Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie aan: Ds. L. DOOM en Ds. H. V. L1M1M.
9e Jaargang.
Vrijdag 22 December 1911.
No. 27
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
iBOHHEHEMTSPRUS
Drukker-Oitgeaer
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER iD VERTEN TIEN
LOF EN VREUGDE.
De dagen zijn kort en donker. Soms
zien we het blinkend gelaat der zon, maar
meestal is de lucht bewolkt. Eer we er
aan dachten, werden de nachten zoo lang
en het leven der natuur verloor zijn glans
en heerlijkheid. Te midden van de weg
stervende natuur verschijnt het Kerstfeest
als een welkome bode, wijl het licht en
vreugde brengt in alle woningen. Reeds
de kinderen verheugen zich Over die dagen,
omdat zij hun vacantie brengen en ook
omdat er over de geschiedenis van de
Kerstgebeurtenis voor hen een bekoorlijk
waas ligt. Die beestenstal met de kribbe,
waarin het Kindeke gewonden in doeken
terneerlag oefent op hen een bekorenden
invloed. Zij gevoelen, dat is nu eens iets
voor ons, daar kunnen wij ook bij. En
hoe ouder wij worden, hoe meer wij de
heuglijke boodschap waardeeren, want hoe
donker zou het leven zijn zonder het licht
van den nacht, welke schooner is dan de
helderste dag. Van jaar tot jaar wordt
het ons duidelijker, waarom wij een grijs
aard als Simeon zoo blijde zien, als hij
het Kindeke in zijn armen kan nemen,
waarom dan ook een oude Anna naderde
om vervolgens tot allen, die uitzagen naar
de vervulling van de belofte te spreken
over de vertroosting, welke Abrahams God
aan zijn volk had bereid. De ouden van
dagen toch zijn dicht genaderd aan het
einde des levens; zij hebben zoo weinig
van de aarde meer te wachtenspoedig
zullen zij moeten heengaan naar de eeuwig
heid. Als zij geloovig staan mogen bij de
onuitsprekelijke gave, door God in Zijne
liefde geschonken, dan komt er in hun
harten weer gloed, dan zien zij zonder schrik
over den dood heen, dan is het hun, alsof
zij reeds den dageraad van hun eeuwige
jeugd aanschouwen.
Het Kerstfeest is een aangename ver
schijning in de woning van rijken en armen,
van aanzienlijken en geringen, van vorsten
en onderdanenhet doet de harten sneller
kloppen en geeft aan het leven, dat gepaard
gaat met allerlei moeite, een schoone ver
heffing. Wij gunnen van harte aan allen
de vreugde, welke het gewoonlijk brengt,
maar wij wenschen bovenal, dat de stem
ming, waarin de gezegende Maagd verkeerde,
hun deel zij. Haar eerste woord is een
loflied ter eere van God aangeheven. Mijne
ziel maakt groot den Heere. De lof voor
den Heere mag niet alleen op de lippen
zetelen, maar behoort uit het binnenste te
komen. Het is goed, dat we op het aan
staande feest de liederen en de Kerst
psalmen aanheffen, maar we mogen wel
toezien, dat het niet enkel uit gewoonte
geschiedt. Maria zag eerst op het heil,
dat God naar Zijn belofte aan al zijn volk
schonk; zij lette nauwkeurig op de zeld
zame, ja onuitsprekelijke gave en toen haar
een heilig verwondering aangreep over de
rijke zegeningen, welke verleend werden,
ontwaakte in haar een vurig verlangen om
de eere des Heeren te verbreiden, want
zij was er van overtuigd, dat Hij alleen
de Vader der lichten was, van Wien ook
deze volmaakte gift nederdaalde. Haar
werd het een behoefte om den Gever groot
te maken, al wat in haar was loofde en
prees Hem, aan Wien alle dankzegging
toekwam. Denk aan haar, als gij weer
in den geest bij de kribbe zult staan en
uw oog zult richten op het Kindeke, opdat
gij levendig verstaat, dat God alzoo lief
de wereld gehad heeft, dat Hij zijn Eenig-
geboren Zoon heeft gegeven, opdat een
iegelijk, die gelooft, niet verderve maar
het eeuwige leven hebbe. De geboorte
van Hem, die rijk was, maar arm werd,
heeft zoovele tongen losgemaakt, zoovele
monden ontsloten om den lof des Heeren
te vertellen. Ook thans zal de schare groot
zijn, die komt om te zien en te aanbidden,
en het is behoorlijk, dat ook uw hart zich
vereenigt met hen en dat uw mond met
hen de heerlijkheid des Heeren prijst.
Wie staande bij de kribbe den Heere
looft, zal ook vreugde hebben. Het Kerst
feest is bij uitnemendheid geschikt om een
blijden glans op het gelaat te brengen, en
wij hopen van harte, dat het ook thans
vreugde brenge aan rijken en armen.
Doch de vreugde is zoo verschillend. Hoe
aangenaam is het, als de leden van het
gezin enkele dagen hebben, waarin zij vrij
van den dagelij kschen arbeid zich aan el
kander geven kunnen. Op deze wijze wordt
de band, die hen aan elkander verbindt,
versterkt. Zij, die anders van huis zijn,
keeren naar den ouderlijken haard terug
om het familie-leven te genieten. Dit ver
hoogt de gezelligheid en brengt onwille
keurig vreugde in de harten. Het is een
groot voorrecht, als men elkander eens
ontmoeten kan, want wij weten, hoe er in
vele gezinnen een ledige plaats is. Doch
ware Kerstvreugde is dit nog niet. Deze
gaat nog verder. Maria zeide mijn geest
verheugt zich in God mijn Zaligmaker.
Eerst als wij in onzen Zaligmaker de
bron van onze vreugde hebben, is het
waarlijk goed. De tijding, dat in Christus
het licht der wereld opging, dat in Hem
de zaligheid Gods verscheen, dat in Hem
tot deze wereld zoo vol van zonde en
ellende de volkomen verlossing kwam, heeft
velen blijdschap gegeven. Zij verheugden
er zich over. Het heerlijke verschijnsel
van Zijn komst in het vleesch vervulde
hen met blijdschap. Zij dachten er over,
zij spraken er van. Doch het kwam er
bij hen niet toe om zich in Hem te ver
heugen. Zij waren tevreden, dat Hij ge
komen was en zij verstonden wel, dat die
voor het leven van ons geslacht van groote
beteekenis was. Maar daar bleef het bij,
verder kwamen zij niet. Zij kwamen niet
tot het bewustzijn, dat zij persoonlijk be
hoefte hadden aan Hem. Zij merkten niets
van de banden, waarmede zij zelf gebon
den waren en zoo kwamen zij niet tot Hem
om hulp en zoo verloren zij zichzelf niet
aan Hem, die alleen hun vrede kon geven.
Hun vreugde was wel een vrucht van Zijne
verschijning, maar hun geest verheugde
zich niet in Hem. Eerst als gij tot de
ontdekking zijt gekomen van uwe eigen
armoede en ellende, zoodat gij overtuigd
werd, dat gij zonder Hem omkomen moet,
dan begint de komst van uwen Heiland
u nog een ander belang in te boezemen.
Dan gaat gij uit uzelf tot Hem gij komt
telkens terug en gij zoekt voortaan al
uwe redding in Hem.
Als gij nu op uwe beurt zegtja, dat
is zoo, en daar weet ik ook wel van, doch
het ontbreekt mij toch aan de rechte
vreugde. Er is nog meer vreeze dan blijd
schap in mijn hart, want ik durf nog niet
te zeggen, dat Hij. mijn Zaligmaker is. Ik
versta ude bron van blijdschap vloeit
eerst recht, indien wij met de heilige
Maagd mogen getuigen mijn geest ver
heugt zich in God, mijn Zaligmaker en
daarom moet gij er op letten, waartoe Hij
kwam. Dit is een getrouw woord en aller
aanneming waardig, dat Jezus Christus in
de wereld gekomen is om zondaren zalig
te maken.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
Een jubilé.
Stemmen des Dit t;,dschrift, waarvan we
tijds. Maand- afl. 1 en 2 gelezen hebben, ie
schrift voor niet voor een ieder. Het on-
Christendom derstelt een vry groote mate
en Cultuur. van kennis om het met urucht
Ruijs. Utrecht, te lezen. Maar dan mag het
er ook wel wezen, want de eerste afleveringen
waren goed, werkelijk goed, met mooie opstellen
over interessante onderwerpen. We hopen van
harte, dat dit tijdschrift nu eens mag blyven
leven, en dat het op peil zal blyven. De Redactie
heeft een zware taak, maar ook een mooie taak.
Aan een maandschrift van dit kaliber hebben
we behoefte en als samenwerking op den duur
mogelyk blykt, dan achten we het gemengd
karakter van de redactie eer een aanbeveling,
dan een bezwaar. De bibliografie van Rullmann
is prachtig. Het formaat is royaal. De druk
is zeer mooi. De pry's is hoog, maar niet buiten
gewoon. Leeskringen moeten er op inteekenen.
We roepen dit tijdschrift een hartelyk welkom
toezij het van maand tot maand een fijne
schotel. Zou het niet doenlijk zyn er ook in
op te nemen een overzicht van binnen- en buiten-
landsche politiek, evenals in De Gids en Onze
Eeuw e. a.
Handboek Renkema zeer dankbaar. Zoo
voor de Bijbel- iets hadden we in Nederland
kunde. Zomek. nog niet. Ds. Renkema deelt
Wapeningen. hier van ieder bijbelboek den
hoofdinhoud mede, geeil het openbaringskarak-
kblad.
per half jaar franco per post
Enkele nnmmers
70 cent.
3 cent.
MIDDELBUEG.
van 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
En Maria zeidemijne ziel
maakt groot den Heere en mijn
geest verheugt zich in God mijn
Zaligmaker.
Luc. 1 46, 47.
Bouma.
Het zou ondankbaar zy'n, als wij niet een
enkel woord wijdden aan het zilveren ambtsfeest
van ds. Tazelaar uit Weesp. Menig artikel
van zyn band heeft „Zeeuwsch Kerkblad" mogen
opnemen. Het is reeds een beel aantal, dat
wij aan onze lezers voorgelegd hebben.
Ds. Tazelaar is een Zeeuw. Hy werd in
Terneuzen geboren en opgevoed. Reeds vroeg
bad by begeerte om eenmaal te mogen arbeiden
in den wijngaard des Heeren. Om dit doel
te bereiken kwam by op jeugdigen leeftijd
naar Kampen en studeerde er ijverig. By Pro
fessoren en studenten was by gezien en geacht.
Als candidaat kreeg hy onderscheiden beroepen
en nam dat van de gemeente te Weesp aan.
Destijds was de gemeente zeer klein. Ofschoon
hij meermalen in de gelegenheid was om te
vertrekken, toch bleef hy zyn eerste gemeente
trouw en arbeidde er met liefde en toewijding.
Zijn werk werd kennelijk gezegend en de ge
meente breidde zich uit.
Al spoedig bleek het, dat hy de gave had
ontvangen om zyn gedachten in een aantrek-
kelijken vorm te geven en hij heeft met die
gave gewoekerd. Hij heeft vele artikelen ge
schreven voor verschillende kerkelijke bladen,
hij heeft menig boek geschreven, hy heeft dui
zenden traetaatjes laten drukken en verspreiden,
hij heeft nu reeds jaren een belangrijken arbeid
voor de Zondagsschoolvereeniging Jachin" ver
richt, m. a. w. hij heeft zyn tijd wel besteed
en is voor velen tot een zegen geweest.
Dat hij zooveel heeft kunnen doen dankt hy
mede aan een trouwe gade, die hem den ge
meentelijken arbeid heeft vergemakkelijkt. Ook
zij is uit ons gewest afkomstig en in de pas
torie van Nieuwdorp opgegroeid. Deze dominés-
dochter is een uitnemende predikantsvrouw ge
worden. Het verwondert dan ook niet, dat de
familie en de gemeente zich beijverd hebben
om by gelegenheid van het vyf-en-twintig-jarig
huwelijksfeest, dat pas gevierd is, hun warme
belangstelling te toonen.
Wy verheugen ons met onzen broeder en
zijn gezin en wy wenschen, dat de Koning der
Kerk, die hem zoo ryke stof tot danken gaf,
hem en zyn echtgenoote verder sterke en nog
tot in lange dagen bekwame tot het heerlijk
werk der bediening. Bouma.
T B Z N.
WEES STIL.
Wees stil, myn ziel, geloof
Hij stierf voor myne zonden,
Hoe groot, hoe snoodhoe vaak,
hoe telkens weer herhaald.
Zyn dierbaar Middlaarsbloed,
gevloeid uit duizend wonden,
Heeft Godes recht voldaan,
Uw zondeschuld betaald.
Wees stil, myn ziel, en hoop
hoop op het heil des Heeren
Waarachtig is Zyn woord,
Zijn trouw onendig groot,
Wat wederwaardigheen
zich tegen u ook keeren,
Nooit faalt 't beloftewoord,
Hy redt, zelfs uit den dood
Wees stil, myn ziel, heb lief!
met hart en ziel en zinnen,
Ook, als om wyze reên,
Zyn liefde u beproeft
Al schijnt Zyn weg u hard,
blijf vurig Hem beminnen,
Die nooit uit luste plaagt,
noch noodloos u bedroeft.
Wees stil, myn ziel, gekweld,
geprangd door angst en zorgen,
Hou 't oog gericht op Hem,
die 't goede werk begon
Straks licht, na donkren nacht,
een heerlijk blyde morgen,
Geschenk des grooten Helds,
Die dood en hel verwon.
Een eeuwge morgen wacht
een eindloos zonnegloren,
Verwisselt straks den nacht,
hoe somber, droef en bang
Dan wandelt gy in 't licht,
dat nooit een nacht kan storen,
Dan jubelt gansch uw ziel
in eeuwgen vreugdezang.
Zelandia.
UIT HËT LËTËN.
W.B. Renkema. Voor dit boek zyn we ds.