Weekblad voor de Gereformeerde
Onder Redaetie van: Os. L. BOUMA en Ds. H. V. LIMAN.
9e Jaargang.
Vrijdag 29 December 1911.
No. 28
uit het woom
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABQOEMEMTSPRUS
Drukker-Ditgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER iD V ERTENTIEN
GERINGER DAN AL DEZE WELDA
DIGHEID.
Het jaar, dat ons thans nog vergezelt,
is bijna ten einde. Uit vele verschijnselen
blijkt het ons van dag tot dag duidelijker,
dat het zich reisvaardig maakt.
Toen we het voor 'teerst begroetten,
scheen het ons toe, dat het lang met ons
zijn zou. Het waren toch twaalf maanden,
en elke maand bevatte een aantal van
dagen. Er was haast geen einde aan te
zien. Doch het ging weer als altijd. De
eene dag volgde onophoudelijk den ander
en wij begonnen al spoedig te bemerken,
dat het met snelheid voortschreed. En
toen wij zagen, dat de laatste maand al
aangebroken was en de dagen zoo kort
werden, begonnen we pas goed te verstaan,
dat het weldra ons zou verlaten. En nu
telt het nog enkele uren meer en dan neemt
het afscheid van ons om weder te keeren
tot Hem, die het ons in Zijne wijsheid en
goedheid gegeven heeft. Weldra zeggen
wehet is voorbij en een nieuw staat ge
reed om de plaats in te nemen.
Het is een goede gewoonte om op 't einde
van een jaar eens stil te staan en zich te
herinneren, wat het jaar ons heeft gebracht.
Ge denkt aan hen, die op den eersten
morgen met ons waren, en die ons ver
laten hebben, die de laatste dagen niet
mochten beleven. Hoe groot is het getal
van hen, die bezweken zijn en wier namen
ingeschreven werden op de lijst der dooden.
En als er onder hen zijn, die u verwant,
bevriend of bekend waren, dan wijdt ge
aan hunne gedachtenis een stille traan en
gij doorleeft nog eens de smartelijke ure
der scheiding.
Tot weemoed stemt het, dat er reeds
zoovelen zijn, met wie ge vroeger placht
te verkeeren en wier stoffelijk overschot
ten grave gedragen werd. Wij kunnen
en wij willen hen niet vergeten, want wij
konden hen zoo moeielijk missen. Het is
niet verkeerd, dat we onze dooden blijven
gedenken het is natuurlijk, het zou liefde
loos zijn, indien het anders ware. Het
ligt voor de hand, dat we vooral op 't einde
van het jaar nog levendiger denken aan
de plaatsen, welke zij ledig gelaten hebben.
Behalve de rouw over onze dooden kan
er ook een gevoel van teleurstelling zijn,
omdat het jaar ons niet bracht, waarop
wij hoopten of omdat het ons ontnam, wat
we zoo gaarne behouden hadden. Wie kan
de moeiten optellen, welke het leven ver
gezellen. Nog altijd blijft het waarzeventig
en zoo we zeer sterk zijn, tachtig jaar,
doch het uitnemendste daarvan is moeite
en verdriet. Doch ondankbaar zou het zijn,
indien we alleen zagen op de schaduwzijden.
Er was wel veel licht en veel goeds. Of
is het niet een weldaad, dat we nog leven
mogen. Toen Jacob teruggekeerd was uit
Paddan Har an en overdacht den weg, langs
welken hij gekomen was, erkende hij, dat
de God van zijn leven hem bewaard had
op al zijn paden, hem staande gehouden
in 't midden van vele gevaren en het dwong
hem om zijn diepgevoelde erkentelijkheid
aan den gever alles goeds uit te spreken.
Behoort dit bij u ook zoo niet te zijn?
Dat gij nog ademt in het uitspansel, is tóch
een groote weldaad, welke ge ontvangen
hebt in onderscheiding van vele anderen
uit de hand van uwen Schepper en Heere.
Gij hadt er geen recht op. Hij was niet
gehouden om u te bewaren. Er is dus
wel reden om dankbaar te zijn voor wat
ge ontvingt.
Al wat Jacob behoefde tot het leven, had
hij ook ontvangen. Met een staf was hij
twintig jaar geleden over de Jordaan ge
gaan, zonder te weten, wat hem in den
vreemde ontmoeten zou. Is het u anders
gegaan Heeft het u aan voedsel en dek
sel ontbroken?
Ik vraag niet, of uw deel rijk was, of
uwe tafel boog onder de uitgezochtste
spijzen, of ge u weelderig kleeden kondt,
maar of ge genoeg ontvangen hebt Mis
schien zijt ge het jaar ingetreden met allerlei
zorgen zonder te weten, hoe ge er door
komen kondt, doch zie, nu ligt het weer
bijna achter u en gij hebt u kunnen voeden.
Er was een dak boven uw hoofd en een
kleed voor uw lichaam. Van wien kwam
het u alles toe Is het niet van Hem, die
de vogelen des hemels spijzigt en de bloe
men des velds kleedt? Overdenk het en
eindig in Hem, die voor u gezorgd en uw
leven gekroond heeft met goedertierenheden.
Ik kon verder gaan en in uwe herinne
ring roepen zoovele weldaden, welke uw
leven hebben veraangenaamd en verrijkt,
maar ik kan het wel aan uw eigen naden
ken overlaten en zij zullen u weer voor
den geest staan reeksen van zegeningen,
zoodat gij zeggen moetHij overlaadt ons
dag aan dag met de bewijzen van Zijne
goedheid. Sta me nog toe op een enkele
bijzonderheid te wijzen. Hoe kwam het,
dat Jacob zich zoo diep boog voor Zijn God,
dat zijn hart hem zoo krachtig drong tot
erkentelijkheid Waren het enkel de vele
goederen welke Hij de zijne mocht noemen
Neen, het trof hem zoo, dat God aan hem
gedacht had. Hij was zoo gering en zijn
God was zoo groot. Hij was een arme
zwerveling en zijn God was zoo machtig.
Wat kon de Heere bewogen hebben om
hem in zijn gunst te gedenken Hij was
er zich bovendien van bewust, dat hij
zondig en onrein was? Hoe menigmaal
had hij gehandeld, alsof hij niet in alles
diep afhankelijk was? Hoe menigmaal had
hij den Sprinkader des heils uit het oog
verloren
Hij moest zichzelf aanklagen en erkennen,
dat hij Gods goedheid onwaardig was. Dit
gaf hem het besef, dat hij geringer was
dan al de weldadigheid en trouw welke
God hem bewezen had. Deelt gij ook deze
overtuiging Hoe zwak en broos zijt gij
Hoe hebt gij ook uwen weg bedorven?
Als gij des morgens ontwaaktet, was uw
eerste gedachte een loflied voor den Wachter
Israels, die ook over u de wacht had ge
houden en u verkwikt door een goeden
slaap Zijt ge eiken dag begonnen in het
levendig bewustzijn van uwe afhankelijk
heid en hebt ge steeds bij het verrichten
van uwe taak het oog op uw God gehou
den? Hebt ge u nimmer op uw leger
neergelegd, zonder Hem gebracht te hebben
de adem uwer lippen Onderzoek het eens
en ik weet, dat ge met schaamte zult
moeten zeggenach, er is veel, dat tegen
mij getuigt. Welnu, in weerwil uwer on
trouw heeft Hij u welgedaan en dat mag
u wel met ootmoedigen dank vervullen.
Hij heeft bij u niet gedaan naar uwe zon
den en u niet vergolden naar uwe over
tredingen/
Ga met belijdenis van schuld en met
erkentelijk hart uwen God tegen. Hij heeft
er aanspraak op en Hij is het ten volle
waard. Bouma.
KERK, BELIJDENIS. ZENDING.
Aan Ds. Merkeleijn en familie.
Ds. Merkelijn's vertrek.
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers 3 cent.
MIDDELBURG.
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Ik ben geringer dan al deze
weldadigheden en dan al deze
trouw die gij aan Uwen knecht
gedaan hebt.
Gen. 32 10a.
Week der gebeden.
In de tweede week van de eerste maand in
het nieuwe jaar worden er eiken avond samen
komsten in de Bogardzaal gehouden, voor
namelijk bestemd om gebeden te doen voor
eiken arbeid ter verbreiding van het Koninkrijk
der hemelen. Dit geschiedt eveneens in ver
schillende landen met de bedoeling, dat heel
de christenheid het gebed zal vermenigvuldigen.
Oorspronkelijk deze gewoonte is toch reeds
jaren oud ging het uit van de Evangelische
Aliantie, die meende, dat het gewenscht was
de belijders van Jezus' Naam op den bodem
van de belijdenis der twaalf artikelen, nader
tot elkander te brengen.
Ook in onze goede stad werd deze week der
gebeden elk jaar gehouden. Als voorgangers
traden daarbij alleen predikanten en leden van
de Hervormde Kerk op. Ditmaal echter zal het
anders zijn. Een uitnoodiging om mede te
werken werd ook verzonden aan de predikanten
van de Gereformeerde, van de Luthersche en
Engelsche kerken. Ds. Wielenga en Bouma
gaven er gehoor aan, nadat hun gebleken was,
dat deze samenkomsten met geen enkele kerk
als zoodanig iets te maken haddenoordee-
lende, dat waar gevraagd wordt om mede te
bidden voor den velen arbeid in Gods Konink
rijk, geen weigerend antwoord gegeven mocht
worden.
Wij wekken allen op, die verstaan, hoe nood
zakelijk het is om gemeenschappelijk te bidden,
deze samenkomsten bij te wonen en wij hopen,
dat de Geest der gebeden rijkelijk onder ons
wonen moge. Bouma.
Weldra is de tijd gekomen,
Dat het uur van scheiden slaat,
Dat u zult naar Java stoomen
En g' uw maagschap achterlaat.
Moog de Heere met u trekken,
U geleiden aan Zijn hand,
U met Zijne vleug'len dekken,
Ook daarginds in 't verre land.
Wil van Hem de wjjsheid vragen,
Voor het werk, dat ginds u wacht,
Wil uw nooden Hem opdragen
Smeekend om geduld en kracht.
Zeelands kerk zal met u bidden,
Dat u 's Heeren zegen blijk',
Om vergad'ring van Gods kind'ren
Ook uit het Javaansche rijk.
Ga dan in de kracht des Heeren
Predik 't Evangeliewoord.
Hij ga met u en wil weren,
Alles wat Zyn rijk verstoort.
Ga dan in de kracht des Heeren,
Die de deur ontsluiten zal,
In 't geloof, Hij zal regeeren,
Satans rijk brengt Hij ten val.
En hoe lang het ook moog duren,
Eer ge vrucht ziet op uw werk;
Eenmaal vallen toch de muren,
Al is satans huis ook sterk.
En gij, waarde Zend'lingsvrouwe,
Wil uw man ter zijde staan
Help hem 's Heeren huis te bouwen,
Al zal 'tniet op rozen gaan.
Wil bij Hem de krachten zoeken,
Die u 'twerk heeft opgelegd.
Hij heeft in het Boek der boeken
Zy'ne hulp ons toegezegd.
En gij reeds bejaarde Moeders,
Welk een voorrecht is uw deel
Doet het scheiden 't hart soms bloeden
O wijdt God uw kind geheel
Wilt uw kind'ren willig geven
Aan den Heere en aan Zijn dienst
Hem te dienen is toch 't leven.
Zalig hy, die dat verkiest.
Aan wie kunnen w' in dit leven,
In dit oord vol moeilijk, werk,
Beter onze kind'ren geven
Dan aan Christus en Zijn Kerk.
Moog' een oceaan u scheiden,
's Heeren volk vereenigt weer.
Eenmaal ziet ge zonder lijden
In het Vaderhuis hen weer.
Dat de Heere u allen sterke,
In het bange scheidingsuur,
Met Zijn Geest zoo krachtig werken,
Dat g' aanbidt Zyn wijs bestuur.
Een Zuster van de Kerk
te Middelburg.
ZEJTDiyQ.
Onze Missionaire dienaar hoopt met vrouw
en kind a. s. Dinsdagmorgen v^n Den Haag
naar Genua te vertrekken en alzoo de eigen
lijke reis naar het Zendingsveld te ondernemen.
De voorbereidende studiën in ons land zijn
afgeloopenvan de Zeeuwsche Kerken heeft
hy afscheid genomenstraks zegt hy ook zyn
familie vaarwel en dan vangt de groote reis aan.
In zyn afscheidswoord sprak ds. Merkelyn
het nadrukkelijk uit, hoe hy hartelyk verlangde
zyn arbeid te kunnen beginnen. Zeker, de
arbeid in ons land, nu ruim een jaar lang,
kon niet achterwege blijven; de studie in de
Zendingsvakken en talen was onmisbaar maar
nu brandde zyn hart van verlangen om te gaan
leven te midden der Javanen en hun bekend
tè maken met den eenigen Naam, die onder
den hemel gegeven is, waardoor zondaren
kunnen zalig worden.
Namens de Zeeuwsche Zendingsdeputaten
zullen ds. Kerkhof en ds. Doekes (voorzitter
en scriba), en namens de roepende kerk Mid
delburg A ds. Wielenga zich Maandag naar
Den Haag begeven om de familie Merkelyn
uitgeleide te doen en te vergezellen tot Arnhem.
Ongetwijfeld zal in de openbare samenkom
sten der gemeente op a. s. Zondag, of ook op
Nieuwjaarsmorgen onze broeder met de zynen
in den gebede den Heere worden opgedragen
en het particuliere gebed van hen, die bidden
hebben geleerd, zal voor hen niet achterblijven.
Moge de Heere ds. Merkelyn met zyn gezin