Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redaetie vanOs. L. BQUMA en Ds. H W. LANAN.
9e Jaargang.
Vrijdag '5 Januari 1912.
No. 29,
Drukker-Oitgef er
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
iBOOEMEHTSPBIJS
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER ID YERTEHTIEH
MIJNE HOOP IS OP U.
Ps. 39 8.
Zijn uwe verwachtingen hoog gespannen
Het nieuwe jaar staat voor ons, wij zagen
het komen en wij weten, dat het veel in
zijn schoot verborgen houdt. Wij allen
zien het met belangstelling naderen, want
ieder vraagt allichtwat zal het mij bren
gen. Er is echter niemand, die met eenige
zekerheid daarop een antwoord kan geven.
Naar mate onze jaren voorbijsnellen, naar
die mate krijgen we eenige ervaring en
het verleden leert ons, dat elk jaar zijn
licht en zijn donker, zijn lief en zijn leed,
zijn vreugde en zijn droefheid heeft, en
wij kunnen wel aannemen, dat dit thans
ook weder het geval zal zijn. Langzamer
hand zijn we er ook van overtuigd gewor
den dat onze dagen snel als een schaduw
voorbijvliegen, en wij moeten zeggenwij
brengen onze jaren door als een gedachte.
Het jaar, dat voorbijging, is wel bij
machte geweest om ons toe te roepen
span uwe verwachtingen niet te hoog, en
bouw niet te veel op menschelijke bere
keningen. Er is onder de volken een streven
op te merken, om ons voor de rampen van
een oorlog te bewaren en dit verdient zeker
onze erkentelijkheid. Welk een schoon
doel is het om den vrede aan de aarde te
verzekeren en wij mogen het wel waardee-
ren, dat er zoovele mannen en vrouwen
zijn, die hun gaven en hun tijd besteden
om dit doel te bereiken. Wij komen nader,
hebben zij ons toegeroepen, en weldra is
de tijd gekomen, dat er nog enkel een
vreedzame wedijver onder de volken ge
vonden wordt. Zij meenden dit en zagen
naar zij dachten duidelijk den weg voor
zich, langs welken zij ons brengen zouden
in dit beloofde land.
Doch hoe wreed werden deze droomen
verstoord, want wij hoorden onophoudelijk
van oorlogen en geruchten van oorlogen
en in het nieuwe jaar wordt de oude strijd
voortgezet. Tot aan de tanden gewapend
staan de overige volken met het geweer
bij den voet. En nu wat verwacht ik Het
is nog niet geraden om te verwachten, dat
wij reeds zoover gevorderd zijn, dat de
oorlog tot het onmogelijke behoort.
In een land als het onze met zulk een
afwisselend klimaat wordt veel over het
weder gesproken. Wij luisteren naar alle-
daagsche opmerkingen en naar wetenschap
pelijke berekeningen. Hoewel we nog over
veel in dit opzicht in het onzekere ver
keerden, was er toch onder ons van lie
verlede een algemeene meening ontstaan,
dat wij geen heete zomer meer kregen.
Dit beschouwde men als een vaststaande
waarheid. Doch zie, daar kwamen zij, de
dagen en weken met hun helderen hemel
eiken morgen ging de zon op en spreidde
hare verzengende warmte uit over de velden.
Vroeg zagen we de bladeren verdorren
en in menig hart steeg de vraag opwat
zal het einde daarvan zijn. Het bleek ons,
hoe gemakkelijk alle onze verwachtingen
verdwijnen kunnen en eveneens, dat men
schelijke berekeningen dikwerf falen.
De zucht naar genot neemt toe onder
de volken en om haar te voldoen moet er
geld veel geld zijn. Te verwonderen is
het alzoo niet, dat ook de dorst naar het
goud al sterker wordt. Steeds worden
nieuwe gelegenheden geopend en nieuwe
middelen ontdekt om zich te vermaken.
Badplaatsen, schouwburgen, speelbanken
maken goede zaken en lokken een steeds
toenemende menigte.
Wie alleen een oog heeft voor wat da
delijk opvalt, zou haast tot het vermoeden
kunnen komen, dat de vreugde het deel
van allen is. Maar hij zal er zich voor
wachten, wanneer hij er op let, dat de
gevangenissen overvol zijn, dat er steeds
meer krankzinnigen-stichtingen van noode
zijn, en dat de telkens uitbrekende werk
stakingen vertolken, hoe het gist en woelt
in de wereld der arbeiders. Kunnen we
nu verwachten, d#f. dezè 'donkere schadu
wen uit het leven 'zulten wijken? Velen
denken, dat het wel gaan zal. Zij willen
de menschen door den sterken arm dwin
gen van alle zelfzucht af te zien en een
maatschappelijke inrichting in het leven
roepen, welke aller begeerte bevredigt en
aller behoefte vervult. En zulk een toe
komst is zoo aantrekkelijk, dat velen hun
oog derwaarts richten en soms meenen,
dat zij den dageraad van dezen heerlijken
morgen reeds aanschouwen. Het is ons wel
duidelijk, hoe licht zulk een voorstelling
het hart kan vervullen en aanspoort om
mede te helpen om haar te verwezenlijken.
Er ligt een groote bekoring om aan alle
onrecht, aan alle onderdrukking een einde
te maken, en aan de sociale gerechtigheid
een plaats op aarde te bereiden en wie
zou het veroordeelen, als de krachten
worden ingespannen en de middelen aan
gewend. Doch weet ge, welke vrees mij
meer dan eens bekruipt, dat het oog en
hart meer geopend zijn voor het leed en
de droefenis, voor de moeite en de smart,
dan voor de zonde zelve, welke de oorzaak
van alle onheil is. Wettelijke maatregelen
kunnen uitnemend zijn en elk onrecht mag,
ja moet aan banden gelegd worden, doch
machteloos zijn ze om de bron, waaruit
de troebele en verderfelijke wateren voort
vloeien te stoppen.
En nu, wat verwacht ik? De dichter
van wien deze vraag is, had reeds veel
doorleefd, hij had van de smarten des levens
een ruim deel ontvangen en hij had daarbij
de menschen leeren kennen in hun onbe
trouwbaarheid. Hij wist wel, wat de aarde
opleverde en hij onderschreef het woord
gelijk een vonk van zelf zich naar boven
verheft, zoo is er voor den mensch uit een
vrouw geboren, moeite te wachten. Ook
hij had vaak het oog naar beneden gekeerd
en zijn verwachting op de aarde en haar
schatten gebouwd, doch dit durfde hij niet
meer en daarom had hij zich tot God ge
wend En nu wat verwacht ik Voor
hem was het leven niet te vergeefs geweest,
voor hem had de ondervinding winst ge
bracht. Zalig zijt gij, indien het ook zoo
bij u is?
Onwillekeurig zeggen we tot onszelf en
vooral bij den aanvang van een nieuwen
jaarkringwat staat er voor de deur, wat
hebben we te wachten en menigeen ziet
met opgeruimdheid de dagen komen van
gedachte, dat zij hem wel veel goeds zullen
brengen en zoo gaat hij voort, niet beden
kende dat de schoonste verwachting soms
in bittere teleurstelling eindigt, en dat
de aarde eens hem niets meer aanbieden
kan. Wend gij u van de aarde af en tot
den Heere en maak al uwe begeerten
biddend en dankend Hem bekend. Hij
kan en wil het wel maken. Hij is toch
de Ontfermer Israëls, gisteren en heden
en tot in eeuwigheid dezelfde.
Zelfs was het bij den dichter zoo gesteld,
dat hij enkel zeidemijne hoop, die is
op U. Hij zegt niet: geef mij een lang
leven, of een voortdurende gezondheid, of
overvloed van aardsche zegeningen of iets
van dien aard, maar enkelmijne hoop
is op U. Dit was hem genoeg. Daarmede
kon hij het doen. Meer behoefde hij niet.
Zoo was het ook goed. De grond, waarop
hij bouwde was vast en onwankelbaar.
Hij beschaamt nooit degenen, die Hem
verwachten en Hij geeft altijd meer dan
Hij beloofd heeft. Stel uwe hoop derhalve
gerust op den Heere, want Hij is een
Toevlucht ten allen tijde. Heel de aarde
kan u ontzinken, menschen u ontrouw
worden en zich tegen u keeren, uwe dier
baarste betrekkingen u ontvallen maar
de verwachting, welke op Hem gebouwd
is, zal u niet bedriegen. Die hope blijft
u bij, al was het, dat uw naam dit jaar
ingeschreven moest worden op de lijst der
dooden, ook in stervensnood en stervens-
strijd zal zij uw hoofd oprichten en het
oog vestigen op Hem, van Wien het waar is
Hij kan en wil en zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van den dood
Volkomen uitkomst geven.
KERK, BELIJDENIS, ZENDIN6.
Schrift-kritiek.
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
En nu wat verwacht ik, o
Heere? mijne hoop is op U.
Bouma.
Het woord is reeds oud, maar velen wisten er
niet van. Zy hadden het wel eens gehoord, maar
het liet hun koud. Er komt echter zeer lang
zaam verandering. Verwonderlijk was het, hoe
weinig opzien het verwekte, als predikanten
openlik van den kansel verkondigden, dat het
verhaal van den zonde-val geen historie was.
De menschen, ook orthodoxen, hoorden het aan
en gingen heen, alsof er niets bizonders gezegd
was. Soms rimpelden zich even de wateren, doch
dit bleef in den regel, tot een zeer kleinen
kring beperkt en ging spoedig voorbij. Enkelen
slechts trokken er zich iets vah aan. Er waren
er ook wel, die er mee ingenomen waren en
die oordeelden, dat er geen kwaad in zat en
dat het geen schade berokkende. Zjj hadden
zeer veel vertrouwen in het door Gods geest
verlichte verstand, dat de christenen wel voor
dwaling zou bewaren. Wat hinderde het, al
viel een groot deel van de H. Schrift weger
bleef nog genoeg over.
Zou dit zoo maar stilletjes doorgaan en zou
ieder Unaandoenlijk blijven Er was reden tot
vrees en daarom is het een oorzaak van blijd
schap, dat nu en dan blijkt, hoe er steeds meer
deren komen die zich ongerust maken en met
de stoute uitspraken niet medegaan. Het is wel
gemakkelijk om na te spreken, wat deze en
gene verkondigt, maar het is wijzer om niet te
spoedig de meening te koesteren, dat het laatste
over een en andere zaak reeds gezegd is en
vooral geldt dit de resultaten, waartoe de ge
leerden zeggen gekomen te zijn. Meermalen is
het. duidelijk geworden, dat zij zich vergisten
dat hun veronderstellingen alles behalve vast
staande waarheden waren.
De opgravingen in de oude landen van Azië
hebben reeds veel, dat vergeten was, aan het
licht gebracht en het veld, waarop de onder
zoekingen plaats vinden breidt zich steeds meer
uit. Reeds nu is er veel gevonden, dat bijdraagt
om voor ons gedeelten van de H. Schrift ver
staanbaarder te maken en het is goed, dat er
mannen zijn, die ons de vrucht van hun nauw
keurig onderzoek mededeelen. Zoo gaat het oog
open voor veel, dat we vroeger niet wisten en
wekt de lust op om met wat verkregen is
winste te doen.
Als er voorheen gesproken werd over de
psalmen, dachten we uitsluitend aan het boek,
dat gewoonlyk den naam draagtde psalmen
Davids. Doch sedert velen deze liederen zich
gekozen hebben om ze met allen ijver na te
gaan, kwamen ook in aanmerking de vele an
dere dichterlijke stukken, waarvan er onder
scheidene gevonden worden in de historische
boeken des O. Testaments. Nog meer trok de
aandacht, want de opgravingen brachten ons
ook kennis van schoone Egyptische en Baby
lonische zangen, welke zeer oud zyn.
In een Duitsch tijdschrift stond pas een artikel
over de psalmen, waarin o. a. ook gesproken
werd over den tijd van hun ontstaan. Mij trof
daarin, dat de schrijver verklaarde wij hebben
ten deele voor de liederen, welke buiten den
gewonen bundel voorkomen en die met de
psalmen overeenkomst hebben zekere gegevens,
en wij kunnen tot op het j aar aangeven, waarin
zij gedicht werden. Ook is het zeker, dat de
Egyptische en Babylonische psalmen aan de
geschiedenis van Israel voorafgaan. Op grond
hiervan is het ontwijfelbaar, dat het vermoeden,
door velen geuitde psalmen van Israel zijn
eerst gedurende de Babylonische ballingschap
ontstaan, onjuist is. En hij gaat dan voort al
de redenen te noemen, die hem tot dit oordeel
recht geven.
Zonder de waarde van zulk een uitspraak te
overdrijven leert het ons, hoe ons voorzichtig
heid past. Eenige jaren geleden was het voor
velen uitgemaakt, dat de opschriften boven de
psalmen zeer onbetrouwbaar waren, en dat de
psalmen zelf van veel jongeren datum waren dan
meestal aangenomen werd. Met groote scherp
zinnigheid werden deze beide gedachten berede
neerd en uitgesproken: dit is nu uitgemaakt.
Velen waren er, die als zij een dergelijk betoog
lazen dadelijk gereed waren om het over te
nemen en uit te spreken. Doch de mannen van
studie rustten niet, zij wierpen zich met alle
macht op de vragen, welke bij hen opgerezen
waren en zij verklaren nuin elk geval is
dit niet waar. Wij weten nu zeker, dat de
psalmen in den Bijbel veel ouder zyn.
Zoo is het steeds gegaan, wat de een als
waarheid loofde, beschouwde de ander als ge
heel ongegrond. Hoe treurig zou het er uit
zien, indien de gemeente van al die wisselende
en tegenstrijdige meeningen afhankelijk was.
Hoe gelukkig is het, dat zij met gerustheid
kan voortgaan op den weg, door de lampe van
Gods woord beschenen in het bewustzijn, dat
zy daarin heeft een richtsnoer voor haar geloof
en wandel.
Te midden van al de verwarring, welke er
heerscht, blijft het een onwaardeerbaar voor
recht, als wij met den ouden dichter zeggen
kunnenIk ben een vreemdeling op aarde
Verberg Uwe geboden voor mij niet.
Bouma.