak van menschelyk kennen en
weten. Een goed theoloog moet een veelzijdig
man zyn. Wysbegeerte, zielkunde, letterkunde
en zooveel meer kan hem niet geheel vreemd
zyn. Maar een goed predikant in onzen tyd
moet bovendien in de practische vragen zyn
ingeleid. Ontvangt hy daartoe een voldoende
opleiding
Ds. Gispen gaat dan verder nog na, wat de
opleiding geeft en niet geeftmaar, my dunkt,
De dienst neemt een aanvang en begint met
een plechtige mis, waarby priesters en koor
knapen zingen.
Eerst verneemt men het „Kyrie eleison'
(„Heere, ontferm u onzer!8) waarlyk een pas
send begin. Maar als straks by het derde deel
der mis het „Credo in unumDeum8 (Ik geloof
in eenen God), of even later het „Sanctus Do-
minus Deus8 (Heilig is de Heere God), van
de priesterlijke lippen klinkt en dit alles slechts
een inleiding is op een waarlyk afgodische
aanbidding van enkele beenderen, spot dit dan
niet tegen het geloof in den éenen God, in de
heiligheid des Heeren?
Als de mis is bediend, beklimt een monnik
het preekgestoelte en houdt in 't Hollandsch
een toespraak tot het volk. (1)
In vurige bewoordingen houdt hy de schare
voor, hoe groote voorrechten haar beschoren
zyn, daar straks het gebeente der heilige mar
telaren Sint Tyburus en Sint Agapetus haar
zal vertoond worden. Een aflaat van verschei
dene dagen wordt toegezegd aan ieder, die
dat het aangehaalde gedeelte aan duidelijkheid
niets te wenschen overlaat, en dat de toestand
hier juist geteekend wordt.
In myn volgenden brief geef ik aan een
anderen spreker het woord, die weer uit een
ander vaatje zal tappen. Denk intusschen eens
over het gelezene na, en als ge soms op den
a. s. Zondag een preek te hooren krygt, die
niet onder de rubriek „sociale" valt, zet dan
toch eerbiedig uw hoed af, en vraag den Heere
om een genadigen zegen. Ik zou u waarlyk
beklagen, indien ge by geen andere dan sociale
preeken kondet leven.
Van harte,
de Uwe,
Laman.
(1) Dit was nog niet zoo lang en gansch
niet algemeen gebruik. Vroeger werden de
leerredenen alleen in 't Latijn gehouden, en
soms in de landstaal verklaard. Omstreeks
1550 hield echter Clario, bisschop van Foligno,
voor „een groote vergadering van mannen en
vrouwen8 nog een predikatie in 't Latijn.
De Zending leed een gevoelig verlies door
het overlijden van Prof. Valeton te Utrecht.
Hy was voorzitter der Utrechtsche Zendings-
vereeniging, en zat als zoodanig in het Sangi-
en Taland-Comité. Eveneens was hy voorzitter
van de Vereeniging „Nederlandsche Zendings
school." Met zyn geheele hart had hy zich
aan den, arbeid der Zending gegeven, en met
name de Utrechtsche Zendingsvereeniging heeft
veel aan hem te danken. De ledige plaats zal
niet gemakkelijk te vervullen zyn. Verwekke
de Heere des oogstes vele mannen als Prof.
Valeton, die uit liefde tot den Heiland hun
ryke gaven en krachten wijden aan de komst
van Zyn Koninkrijk. Want al was de over
ledene ook met ons niet eensgeestes, daar hij de
ethische richting was toegedaan, toch verhindert
dit ons niet hem en zyn werk te waardeeren.
Hoewel wij dit jaarboekje niet ter recensie
ontvingen, willen wy toch niet nalaten de aan
dacht onzer lezers er op te vestigen. Het is een
boekje van ongeveer 150 bladz. voor den pry's
van 40 ct. slechts, dat u met den tegenwoor-
digen stand van de Nederlandsche Zending
volkomen op de hoogte brengt.
De kalender wyst gebeurtenissen in deze
Zending aan over 1911. Verzuimd is echter by
9 November aan te teekenen, dat Mej. J. Weeda
van Middelburg van Genua naar Indië vertrok
ook is niet gemeld by 6 Dec. dat ds. Merkelyn
zyn afscheidswoord sprak te Middelburg even
min vonden zy in December de bevestiging en
intrede van ds. Kryger te Groningen aan-
geteekend.
Zeer geriefelyk zyn de opgaven der poste
ryen en tydstippen der postverzendingen. Een
vergelyking van Nederland met ons Oost- en
West-Indië ontbreekt niet, en spreekt ons toe
van de reusachtige taak, die wy in de Heiden
wereld daar nog hebben te vervullen. Het
mengelwerk met zyn plaatjes is zeer aantrek
kelijk, en het overzicht der Zendingsvereeni-
gingen met hun arbeid zeer leerryk.
Hier en daar zetten wij een vraagteeken. Op
blz. 116 wordt van onze Zending gezegd, dat
er overal plaatselijke vereenigingen zynach, was
dit maar overal zooDoch het woord vereeni
ging kan misleidend werken terecht wordt op
blz. 115 opgemerkt: „ieder lid der kerk wordt
geacht hiertoe uit kracht van zyn lidmaatschap
te moeten meewerken" het ware dan ook beter
van Zendingscommissze te spreken gy zoudt
de gemeente zelf dan met een vereeniging
kunnen vergelijken.
dezen dienst bijwoont. Zich opwindend, kan
de redenaar niet nalaten, uit te varen tegen
de leeringen van Luther en Zwingli en zijn
hoorders daartegen ten ernstigste te waar
schuwen hen tevens vermanende tot oprechte
vereering en vrome aanbidding der heilige
relequien.
Nadat de rede geëindigd is en de monnik
den kansel heeft verlaten, begeven eenige
kloosterbroeders zich naar het altaar, waarop
zich het relequienkastje bevindt.
Met den diepsten eerbied wordt het van zyn
plaats genomen en op een soort draagbaar
voetstuk gezet.
De gansche schare knielt in vervoering neder.
Thans overhandigt Fra Lorenzo aan een der
monniken den gouden sleutel, waarmede deze
onder de grootste stilte de relequienkast opent.
Maar nauwelyks heeft hy dit gedaan of een
doodelyk wit bedekt zyn gelaat. Ontsteld staart
hij het geopende voorwerp aan, waar inplaats
van het heilig gebeente een oud boek ligt, dat
op den rug duidelyk het woord „Biblia8 draagt.
Een oogenblik heerscht een angstig zwygen.
Verplet staren de monniken naar de plaats,
waar eertyds de roem van hun klooster, de
ryke bron hunner inkomsten lag.
Hun ontroering en verbolgenheid is gren-
zenloos.
Het volk bemerkt, dat er iets byzonders
Op blz. 123 lezen wy, dat er op het oogen
blik 30 kweekelingen zijn aan de Nederland
sche Zendingsschool te Rotterdam, waaronder
2 van de Zending der Geref. Kerken in Neder
land. Het zal wel zoo zyn, maar verwonderen
doet het ons zeker. Wy meenen toch stellig te
weten, dat de opleiding aan de Zendingsschool
niet in den rechten geest geschiedt, daar de
rector aanhanger is van de nieuwmodische
tekstcritiek ten opzichte van het O. T. En het
is toch niet gewenscht, dat onze a. s. Zende
lingen zich het O. T., naar de Geref. opvat
ting, zien onderst boven gehaald?
Wat de China-Zending betreft, staat op blz.
140 foutief, dat dr. Bonthuis opvolger werd
van dr. Otte aan het hospitaal te Amoydr.
Bonthuis nam slechts tydelyk den arbeid over,
terwyl dr. Strick in dr. Otte's plaats genees
heer-directeur is geworden.
Wy wenschen het boekje in vele handen, en
wie met de Nederlandsche Zending op de hoogte
wil komen, kan hier terecht.
J. D. Wielenga.
DRIETAL.
te Stadskanaalds. S. Groeneveld te Oenkerk
ds. H. J. Heida te Halfweg
ds. R. J. Schoenmakers te Heemse.
TWEETAL,
te Zierikzeeds. H. H. Schoenmakers te Al-
blasserdam
ds. J. Tholen te Hasselt
te Bodegraven ds. F. C. Meyster te Zegwaart
ds. H. A. Munnik te Fynaart.
BEROEPEN,
te Hindeloopen en te Zalk: Cand. C. J. Hak
man te Rotterdam
te Zaltbommelds. Joh. S. Langen te Gouda
te Zierikzeeds. H. H. Schoenmakers te Al-
blasserdam.
AANGENOMEN.
naar Dieren ds. H. C. v. d. Brink te Rotterdam
naar Werkendam: ds. R. W. de Jong te
Hoofddorp
naar Nieuweroordds. J. D. Heersink te
Emlichheim.
BEDANKT,
voor Barneveld: ds. J. C. Brussaard te Tien-
hoven
voor Breukelen ds. R. v. d. Kamp te Sliedrecht.
VACATURE-BEURTEN
IN DE CLASSE THOLEN.
te Rilland25 Febr. ds. v. d. Kooi
14 April ds. de Bruyn
te Tholen25 Febr. ds. van Schaick
10 Maart ds. de Bruyn
31 Maart ds. v. d. Kooi
21 April ds. Sybrandy
Namens Cl. Tholen,
J. Sybrandy.
Krabbendyke 8-2,-'12.
Aardenb urg.
4 Febr. ds. J. Lammertsma. 18 Febr. 3
Maart 17 Maart ds. W. van 't Sant. 31 Maart
ds. J. F. v. Hulsteijn. 14 April ds. W. van 't
Sant. 28 April ds. H. v. d. Wal. 12 Mei ds.
W. van 't Sant. 26 Mei ds. M. Uytenhoudt.
Bresken s.
4 Febr. ds. J. Lammertsma. 18 Febr. 3
gaande is en dringt naar voren.
De oude marskramer bevindt zich opeens in
de voorste ryenstraks achter een der zware
kolommen van het gebouw verscholen, treedt
hy met vele anderen stoutmoedig naar voren.
Alle eerbied schynt zoek.
Men roept, men vraagt.
De voorsten deelen aan de achtersten mee,
wat ze zien.
„Een by bel in de relequienkast", roept men.
„En wat staat er boven?"
Men heeft het groote papier opgemerkt, door
Curione er aan gehecht.
Dit is de arke des Verbonds
welke de ware orakelen van God
en de echte relequien der heiligen bevat."
klinkt plotseling een klare stem boven het
rumoer uit. De marskramer heeft overluid ge
lezen, wat opschrift zich op den bybel bevindt.
De opgewondenheid neemt toe.
De schare dringt hoe langer hoe meer naar
voren. De woorden, straks overluid uitgespro
ken, gaan van mond tot mond.
De monniken komen tot bezinning.
Snel wordt het kastje gesloten en de inhoud
aan de nieuwsgierige blikken der menigte ont
trokken.
,Dat is Curione's werk", sist het van Lorenzo's
toorntrillende lippen.
De marskramer, nog steeds dicht in de na-