Door God geleid. FEUILLETON. UIT HET LETEN. ZENDING. Over het geloot in Christus. School was immers zoo voortreffelijk en de natie was er aan gehecht. Langzamerhand blijkt hun, dat zij er wel een weinig al te licht over gedacht hebben. Hun oogen gaan open. De gerustheid maakte plaats voor onrust. En dat danken zij daaraan dat zij ons volk niet kenden. Z\j wisten niet, dat het oude Christendom zulke diepe wortelen geschoten had in ons volksleven. Dit is hun tegengevallen. Daarom snellen zjj nu naar de bedreigde punten en slaan een hoogen toon aan. Maar dit zal ook niet helpen. Hun school past niet bij ons volk, zij is niet nationaal. Daar ligt het aan. Zij spreken nog wel van Christelijke deugden welke op hun school geleerd worden, maar zij vergeten er bij te zeggen, dat het woord Christendom door de historie een heel andere beteekenis verkregen heeft, dan zij er onder verstaan. Zij zullen het moeten dragen, dat allen in ons vaderland, die in het evangelie zien en waardeeren de eenige en algenoegzame bly- mare des heils, zich afkeeren van een school, die geen plaats heeft voor den Christus der H. Schrift. Bouma. 25 Jan. 1912. Beste Vriend. Als gij nog dezelfde zyt, die ge vroeger waart, dan behoort ge tot dat soort van menschen, die de kerk helpen vullen, als er een dominé preekt, en die een zaal helpen bezetten, wanneer er een spreker optreedt. Ook haalt ge gaarne het uwe uit boeken en bladen. En om al dezen ijver blijf ik u prijzen. Want wat zouden de dominees beginnen, indien er geen hoorders waren, en de sprekers, zoo er geen luisteraars, en de schrijvers, wanneer er geen lezers waren als gij. Maar juist omdat in u zoozeer de geest des onderzoeks is, hebt ge ook wel eenige ervaring op he^ gebied van sprekers en schrijvers, en weet gij het ook wel, dat er in velerlei opzicht onderscheid van gaven is. Ge hebt er, die met weinig woorden veel zeggen, en ge hebt er, die met vele woorden weinig zeggen. Er zijn er, wier rede, voordracht of opstel gelijkt een veld van enkel bloemenen er zijn er, wier voort brengselen zoo dor en droog zijn als de hei, wanneer de bloeitijd voorbij is. Ge hebt er, die van het begin tot het einde zingen, en ge hebt er, die van 't begin tot het einde zagen. Zoo zoudt ge voort kunnen gaan, want ge hebt veel gelezen en veel gehoord. Het onderscheid in gaven is groot, ook van zulke gaven, waar van men niet recht weet, of men er iemand om benijden of beklagen zal. Doch wat mij, en zeker ook u, wel het meest is opgevallen bij het lezen en het luisteren, is het volgende verschil. Gij hebt vooreerst spre kers en schrijvers, die de gave bezitten zeer eenvoudige dingen op een heel geleerde wijze te zeggen. Als een gewoon mensch zegt„het water is nat" dan hebben zij een omhaal van woorden en een diepzinnigheid van uitdrukkin gen, dat ge hoofdpijn van de inspanning krijgt om te verstaan, wat er toch eigenlijk door hen bedoeld wordt. Dat moet ook een gave worden genoemd. Ik heb op de markt wel eens de Joden bewonderd, die, om de menschen duide lijk te maken, dat een notitieboekje vijf centen kostte, een toespraak hielden van een half uur, en ze deden dit met een air, als of ze verbor genheden vertelden, die nooit te voren waren gehoord. Maar wat ge nu bij zoo'n Joodje kunt Een verhaal uit de eerste helft der 16e eeuw door Zelandia. 18) HOOFDSTUK XI. In Venetië. Zoo gij geroepen worden zult om den dood te ondergaan voor de eer van Christus, vrees niet, bid ik uwant het is beter met eere te sterven dan in oneer te leven. Gij kunt verzekerd zijn van een heerlijke overwinning door Jezus Christus, indien gij zijne recht vaardige zaak verdedigt; en wanneer gij dit doet, kunt gij rekenen op den bijstand van de gebeden en smeekingen van velen, welke dag en nacht den almachtigen God aanroepen om de zaak van het Evangelie voorspoedig tema ken, en u en andere verdedigers van hetzelve te behouden door het bloed van Zijn Zoon. Vaarwel, en verlaat nimmer de zaak van Chris tus." (3 Augustus 1530). Toont ons dit schrijven niet treffend, welk een edele geest Rosselli, en de meeste Prote stanten in Italië bezielde Brucioli stemt ten volle met den inhoud van den brief in. „Het is van groot belang, dat Melanehton verdragen, en waar ge bij hem ten slotte eens hartelijk om lacht, dat maakt u bij een ernstig spreker of schrijver min of meer kriebelig en onstemd. Het is ons toch waarlijk niet om woorden, maar om waarheden te doenAlhoe wel er altijd hoorders en lezers zijn, die het prettig vinden, dat eenvoudige dingen op een geleerde wijze worden gezegd. Het streelt hun ijdelheid, dat ze op een geleerde wijze worden bediend, ook al is de geestelijke spijs daardoor wat minder verteerbaar. Maar gij en ik, waarde vriend, hebben er niets op tegen eenvoudige dingen te hooren, wanneer ze dan ook maar op eenvoudige wijze worden voorgediend, en niet in hun klaarheid worden verduisterd door een ijdel verhaal van hoogdravende en diepzin- nigschijnende woorden. Ik heb boeken in myn boekenkast staan, die ik niet dulden kan, omdat er duizend, duistere woorden in worden gebruikt om te vertellen, dat het water nat is. Neen, dan kan ik beter de tweede soort ver dragen sprekers en schrijvers, die geleerde din gen op een geleerde wijze zeggen. Zulken zijn er ook. Maar over deze soort zal ik niet veel zeggen, want geleerde menschen, die geleerde dingen op een geleerde wijze uitdrukken, spre ken gewoonlijk ook voor een geleerd gehoor, en dat gehoor is in den regel heel klein want het aantal lieden, die geleerde dingen, welke op een geleerde wijze voor gediend worden, kunnen verorberen, loopt niet in de millioenen. Zal ik u zeggen, wie menschen naar myn en uw hart zijn? Dat zijn zij, die geleerde dingen op een eenvoudige wijze kunnen uit drukken, zóó dat een eenvoudig mensch van achteren zegthé, zoo had ik het ook wel gekund. Ik las eens een aardige geschiedenis. In Amerika woonde een neger, die trouw naar de kerk ging. Maar de meeste keeren kwam hij thuis, en dan was het voor zijn negerver stand te hoog geweest, wat hij daar gehoord had. Doch eens kwam hij opgetogen thuis, want nu had hij een prediker gehoord, die zeker juist zoo'n ongeleerd man was als hijhij had hem kunnen volgen van het begin tot het einde. Die eenvoudige prediker was intusschen niemand minder dan de beroemde dr. Archibald Alex ander. Hij was een van die gelukkige men schen, die geleerde dingen op eenvoudige wijzen voor kunnen stellen. Sommige menschen vinden dat niet mooi. Als het niet geleerd klinkt, dan is het niet geleerd. Zij zien liever de dingen van verre door nevelen van geleerdheid henen, dan dat zij ze in hun volle klaarheid vlak voor zich willen zien. Nu, uitzonderingen zyn er altijd op den regel. Maar de regel is toch, dat het voor een spreker en schrijver eene eere is, en voor den lezer en hoorder nutttig, wanneer geleerde dingen op een eenvoudige, heldere wijze worden gezegd, zonder breeden omhaal van woorden-, zonder een regen van bloemen, zonder streven naar vertoon van diepzinnigheid. Wat mij aanleiding gaf over deze dingen te schrijven? Ik heb juist een paar geschriften in handen gehad, waarvan het eene mij geër gerd heeft over zijn onnoodige duisterheidhet andere mij genot gaf door zijn klaarheid en bevattelijkheid. En omdat we in een tijd leven, waarin velen zich gedrongen gevoelen wat te spreken of te schrijven, daar zou ik wel den raad willen geven spreekt en schrijft toch altijd eenvoudighelder, klaar. Vreemde woor den, bloemrijke woorden, diepzinnige woorden, doet ze van uTe meer, omdat ge de dingen, ze eenvoudig zeggende, toch mooi kunt zeggen. Wat duister en breedsprakig is, is doorgaans zoo spoedig mogelijk dit schrijven ontvangt," zegt Brucioli als Roselli geëindigd is. „De eenigste moeilijkheid is, den brief weg te krijgen door vertrouwde handen," herneemt Roselli. „Had ik maar iemand, die hem in Verona overhandigde aan een mijner vrienden aldaar, dan zou die wel zorgen, dat de brief binnen korten tijd ter hand werd gesteld aan Theodorus Vitus te Neurenberg." „Wie is Vitus?" vraagt Brucioli, die nog slechts korten tijd te Venetië woont. „Vitus is de aangenomen broeder van onzen geleerden stadgenoot Jacob Ziegler. Hij is eerst eenigen tijd hulpschrijver geweest bij Luther en is thans predikant te Neurenberg. Hij is de tusschenpersoon tusschen ons en den Hervormer. Maar de eerste vraag is nu, den brief in Verona te krijgen." „Indien signor van mijn diensten gebruik wilde maken," waagt Antonio op te merken; „ik was toch voornemens eerstdaags met toe stemming van signor Brucioli een reis te ma ken naar mijn geboorteplaats, die ik zoo onver wachts moest verlaten, en waar ik noodzakelijk een en ander te regelen heb." Rosseli aarzelt niet dit aanbod te aanvaarden. „Misschien gelukt het u tevens iets naders omtrent onzen vriend Curione te weten te komen. Wat Cornelio en Guarino betreft, ik heb vernomen, dat deze, dotfi: welke gril van ook gedwongen maar het eenvoudige en klare leent zich zoo voortreffelijk om op een onge- tiTTfTgai, schoone wijze te worden gezegd. Het is opvallend, hoe de mooiste prozastukken uit onze Nederlandsche literatuur, zich zoo gemak kelijk laten lezen en verstaan. Er zijn door gewone menschen wel opstellen geschreven, welke een professor minstens driemaal moest overlezen om ze te begrijpenterwijl profes soren soms artikelen leveren, die een gewoon mensch by het eerste lezen zonder bijzondere inspanning vatten kan. My dunkt zoo, dat deze dingen wel mogen worden gezegd. In onze Gereformeerde kringen krygt de wetenschappelijkheid al meer de over hand. Het is wèlIndien de wetenschappe lijkheid en de eenvoud elkander dan maar kus sen. Dan leve de wetenschap en de geleerdheid Mijn beste wenschen, en van harte, t.t. Laman. Onze Missionaire Dienaar. Reeeds tweemaal ontvingen wy bericht van ds. Merkelyn en de zjjnen; de eerste maal uit Genua, waar hij op de boot ging, na veel schoons op de landreis te hebben gezien en genotenen de tweede maal uit Post-Saïd, bij de tocht door het Suezkanaal. Het is ons in de scheepsberichten ontgaan, of de boot Juliana reeds Java heeft bereikt, doch het is zoo goed als zeker, dat onze reizigers de vasten wal onder de voeten hebben binnen vier weken kunnen wy van henzelf bericht van aankomst hebben. Teleurstelling. Ook de Zending heeft haar teleurstellingen. Zoo meldt ds. Elzinga in de „Kamper Kerk bode", dat broeder Zuidema, eerste onderwijzer aan de Keucheniusschool, tot herstel van gezond heid naar Nederland terug moet. Hy voegt eraan toe, dat het voor korten tvjd is. Mocht dit inderdaad zoo zynHet zenuw gestel van broeder Zuidema schijnt dermate geschokt te zyn, dat hy zyn taak op school niet kan waarnemen en op Java zelf niet de gewenschte herstelling kan vinden. Nu de Keucheniusschool een sterke reorganisatie zal ondergaan, is deze ongesteldgeid dubbel jammer. Moge de Heere broeder Zuidema lijdzaamheid geven in deze beproeving, en hem spoedig her stellen. Geopende deuren. Onder dit opschrift meldt de Friesche Kerk bode het volgende Opmerkelijk zyn de gunstige berichten uit Duitsch-Zuidwest-Afrika, waar de Rynsche Zending werkt. In sommige streken is een beweging ten gunste van het Christendom waar te nemen. Het schijnt dat het heidendom voor v.elen weinig of geen waarde meer heeft. Zy hechten niet meer aan hun godsdienst, en de afkeer van het Christendom is gebroken. Een der zendelingen schrijft„Het onder scheid tusschen Heidenen en Christenen komt in het uitwendige in weinig meer uit, zoodat wy in vergelijking met andere Heiden volken zeggen moeten: onze Heidenen hebben noch afgodendienst, noch toovery meer, noch eenige teekenen die hen van de Christenen onderschei den. De Heidenen komen hier even als de Christenen, als of dit van zelf sprak, ter kerk, en bezoeken regelmatig de godsdienstoefening. monseigneur is my onbekend, op vrije voeten gesteld zyn. Maar," vervolgt hy, „neem u vooral in acht en zorg buiten het bereik uwer vijanden te blijven." „Met Gods hulp hoop ik hen te verschalken, edele heermen zal in een ouden, grijzen marskramer niet gemakkelijk den cipier der j gevangenis herkennen." „En wanneer kunt ge vertrekken vraagt j de doortastende, vurige Rosselli. „Morgen, signor!" „Afgesproken. Doch laat ik u dan niet langer ophouden, opdat ge alles in gereedheid kunt brengen. Kom morgen vroeg by my aan, dan zal ik u den brief ter hand stellen." Den volgenden morgen reeds vroeg verlaat een oude, gebogen marskramer met langen grijzen baard, wien het houten kastje, 't welk hy op den rug draagt, zeer zwaar schijnt te vallen, Venetië HOOFDSTUK XII. De echte Relequien. De Septemberzon brandt uit een onbewolkten hemel op de vele voetgangers, die zich uit de omliggende dorpen naar Ivrea begeven. Zelfs ouden van dagen richten hun schreden naar de stad. Een schamel gekleede marskramer trotseert moedig de hitte, ten einde straks een goeden Er is beslist een ernstige beweging ten gunste van het Christendom op te merken. Het wordt een schande geacht Heiden te zyn. Er melden zich dan ook velen voor het doop- onderricht aan. By velen van hen is een in wendige ontwaking te bespeuren. Ook gebeurt het dikwijls dat ze gedurende het dooponder- richt tot de beslissing komen om met de Hei- densche zonden en gewoonten te breken en ernst te maken met het dienen van God. Den 24sten Juni konden 64 tot het gebruik des H. Avondmaals worden toegelaten. Den volgenden Zondag ontvingen 226 den H. Doop. [Men schynt daar dus niet alle gedoopten ter stond tot het H. Avondmaal toe te laten]. In een namiddagvergadering op dienzelfden dag spraken twee ouderlingen en een oud lid der gemeente, en vermaanden al die gedoopten en ten Avondmaal toegelaten om aan den dienst des Heeren getrouw te blijven." Ook uit andere streken komen berichten waaruit blijkt dat de inboorlingen het Christen dom genegen zyn. Voor school- en kerkbouw en andere belangen van Gods koninkrijk open baart zich éen opmerkelijke offervaardigheid. Op een der zendingsposten hadden de weinige Christenen, onder leiding van den onderwijzer en evangelist, een kerkje naast de school ge bouwd. Bjna geheel uit eigen middelen had den zy dit werk voltooid, ofschoon zy weinig konden bijdragen. Hoe zy dit deden? Door zonder loon te werken Ook daar maken 100 personen van het dooponderwys gebruik; zoodat het vooruitzicht bestaat, dat daar spoe dig tot de stichting eener gemeente kan over gegaan worden. Zelfs met instelling van het ouderling-ambt. Een paar christenen, die daar omtrent gepolst werden door een Zendeling, hadden eerst wel vele bezwaren, maar ant woordden ten slotte„als de Heere ons ge bruiken wil, dan zyn wij bereid". Prof. Haussleiter, die een inspectiereis op dat Zendingsterrein gemaakt heeft, schrijft daarover in het orgaan der Rynsche Zending. Ook zyne indrukken waren alleszins gunstig. Er schijnen daar werkelijk „geopende deuren" te wezen. Zegene de Heere verder ook dien arbeid, zoowel in de diepte als in de breedte, en opene Hy allerwege de deuren tot de volken en de harten. Als Hy opent, wie zal dan sluiten? Zendingsstudieweek. Van zr. K. te A. ontvingen wij een schrijven van sympathie met de Zendingsstudieweek. Zy acht de verdeeling onzer provincie in eilanden niet zulk een groot bezwaar. Als zy echter van de gedachte uitgaat, dat ik een Zendings studie week organiseeren wilde, gaat zy toch fout. Ik heb daar onmogelijk tyd voor, doch sprak de verwachting uit, dat eenige predi kanten zich zouden aangorden voor deze zaak. Als dit reeds gebeurt, zal het wel in stilte zyn, want ik heb er nog niets van gemerkt. Het zou toch zoo heerlijk wezen, als wy ook zoo'n Zendingsweek in Zeeland kregen. J. D. WlELENGA. God zendt het evangelie, dat eene belofte voorop stelt aan allen, die in Christus geloo- ven, met het bevel dat zy in Christus gelooven zullen. Van God gaat de blyde boodschap uit. Hy beveelt de bekeering, Hy belooft vergeving van zonde en het eeuwige leven. Wel roept ook Christus tot vergeving. Hy roept tot zich zeivenzoo iemand dorst heeft die kome tot My en drinke. Hij bood zich zelve aan als Zaligmaker. Maar als Christus optreedt om zich zei ven te verkondigen en aan te bieden, handelt Hy in opdracht, als gezondene des Vaders. Hy is afzet te vinden voor den inhoud van zyn mars, die zeker de kooplust der vele landlieden zal opwekken. Voor hem uit op den stofferigen landweg loopen eenige vrouwen. Hy versnelt den pas eenigermate en voegt zich by hen. Na hen gegroet te hebben, informeert hy naar de oorzaak der ongewone bedrijvigheid. Men kykt hem eenigzins verwonderd aan maar immers, de oude is een vreemdeling in deze streken hoe kan hy weten, dat heden een bijzondere plechtigheid staat verricht te worden in de kloosterkerk van Sint-Benignus. De marskramer spitst de boren. „Zal er een plechtige ommegang worden ge houden „Ja, en tegelijk zullen de gewijde relequien worden vertoond. Denk eens aan, het gebeente van Sint Tyburus. „Van Sint Tyburus?" valt, schijnbaar ten hoogste verbaasd hun metgezel in. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 2