Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Eedaetie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LIMAN en Ds. R. J. YAN DER YEEN. 9e Jaargang. Vrijdag 2 Februari 1912 No. 3a iBOIHEHEHTSPRUS UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. Drukker-UItgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER AD YERTENTIEH BIJ BROOJ) NIET ALLESN. »De mensch zal bij brood alleen niet leven, dus zoekt hij vergoeding in allerlei secten". Deze woorden stonden ter inlei ding van een bericht over een secte, welke in deze dagen de aandacht op zich ge vestigd had. Zooals ieder weten kan, is het eerste gedeelte een aanhaling uit de Schrift en hoe het verstaan wordt blijkt uit het besluit, dat er uit afgeleid wordt. De meening wordt ook hier blijkbaar gehul digd, dat de mensch niet genoeg hebbende aan aardsch brood, behoefte heeft aan wat geestelijk is. Meestal worden de woorden opgevat in dezen zin, dat de mensch naast het brood der aarde ook de H. Schrift moet gebruiken. Op zichzelf is dit natuur lijk waar. Het ziet er treurig uit, als de mensch, die naar den beelde Gods ge schapen is, naar niets anders vraagt dan naar wat zijn tijdelijk leven voeden, ver sterken, verkwikken en veraangenamen kan. Maar daarover hebben we het thans niet. Wij willen even in het licht stellen, hoe het bovenstaand woord vaak misbruikt wordt. De slotsom, waartoe de berichtgever kwam, is al heel bar, want hij stelt vast, dat de behoefte aan iets meer dan de aarde geven kan den mensch drijft in de armen van de eene of andere secte. Herhaalde malen is tegen deze opvatting de strijd aangebonden en ernstig gewaar schuwd, doch zij blijft voortleven. Hoe komt dit zoo? Zou het niet toegeschreven moeten worden aan het feit, dat vele men- schen weinig werk maken van het lezen der H. Schrift Zij lezen nog wel de boeken des O. en des N. Verbonds, maar zonder de noodige opmerkzaamheid. Zij wijden meer aandacht aan de courant dan aan den Bijbel. Zij denken na en spreken met elkander over de gebeurtenissen van den dag, maar wat er in het woord Gods staat, blijft menigmaal buiten hun bewustzijn. Wat zij er van weten hebben zij gehoord van dezen en genen en zonder te onder zoeken, of het nu wel inderdaad zoo is, blijven zij maar naspreken, wat zij bij ver schillende gelegenheden opgevangen heb ben. Schijnbaar is er nog veel kennis van het woord Gods, want ge kunt in de dage- lijksche taal nog allerlei uitdrukkingen, welke aan den Bijbel ontleend zijn, beluis teren, maar het zijn menigmaal overge leverde klanken, die nooit hun inhoud diep in de ziel achtergelaten hebben. Wat beteekent dan het woord? Is het soms zoo verbazend moeielijk om er den juisten zin van te verstaan Laat ons zien. Het volk Israël was reeds jaren lang in de (woestijn geweest. Mozes, die het volk uit Egypte en in de woestijn geleid heeft, weet, dat hij spoedig den reisstaf zal moeten neerleggen. Hij zal heengaan naar de ruste, welke er overblijft voor al het volk Gods en een ander zal aan het hoofd van het volk staan. Is het wonder, dat hij nog eens zijn stem verheft en allen oproept om de wetten, de inzettingen en de rechten des Heeren te eerbiedigen? En gij zult ge denken aan al den weg, dien u de Heere uw God deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was of gij zijne geboden zoudt houden of niet. En Hij verootmoedigde u en liet u hongeren. De mensch is zoo ge ring. Hij is zoo afhankelijk. Enkele uren zijn slechts noodig, indien hij geen levens middelen heeft, om hem te herinneren aan zijn broosheid. Hoe spoedig bezwijken zijn krachten en vergaat zijn lust. Zoo was het Israël gegaan in de woestijn, waar geen voedsel en geen drank was. De honger kwelde het volk en dreigde het met den ondergang. Niemand wist raad. Niemand kon in de dringende behoefte voorzien, dat nijpend gebrek wegnemen. Doch het was niet geschied om deze groote menigte in de wildernis te verderven, want God gaf met de beproeving ook de uitkomst. Zoo dra het volk zich bewust was van zijn zwakte en erkende zijn geringheid, had God hen gespijzigd met het Man, dat zij niet kenden noch hun vaderen gekend hadden. Het was ongewoon brood. Zij hadden het niet gezaaid noch gemaaid zij hadden het niet gemalen of gebakken. Het lag eiken morgen rondom hun tenten in voldoende hoeveelheid, zoodat zij eten konden en verzadigd werden. Waartoe had God het gedaan Met welk doel had Hij hjin dit zeldzaam brood ge geven? Opdat Hij u bekend maakte, dat de mensch niet alleen van brood leeft, maar dat de mensch leeft van alles wat uit des Heeren mond uitgaat. Is dit niet duidelijk? Wij zijn uit de aarde aardsch en hechten daarom zoo veel aan wat wij zien en tasten kunnen. Daaruit vloeit voort, dat de mensch gerust leeft, als hij maar overvloedig middelen heeft. Als zijn kel ders ruim voorzien, als zijn schuren maar gevuld zijn, dan is hij tevreden. Hij maakt zich niet ongerust, indien zich de behoefte aan voedsel en drank doet gelden. Er is voorraad, welke in alle nooden voorzien kan. Zoo leert hij steunen op wat hij heeft en ziet geheel voorbij, dat het brood slechts een middel is, dat God gebruikt om hem in het ie ven te behouden. Aan brood alleen heeft hij genoeg. Nog altijd is het zoo. Onze Heiland moge gezegd hebben, dat de vraag, wat zullen we eten, wat zullen we drinken, en waar mede zullen we ons kleeden, ons niet met bange zorg vervullen mag, want dat een discipel weten moet, dat de Vader in de hemelen, die zijn zorg uitstrekt tot de vogelen, die in de lucht vliegen en tot de leliën, welke op het veld bloeien, zeker voor de menschen zorgt, het is en blijft een moeielijke kunst om het te leeren. Als het maar eens nijpt, dan worden we het wel gewaar. Het gaat niet gemakkelijk om er diep van overtuigd te zijn, dat de mensch aan brood niet genoeg heeft om zijn tijdelijk leven te onderhouden. Wij vouwen onze handen en wij sluiten onze oogen nog wel, eer we aan tafel gaan om een zegen over de toebereide spijs te vragen, maar wie gelooft nu ontwijfelbaar, dat die spijs geheel krachteloos is en dat zij ons zonder den zegen des Heeren niet kan gedijen. En dat nu wil de Heere hebben. Hij wil hebben, dat we er van doordrongen zijn, dat Hij het alleen is, die ons voedt en sterkt, opdat we ons niet afhankelijk zullen gevoelen van het brood, maar van Hem geheel. Dit heeft Hij Israël willen leeren. Hij leidde hen in de woestijn, waar geen enkele graankorrel wies, waar geen snede brood te krijgen was. Veertig jaar bleven daar de nakomelingen van Jacob. Niet enkele, maar duizende. Wat een monden en geen brood. Wij zouden zeggen het kan niet anders, zij moeten omkomen. Hoe kunnen zoo velen in het leven blijven, als zij de vruchten der aarde moeten ontberen Het gaat eenvoudig niet. Van honger zullen zij vergaan. Maar het is geheel anders uitge komen. Straks staat het volk, krachtig en sterk, aan de grenzen van het land der belofte, en het is in de geweldige worste ling met de Kanaanieten wel gebleken, dat het goed gevoed was. God heeft duidelijk in de veertigjarige omzwerving van Israël in de woestijn laten zien, dat de mensch niet alleen van het brood leeft, maar van alles, wat uit des Heeren mond uitgaat. Wij kunnen het aardsche brood niet missen, maar wij moeten helder verstaan, dat het slechts middel is. Op zichzelf niet voldoende. De kracht, welke ons voedt, zit niet in het brood, maar komt ons elk oogenblik van God toe. Wanneer we deze waarheid in 't geloof aanvaarden, worden we innerlijk vrij van de macht, welke de stoffelijke wereld op ons heeft. Wij zullen haar op haar juiste waarde leeren schatten wij zullen onze aardsche taak volbrengen in gehoorzaamheid aan Hem, die ons het leven, den adem en alle dingen geeftwij zullen ons van onze diepe afhankelijkheid bewust, steeds meer opzien tot Hem, die ons alleen de krachten vermenigvuldigen kan. Boven alle andere dingeiP zullen we zoeken de gunst van God, welke nog meer sterkt dan de uitgezochtste lekkernijen en beter is dan het tijdelijke leven zelf. Geen ijdele zorg zal ons van het heilspoor doen dwalen en we zullen niet naar on geoorloofde middelen grijpen om ons zelf te verrijken. Het geeft een blijde rust aan het hart te midden van de gejaagdheid, welke het leven van ons geslacht steeds duidelijker vertoont en we zullen ons toe vertrouwen aan Hem, die zijn volk niet laat omkomen in duren tijd of hongersnood. Bouma. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Een protestvergadering. I per half jaar franco per pojt Enkele nummers 70 cent. 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. En Hij verootmoedigde u en liet u hongeren en spijsde u met het Man, dat gij niel^kende' noch uwe vaderen gekend hadder, i opdat Hij u bekend maakte, dat de mensch niet alleen van het brood leeft, maar dat de mensch leeft van alles, wat uit des Heeren mond uitgaat. Deut. 8 3. Westkapelle trekt de aandacht. De bewoners z\jn er over 't algemeen godsdienstig. Zy gaan er trouw naar de kerk. Zy houden niet van een lichte maar van een zware preek. Zoo is het reeds lang geweest. Er was echter weinig beweging. De meesten gingen naar de Her vormde Kerk en de kinderen naar de openbare school. De enkele liberalen, die er waren, hadden geen reden van klagen. Wel was de prediking voor hen te orthodox, maar zy schik ten er zich in, want de school was naar hun hart en by de stembus hadden zy nog al in vloed. Doch die rustige tyd is er uit. Mannen van verschillende kerkelijke kleur vereenigden zich om zoo mogelijk een Christelijke School er te krijgen. Nadat ds. v. d. Ende zich aan de kleine Gereformeerde Kerk gegeven had, begon er meer actie te komen. Een school werd gebouwd, een hoofdonderwijzer benoemd, een onderwijzeres aangesteld en een betrekke lijk groot aantal kinderen verhuisde van de Openbare School naar de Christelijke. Dit aantal echter zou nog veel grooter zyn, indien de ouders zich daar bewust werden van hun belijdenis en wat zy voor de opvoeding van hun kroost eischt. Het is derhalve noodig, dat daaraan gearbeid wordt. Om dit doel te be reiken trad enkele weken geleden in de Her vormde Kerk ds. Posthumes Meyes, predikant te 's Gravenhage en hier zeer bekend op, en wees een talrijke schaar op de noodzake lijkheid van het Christelijk Onderwijs. Yoor zulke vergaderingen zyn de vrijzinnigen be vreesd, want zij weten zeer goed, dat als de nevelen van onkunde weggevaagd worden, hun invloed steeds kleiner wordt. Het is bijgevolg wel te begrijpen dat zy een protestvergadering belegden. De heer Peerl- kamp, een der ijverigste „frontmakers" uit onze stad, toog naar Westkapelle om het den menschen aan het verstand te brengen, dat de Openbare School de eenig goede is. Wy prijzen het in hem. Laat hy doen wat helpen kan om die school voor kwijnen te bewaren. Maar wy kunnen het niet loven, als hy zyn doel voorbij streeft. Naar het verslag in de Middelburgsche Courant, heeft hy daar o.a. gezegd„En welke middelen worden door de tegenpartij aange wend om de Openbare School te ontvolken? Waar treedt men in het openbaar op om het goed recht van de bijzondere school te beplei ten Een enkele maal in de kerk, waar men gevrijwaard blijft voor kritiek van het gespro kene, verder bepaalt men zich tot huisbezoek, dwang door sommige geestelijken op de ouders door onthouding van den doop, herinnering aan de doopsbelofte". Hoe is 't mogelijk, dat men zoo iets in 't publiek durft te zeggen. Onze mannen hebben jaren achter elkander veel ons land afgereisd, in steden en dorpen, zelfs in gehuchten hebben zy in vergaderingen gesproken, waarbij steeds de tegenstanders ge legenheid hadden om er te komen en hun woord tegenover het gesprokene te stellen. Soms kwamen de voorstanders van de Openbare School en traden in 't strijdperk. Dan was er meest al een zeer leerzaam debat. Meestal bleven zy weg of als zy er al waren dan zwe gen zy. Ik herinner my nog in een van onze steden een groote vergadering, waar de nu oude ds. Pierson sprak, maar op herhaalde uit- noodiging om een lans met den spreker te kruisen, meldde niemand zich aan. Als er van de tien samenkomsten één was, waarop van ge dachten gewisseld werd, was het veel. Neen, zy hebben over 't algemeen de voorstanders van Christelijk Onderwijs laten vergaderen en spre ken zonder de moeite te doen daartegen op te komen. Wy kunnen echter zulk een uitlating best begrijpen. In de dagen, die volgden op het peti tionnement, waren de liberalen oppermachtig en zy wreven zich in de handen van blijdschap, als een minister den treurigen moed had om te zeggen dan moeten de minderheden maar onderdrukt worden en zy stelden zich voor, dat het met het Christelijk Onderwijs zoo'n vaart niet zou loopen, die ontevredenen zouden het bijltje er wel by neerleggen. De Openbare

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1912 | | pagina 1