Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA en Ds. H. W. LAMAI.
9e Jaargang.
Vrijdag 12 Januari 1912.
No. 30
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
IBOMEMEHTSPRUS
Drukker-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
PRIJS DER iD YERTEMTIEH
WAAR IS DE GEBOREN KONING
DER JODEN
Israël verwachtte een Koning, die van de
zee tot aan de zee en van de rivieren tot
aan de einden der aarde regeeren zou.
Voor wie de profetie des Ouden Testaments
kent, is dit niet vreemd. Reeds de aarts
vader Jacob had op zyn sterfbed van Hem
getuigdDe schepter zal van Juda niet
wijken, noch de wetgever van tusschen
zijne voeten, totdat de Silo komt en tot
Hem zullen de volkeren vergaderd worden,
of deze woorden worden ook wel gelezen
en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn.
Sedert deze worstelaar Gods den Beloofde
in deze geheimzinnige gestalte aanschouwd
had, was het oog van zijn nakomelingen
gericht op den Messias, die een heerscher
zou zijn in Israël. Nadat David, de zoon
van Isaï, op den troon gekomen was en de
idee van het theocratisch koningschap in
zijn woorden en daden nader tot het be
wustzijn van het volk gebracht had, was
de verwachting verlevendigd. Wel taande
de luister van zijn huis na den dood van
Salomo, wel bleef er na de ballingschap
bijna niets meer van over, maar de pro
fetie had een nieuwe vlucht genomen door
het woord dat Nathan, in den Naam van
zijn Zender tot David gericht had en zij
schilderen met nieuwe kleuren de uitne
mende grootheid van Hem, op wiens schou
ders de heerschappij eens rusten en die
op den troon van zijn vader David eens
zitten zou tot in der eeuwigheid. Wij ver
staan het, dat het geplaagde en verdrukte
volk der joden zich bij voorkeur telkens
weer oprichtte aan deze belofte en dat hoe
donkerder de tijden werden, het des te
meer vurig verlangde naar de komst van
Hem, die zijn volk uit de handen zijner
vijanden verlossen zou, opdat het God zou
dienen zonder vreeze.
Waar is de geboren Koning der joden?
Wie waren het, die met deze vraag zich
richtten tot de bewoners van Jeruzalem
Het zijn geen mannen, die tot het volk
Israël behoorden. Het waren wijzen uit
het Oosten. Hoe groot was hun getal?
Uit de drie soorten van geschenken, welke
zij meebrachten heeft men afgeleid, dat er
drie waren. Doch dit rust op een zeer
wankelenden grondslag. Hoe heetten zij
Wij weten het niet. Men heeft drie namen
genoemd, n.l. Caspar, Melchior en Bal
thazar, maar dit beteekent niets. Uit welk
land kwamen zij De eenige aanduiding
welke wij hebben, wijst op het Oosten,
maar of zij uit Perzië, of uit het oude
Babylonië of ergens anders vandaan kwa
men, wij weten het niet. Ook hier blijkt
het, dat de Bijbel geenszins geschreven is
met de bedoeling om onze nieuwsgierig
heid te bevredigen. Het zou wel aange
naam zijn, indien we daarover eenig
meerder licht hadden, maar veel winste
zouden we er toch niet uit bekomen. Wat
wel van belang voor ons is, wordt ons
medegedeeld, want het evangelie noemt
hen wijzen. Zij behoorden derhalve tot den
geleerden stand der Magiërs, die de ver
schijnselen der natuur nauwkeurig gade
sloegen en die er op uit waren om tot de
oorzaak daarvan door te dringen. Menschen
waren het, die een open oog hadden voor
alles wat belangrijk is. Zij zullen wel niet
vrij geweest zijn van het bijgeloof, dat de
volkeren destijds algemeen aankleefde en
het is best mogelijk, dat ook zij de mee
ning koesterden, dat gewichtige, toekom
stige gebeurtenissen aangekondigd werden
door den loop der sterren. Doch hoe waren
zij aan de verwachting gekomen, dat er
een Koning der Joden zou komen, aan
wien de heidenen ook hulde moesten
brengen? Zonder te beweren, dat we een
volledig antwoord op deze vraag kunnen
geven, achten we ons toch gerechtigd tot
de verklaring, dat we er ons wel een voor
stelling van maken kunnen.
Ofschoon we niet zeggen kunnen, van
waar deze mannen precies kwamen, toch
is wel zooveel duidelijk; dat zij uit een
oord waren, alwaar de overleveringen het
meest zuiver voortleefden. Wat de opgra
vingen in die oude landen aan 't licht ge
bracht hebben, versterkt ons in dit oordeel.
Daarbij komt, dat er eeuwen geleden uit
die volken een man was opgestaan, die
zich zonder aanmatiging een Ziener kon
noemen, en die gesproken had over de
ster, die uit Jacob zou voortkomen. Met
welken gloed had hij getuigd van den
Heerscher, die de glorie van Israël zijn
zou. Reeds deze twee overwegingen zijn
voldoende om ons duidelijk te maken, dat
er nog wel een verwachting van toekomstig
heil kon zijn. Daarenboven had Daniël ge
profeteerd van de vier groote wereldrijken,
welke na elkander zouden opkomen en
verdwijnen en even duidelijk van het Mes-
siaansche rijk, dat alle andere zou ver
nietigen en overleven, Hij had dit gedaan,
levende in Babel, in 't midden van de
wijzen, die hoog tegen hem opzagen en
voor wie zijn woord een zeldzaam gezag
had. In wijden kring in den aard der
zaak lag het werd zijn woord bekend
en velen hebben het overwogen en bewaard.
Van de dagen der ballingschap af was
Israël ook nog begonnen overal Synagogen
te bouwen, waarin ook op den Sabbath
vele heidenen kwamen om de voorlezing
en de verklaring van de Schriften des O.
Testaments bij te wonen, zoodat er gezegd
kon wordenMozes had van oude tijden
af in elke stad, die hem predikten en hij
werd op eiken Sabbath in de Synagogen
gelezen. Het staat dan ook vast, dat in de
oude wereld bij de komst van Christus in
het vleesch de verwachting op een nade
rende verlossing leefde. Langs ondoor-
zoekelijke wegen had God in de heiden
wereld den weg gebaand voor Hem, die
door de vlakke velden rijdt en wiens naam
Heer der Heeren is.
Doch van hoe hoog belang we dit achten
ter verklaring van hun komst naar Jeru
zalem, het is duidelijk, dat er nog meer
noodig was om het te bewegen hun land
te verlaten en zulk een verre reis te onder
nemen. Vele anderen toch, die ook zeer
zeker deze vage verwachting kenden zijn
niet op weg gegaan. Wij moeten hier be
ginnen met uit te spreken, dat God hun
hart geopend heeft om acht te geven op
al wat Hij tot hen spreken zou. Dit is toch
niet te wonderlijk. Neigt hij het hart der
koningen niet als waterbeken? Heeft de
Doorgronder van het menschelijk hart geen
teegang tot het binnenste van den mensch
Zoo kenden zij niet alleen de verwachting,
maar in hen was ook de begeerte met
kracht ontwaakt om persoonlijk deel te
hebben aan de verwezenlijking. Met vurig
verlangen zagen zij uit naar dien Koning
die een rijk van waarheid en vrede ves
tigen zou op de aarde. Hun oog doorzocht
met nog meerderen ijver de hemelruimte
en hun hart verhief zich boven de sterren
tot Hem, die aan alle lichten daarboven
hun plaats had aangewezen. Wie weet, met
welk een sterken drang zij hun nooden
den God van hun leven bekend gemaakt
hebben en zij hebben ondervonden de
waarheid van de schoone woorden
Hij zal leiden 't zacht gemoed,
In 't ellen recht des Heeren
Wie Hem need'rig valt te voet
Zal van Hem zijn wegen leeren.
Geheel in overeenstemming met hun
behoeften en met hun voorstelling komt
de Heere deze wijzen tegemoet. En als zij
opzien naar den hemel, wordt hunne aan
dacht door een ster getrokken, welke zij
vroeger nooit gezien hadden. Met groote
belangstelling aanschouwen zij haar. Zij
kunnen hun oog er niet van afwenden.
Zij willen er meer van weten. Overtuigd
zijn zij weldra, dat deze ster hen iets te
zeggen heeft en het duurt niet lang, of
zij weten, dat is het teeken, dat de ver
wachte Koning geboren is. Dit wordt hen
van uur tot uur duidelijker. Elke opko
mende twijfel verdwijnt ook weldra. Met
hun beide voeten staan zij op den bodem
dezer waarheid vast.
Hier is weder een veld voor allerlei
gissingen geopend. Onderscheidde zich deze
ster van andere door haar vorm, door haar
licht en gloed? Was het een samenstelling
van verschillende sterren op geheel bizon-
dere wijze Of was er een komeet in hun
gezichtsveld verschenen, welke slechts na
lange jaren eens verschijnt? Wij zullen
wel nooit aan deze zijde der eeuwigheid
de gelegenheid komen om het uitgemaakt
te zien. Zelfs zijn er, die gedacht hebben
aan een vonk der schechina, der onge
schapen heerlijkheid Gods. Genoeg. De
wijzen wisten, dat de ster hun aankon
digde de geboorte van den Koning der
Joden. Nu hebben zij geen rust meer in
hun woning, in hun land. Zij willen er
getuige van zijn. Maar weet ge wel, hoe
ver en hoe bezwaarlijk de weg is? Deze
en dergelijke vragen zullen wel tot hen
gericht of bij hen opgerezen zijn. Zeker.
Dit weten we wel. Maar al was het nog
veel verder en nog veel moeielijker, wij
zouden toch gaan. En zij handelden naar
dit ernstige voornemen.
Hoe hebben deze mannen gewoekerd
met de geringe kennis, welke zij hadden.
Als het zoo eens was op de erve van
Christus' kerk. Gelooft ge ook niet, dat het
er geheel anders zou uitzien. Welk een
helder licht bestraalt ons. Onze kinderen
weten meer van den geboren Koning der
Joden dan deze wijze mannen. Maar is de
begeerte om dezen Koning te zien ook in
overeenstemming daarmede. Gaat gij tot
Jezus? Zoekt ge Hem? Hebt ge buiten
Hem geen rust Wacht er niet mede. Kom
tot Hem. Breng Hem uwe hulde. Val voor
Hem neer en erken Hem als uw Heer.
God gebiedt het u en Hij wacht. Nog zijt
gij welkom.
De Heer is God, erkent dat Hij
Ons heeft gemaakt en geenszins wij
Tot schapen, die Hij voedt en weidt,
Een voik tot Zijnen dienst bereid.
Bouma.
KERK, BELIJDENIS, ZESDINS.
,,De nieuwe mode".
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Waar is de geboren Koning der
Joden? Want wij hebben Zijnester
gezien in het Oosten en zijn gekomen
om Hem te aanbidden.
Matth. 2 2.
Vriendelijk verzoek ik n wel op te letten,
dat het opschrift tusschen aanhalingsteekens
staat en dat het niet van my is. Ik heb het
ontleend aan de uitspraak van iemand, die op
den eersten Kerstdag van 1911 den dienst bij
gewoond heeft in de Kloosterkerk te 's Graven-
hage. Het zal u ook wel bekend zyn, dat al
daar in de Hervormde Kerk een geheel van
de oude manier afwijkende eeredienst ingevoerd
is en omdat er reeds zooveel over geschreven
is, kan het wellicht belang inboezemen om
eens mede te deelen, hoe de dienst op den
eersten Kerstdag geregeld was. Ik geef met
weglating van wat minder ter zake dient, het
op, zooals het op het programma voor dien
morgen stond.
I. VoorzangPs. 150 1 en 2.
II. Votum. In den Naam des Vaders en des
Zoons en des H. Geestes, Amen.
III. ZegenbedeGenade zy u en vrede van
Hem, die was en die is en die komen zal, Amen.
IV. Lofzang der gemeente (staande) Gezang
1 en 4.
V. Schriftlezing.
VI. Beurtzang van diakonessen en gemeente
uit Gezang 112.
De diakonessen zongen
Dit is de dag, dien God ons schenkt,
Waaraan thans ieder Christen denkt,
Hem viere, wat in 't groot heelal
Door Jezus is en wezen zal.
Daarop de gemeente staande
Geloofd die komt in 's Heeren Naam,
Wy christenen zeeg'nen U te zaam,
U Vredevorst, der vad'ren wensch,
U Zaligmaker God en mensch.
De diakonessen vervolgden
Opdat de zondaar leven moog,
Daalt de Verlosser van omhoog,
Verbergt Zyn hooge majesteit,
Wordt vleesch, wordt onze zaligheid.
Nog eens de gemeente
Geloofd die komt in 's Heeren Naam enz.
De diaconessen hieven toen aan
U die voor ons geboren zyt,
U zy ons hart, ons lied gewyd,
Wy paren juichend onze stem,
By 't Eng'lenheir van Bethlehem.
Weer het woord aan de gemeente:
Geloofd die komt in 's Heeren Naam enz.
VII. Gebed.
VIII. Textopgave.
IX. Gemeentezang Gezang 114 1, 3,4 en 12.
X. Prediking.
XI. Na de prediking zongen de diakonessen