Door God geleid.
FEUILLETON.
Offieiëele Berichten.
Een werk der Duisternis.
naa** Werkendam Bds. S. Kamper te Haas
trecht.
BEDANKT,
voor Dieren ds. F. C. Mejjster te Zegwaart
voor Willemstadds. G. Bax te Holten
voor Nieuw Dordrechtds. D. Prins te Oudega
voor Hindeloopends. T. L. Kroes te Kielwin-
deweer
voor Ambt Vollenhoven Ads. G. H. Djjkstra
te Drachster-Compagnie
voor Tholends. H. N. Boukema te Neede
voor Hellevoetsluisds. A. Bolwjjn te Mont-
foort
voor Blokzijl: ds. N. Diemer ie Dronrjjp.
De Christelijke Jongedoehtersvereeniging
„Doet wel aan allen, maar meest aan de huis-
genooten des geloofs" hoopt hare jaarljjksche
uitdeeling te houden op Woensdag 20 Dec.
a.s. Belanghebbenden worden vriendelijk ver
zocht hunne briefjes voor dien t|jd in te zenden.
Vriendelijk noodigt z|j hare begunstigsters uit
tot een bezoek tusschen 6 en 7 uur van ge
noemden datum, de uitdeeling der goederen is
van 8 tot 9 uur in de Consistoriekamer der
Gasthuiskerk. Namens het Bestuur,
de Secretarresse,
M. E. Vreke.
Vacaturebeurten CLASSE ZIERIKZEE.
Wissekerke-
21 Januari ds. F. Staal
18 Maart ds. P. J. Baaij.
G e e r s d ij k.
25 Februari ds. C. Staal.
25 Maart ds. F. Staal.
Haamstede.
18 Februari ds. G. H. Toebes.
Scharendjjke.
28 Januari ds. F. J. v. d. Ende.
Nieuwerkerk.
25 Februari ds. B. Me|jer.
25 Maart ds. C. Staal.
Bruinisse.
25 Maart ds. B. Mejjer.
Namens de Classis,
Ds. P. J. Baaij.
RAPPORT aangaande „de motieven die
een gedeelde Kerk tot ineensmelting
moeten leiden"
uitgebracht ter vergadering van de Kerken
in de Classis Middelburg op Woensdag
den 8 November 1911
en op haar last gepubliceerd.
(Slot.)
III. W|j zien er bjjna tegen op, om, nadat
w|j enkele oogenblikken in de hoogere sferen
eener zoo belangrijke historische periode hebben
verkeerd, u thans te moeten uitnoodigen tot
het nederdalen op den vlakken grond van ons
kerkrecht. Het moet u te moede z|jn, alsof
ge van den hoogen top van een trotschen berg,
die aan uw oog een bekoorlijk panorama bood,
verplaatst wordt in de eentonige vlakte van
een Hollandsch weideveld. Doch, stelt u gerust,
w|j z|jn daar spoedig gereed. Wij hebben u
slechts aan te bieden het daar geplukte kla
verblad van de twee artikelen 37 en 51. Art.
37 luidt: „In alle Kerken zal een kerkeraad
z|jn, bestaande uit de Dienaren des Woordsen
de Ouderlingen, dewelke, althans in grootere
gemeenten, in den regel alle weken eens te
samen komen zullen, etcReeds ge
noeg om u te doen gevoelen hoe ons kerkrecht
niet kent het bestaan van twee of meer kerke
raden naast elkander op eenzelfde plaats. En
al even duidelijk is hier de verordening van Art.
51 (oud)„Alzoo in de Nederlanden tweeërlei
sprake gesproken wordt, is voor goed gehou
den, dat de Kerken der Duitsche en Waal-
Een verhaal uit de eerste helft der 16e eeuw
door Zelandia.
12)
HOOFDSTUK VII.
?oor Boniface.
„Behagen? Monseigneur; niets is m|j aan
genamer dan m|j te kunnen w|jden aan de
wetenschap."
„Waartoe dan uw studiën zoo onderbroken
kan Boniface zich niet weerhouden te zeggen.
„Ik wil U open en rond antwoorden, al weet
ik ook, dat m|j dat zeer gevaarlijk kan z|jn",
is Curione's bescheid. „In Tur|jn maakte ik
kennis met de geschriften van Luther en het
heeft God behaagd m|jn oogen te openen voor
de waarheid van Zijn woord. Een vurige be
geerte vervulde nu m|jn ziel, om den man te
zien, die het middel is geweest, om
„Genoeg, genoeg", roept de bisschop. „Ik
weet dat.
Enkel jeugdige onbezonnenheideen opwel
ling van het oogenblik. R|jper overwegingen
gezetter nadenken, degelijker studie bovenal zul
len u spoedig van uw dwalingen genezen. W|j
denken u daartoe ruimschoots gelegenheid te
bieden."
sche taal, op haarzelve haar kerkeraad, clas-
sicale vergaderingen en particuliere synoden
hebben zullen." Afzonderlijk institueering werd
dus alleen denkbaar en oirbaar geacht in geval
van taalverschil. Nu kan er zeer zeker de
ervaring leert het helaas ook nog wel eens
taalverschil z|jn onder broeders door wie de
zelfde „sprake gesproken" wordt. Doch in zulk
een geval kan niet alleen, maar moet ook de
oorzaak der Babylonische spraakverwarring
worden opgespoord. Men zoeke dan in het Woor
denboek van Onderlinge Waardeering, met
elkander ijverig naar het Shibboleth der Broe
derlijke liefde.
In elk geval leggen w|j hier met vrijmoedigheid
de stelling in uw midden neer, dat ook de
geest van ons kerkrecht de gedeeldheid eener
plaatselijke kerk veroordeelt en haar eenheid
als een vanzelf sprekende zaak onderstelt.
IV. Thans in de vierde plaats bieden wij u
nog een beknopt résumé van de practische
motieven, die hier in aanmerking komen. Wjj
zullen daarbij niet zoozeer streven naar volle
digheid, als wel trachten om enkele van de
meest karakteristieke dr|jfveeren naar voren te
brengen.'
Vooreerst dan is er een negatief motief, dat
hier gewicht in de schaal werpt. Alle zondige
gedeeldheid werkt schadelijk in op den geeste
lijken bloei der Kerk. Zij is oorzaak van on
broederlijke verwijdering. Z|j voedt wederzijds
wantrouwen. Z|j belemmert de naleving van
het Apostolisch woord „dat de een den ander
uitnemender achte dan zichzelve". Z|j blaast
dikw|jls uit enkele kleine vonken een brand
van tweedracht aan, die schier niet te blusschen
is. Zjj is de moeder van hoogmoedige zelfge
noegzaamheid. Z|j is niet lankmoedigzij is
niet goedertieren z|j is vaak wel afgunstig z|j
handelt dikwijls lichtvaardigljjk zij is soms op
geblazen z|j handelt maar al te veel onge-
schikteljjk, wordt al te licht verbitterd, z|j
denkt ozoo spoedig kwaad. Zjj bedekt niet
alle dingen, zjj gelooft niet alle dingen, zij
hoopt niet alle dingen, zij verdraagt niet alle
dingen. Zjj zet, in één woord, de deur open
voor tal van kleine en van groote vossen, die
den wjjngaard des Heeren bederven.
Daarentegen werpt vereeniging van wat ver
deeld is, allerlei positieve voordeelen af, die
als even zoovele motieven zjjn die ertoe moe
ten aansporen. Het is dan uit met het (ver
geeft ons de weinig parlementaire uitdrukking)
gehaspel over de indiening van attestaties en
over de voltrekking van huweljjken. Het is dan
uit met den niet geheel onverdienden smaad
waarmede buitenstaanders, inzonderheid van de
zijde der Nederlandsch Hervormde Kerk ons
bejegenen, als zij wijzen op het toch ook in
derdaad zoo koele, onbroederlijke A, B en U.
Doch ook eerst wanneer zjj als eenheid op
treedt, kan een plaatselijke Kerk haar volle
kracht ontwikkelen. Ruim een halve eeuw ge
leden zong reeds Da Costa: „Toenaad'ring
eischt der tijden nood" en dat woord is nog
van beteekenis. Toenadering zit dan ook in
de lucht. Vooral op Zendingsgebied komt dat
uit. Een van de Dienaren van de eenige in
onze Classis nog gedeelde Kerk, heeft, naar hjj
onlangs mededeelde in het „Zeeuwsch Kerk
blad", de Zendingsconferentie, die in den loop
der maand October te Amsterdam gehouden
werd, bijgewoond. Hjj heeft daar saamgebeden
en saamgezongen met een schare die, religieus
gesproken, verzameld was uit allerlei natiën
en volken en tongen. Doch nu moet het toch
dunkt ons dien broeder wel eenigszins
zonderling te moede zjjn geweest toen hij, na
aldus zich met Hervormden en Lutherschen,
Ethischen en Kohlbruggianen in gebed en ge
zang vereenigd te hebben, in zjjn woonplaats
teruggekeerd, weer midden in de gedeeldheid
terecht kwam.
„Eendracht maakt macht", dat is waar ook
op kerkeljjk terrein, Eerst wanneer er hechte
eenheid is kan er van een gemeente invloed
uitgaan naar buiten. Dan kan zjj haar volle
kracht ontplooien in den arbeid voor Zending
en voor Evangelisatie, in den dienst ook der
larmhartigheid.
En voorts, wanneer er eenheid is, dan is
ook een betere verdeeling van arbeid mogeljjk.
Er is meer keuze van werkkrachten. Er is
„Monseigneurwaagt Curione in 't midden
te brengengeen opwelling van 't oogenblik,
maar een
„Neen, geen woord meer. Onze lankmoe
digheid mocht ten einde raken. Er is der Kerk
veel aan uw behoud gelegen. Teneinde uw
geliefkoosde studiën te kunnen voortzetten, zal
u een plaats ingeruimd worden in het klooster
van Sint Benignus. Tot tijd en wjjle betere
gevoelens bij u de overhand krjjgen, zal daar
uw verbljjf zjjn."
Eer Curione bekomen was van de verwondering
over dezen ongewonen en ongedachten loop,
dien de zaken genomen hadden, zag hjj Antonio
reeds het vertrek binnentreden.
„Ge brengt uwe gevangene naar zjjn cel
terug. Zorg, dat hem niets ontbreke. Morgen
zal een der broeders van het prioraat van Sint
Benignus hem komen afhalen. Ge kunt gaan."
Een trotsch heenwjjzen naar de deur zette
nog meerdere nadruk op zjn bevel.
Spoedig bevond Curione zich weder in zjjn
terker.
HOOFDSTUK VIII.
'tls donker buiten.
Geen gemakkelijke taak voor Antonio den
weg te vinden door de stad naar het Augustjjner-
klooster, om nogmaals de hulp van broeder
rjjker verscheidenheid in de gaven, die te
zamen moeten arbeiden aan den bouw van
het Sion Gods. De gemeente plukt daarbjj nog
dit voordeel, dat zjj, onderwezen door meer
dere Dienaren des Woords, een rjjker inzicht
ontvangt in de waarheid Gods en behoed wordt
voor zekere eenzijdigheid, die zoo licht op
komen kan wanneer men de prediking van
het evangelie steeds opvangt van dezelfde lippen.
En dan eindelijk door broederlijke een
heid kan alleen de geestelijke welstand van
een Kerk waarljjk bloeien en vruchtbaar zijn.
„Waar liefde woont gebiedt de Heer den zegen",
dat heeft al menige gedeelde kerk ondervon
den die, in gehoorzaamheid aan den Woorde
Gods, al wat scheiding maakte heeft wegge
daan. Met nadruk wjjzen we hier op de Kerk
van Ylissingen, die heden juist den tweeden
jaardag van de heeling harer breuke viert en
die zich verheugen mag in den kennelijken
zegen van broederlijke liefde en van geeste
lijke welvaart.
En hiermede, Weleerwaarde en Eerwaarde
Broeders, zouden wij gevoegelijk kunnen be
sluiten. Wellicht hebt gjj reeds lang naar dit
oogenblik verlangd. Maar gjj hebt ons nu een
maal zelf tot spreken geroepen, gij zult ons
nu ook wel tot het einde toe willen aanhooren.
Er is n.l. nog ééne zaak die wij in het mid
den hebben te brengen. Wjj zouden U, zoo
beloofden we, nog aan één merkwaardig mo
ment in de historie der vereeniging herinne
ren. Wij voer^i U dan nog eenmaal binnen m
de zitting van de Voorloopige Synode van Ne-
derduitsch Gereformeerde Kerken, waarin in
beginsel tot vereeniging besloten was. Ds. J.
van Andel, de Praeses van de deputaten van
de Synode der Christelijk Gereformeerde Kerk
beëindigt juist zjjn rede.
„En nu" zoo luiden de slotwoorden daar
van „aan de behoefte, aan den drang des
harten zjj voldaan, nu reiken wij U de harte
lijke en trouwe broederhand in den Naam
onzes Heeren." Onder het uiten dezer woor
den reikt de spreker namens zijne kerken aan
dr. Kuyper, den Voorzitter der Zustersynode,
de broederhand van trouw. En dan geschiedt
er iets wonderlijks, iets voor ons Hollandsch
(soms wat al te nuchter) flegma heel onge
woons, iets voor het van alle druk doend me-
thodisme zoo afkeerig Calvinisme bijna tegen
strijdigs. Onderscheiden leden der Synode toch,
onder den indruk van dit oogenblik, bezege
len staande dezen symbolischen handdruk van
de beide Voorzitters met een ontroerd en eer
biedig Amen.
Zelve ook nog eenigszins onder den indruk
van dit historisch moment en van dit een zoo
heilige stemming verradend Amen, heeft Uwe
Commissie een stouten stap gewaagd. Zjj heeft
zichzelve n.l. de vraag gesteld „welke motieven
een gedeelde kerk tot het bestendigen van
de gedeeldheid zouden kunnen nopen." Wel
licht ietwat eigenmachtig, veroorlooft zjj zich
de vrijheid, U ten slotte ook aangaande deze
vraag te rapporteeren. Zjj heeft de eer, U haar
conclusiën in deze aan te bieden, zonder even
wel verslag te doen van de overwegingen die
haar ertoe hebben geleid. Ziet hier dan Broe
ders de motieven die, in het licht van Gods
Woordop grond der historienaar luid van
ons kerkrecht en met het oog op de practijk
van het kerkeljjk leven, de gedeeldheid eener
plaatselijke kerk kunnen of mogen bestendigen
wij toonen U een vel blanco papier:
Er zijn er geene
Wij bidden Uwer vergadering in de bespre
king van dit rapport, zoowel als in Uw ver
dere beraadslagingen, de leiding toe van den
Heiligen Geest.
Uwe Commissie
(get.) G. F. Kerkhof, Praeses.
A. scheele.
T. Ferwerda, Rapporteur.
Naschrift. Voor enkele wijzigingen, mede
naar aanleiding van verschillende opmerkingen,
in dit rapport aangebracht, is alleen de laatste
onderteekenaar verantwoordelijk.
T. Ferwerda.
Acta van de Derde Voorloopige Synode
van Nederduitsch Geref. Kerken te 's Graven-
hage 1891, pag. 97.
Palearo in te roepen, ten behoeve van een der
gevangenen. Want denk niet, dat een, zjj het
dan ook gebrekkige straatverlichting den tocht
vergemakkelijktgeen spoor is daarvan nog te
vinden. Wie zich naar buiten begeeft, dient
zich wel te voorzien van een lantaren, wil hjj
geen gevaar loopen te struikelen over de hoopen
afval, midden op de straat neergeworpen, of te
vallen in een der tallooze putten en kuilen, die,
bjj volslagen gebrek aan eenig plaveisel, overal
aanwezig zjjn.
Toch hééft Antonio zich niet van een lan
taren voorzien. Hjj wil onopgemerkt zijn reis
volbrengen. Er is iets, dat hem waarschuwt
om toch zeer voorzichtig te zjjn en een geheime
stem zegt hem, dat Julio zjjn ondergang zoekt.
Nog dien eigen avond, heeft hij hem in 't schemer
donker in de nabjjheid van de gevangenis zien
rondsluipen. Die man zoekt hem, speurt zijn
gangen na, zooals hjj reeds meermalen heeft
bemerkt.
Vertrouwend op zjjn bekendheid met de
wegen, en op zjjn hoede voor de verraderlijke
ïuilen en verhevenheden, vervolgt hij zijn weg.
Zjjü vermoeden, dat Julio hem ook nu wel-
icht nagaat, is niet onjuist. Werkeljjk volgt
deze Antonio.
De cipier heeft eindeljjk het klooster bereikt
en wordt binnengelaten. Broeder Palearo is
als steeds bereid hem van het gevraagde medicjjn
Grijpskerke 11-12-11. Gisteren, nadat wjj
tweemalen in de gelegenheid waren met de
Gemeente op te gaan onder de verkondiging
van het Evangelie, mochten wjj ter aanwak
kering van onzen Zendingsijver bijeenkomen.
Een der leden van Gecommitteerden n.l. br.
S. Verlare zou ons een referaat inleiden over
de Bataks.
Groot evenwel was de schare van belang
stellenden niet, alles inbegrepen telde dezelve
nog niet ten volle 60 personen en behalve het
oudste en het jongste lid, schitterde onze
geheele Kerkeraad door afwezigheid.
Onze Hooggeachte Voorzitter, ds. J. J.
Koopmans, opende de vergadering verzocht te
zingen Ps. 72 6 en 7, las dezen Psalm en
ging ons in gebed voor.
Z.Eerw. spreekt daarna een treffend ope
ningswoord, waarin allereerst een harteljjk
welkom aan alle aanwezigen, bespreekt het
doel dezer samenkomst en herinnert ons onze
laatste bijeenkomst, waarin onze Geachte M. D.
tegenwoordig was, welke thans voor enkele
dagen van ons afscheid nam en waar geliefden
tegenwoordig waren welke thans rusten in het
stof des doods.
Daarna worden wjj bepaald bjj het woord
van den Spreukendichter uitgedrukt in Spr.
11 25„De zegenende ziel zal vet gemaakt
worden, en die bevochtigt, zal ook zelf een
vroegen regen worden".
Nog altjjd, zoo vervolgde Z.Eerw., zjjn er
welke meenen dat wij door behartiging van de
belangen der Zending, eigen gemeente minder
liefhebben, eigen kerk en armen schade ver
oorzaken en eigen hart voorbij loopen, doch
toonde ons dat wie werkeljjk de Zending uit
liefde dient, niet alleen in de Zending, doch
in alle zaken des geestelijken levens Gods eer
tracht te bevorderen en vooral uit liefde eigen
weldadigheid zal beoefenen.
De Zendingszaak vervult ons met de groote
gedachte dat God alzoo lief de wereld had,
dat Hjj zijn Eeniggeboren Zoon gezonden heeft,
opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet ver-
derve, maar het eeuwige leven hebben. Red
ding alleen in Hem die onze God tot een borg
heeft gesteld. Strijd van 't rjjk des lichts en
dat der duisternis, 't Is goed dien strjjd mee
te strijden in 's Heeren kracht want in den
strjjd worden de helden geboren.
Zjj brengt ons bjj de uitnemendsten van ons
geslacht. Zjj doet ons beoefenen gemeenschap
der Heiligen, 't is ons geen taak maar een ver
maak des harten vooraan te staan inden strjjd
voor de eer van Koning Jezus, bovendien 't
geeft ons vrede want de Heere spreekt er zjjne
goedkeuring over uit.
De opvolging van 's Heeren bevel doet ons
genieten. Want Ik ben met U al de dagen tot
aan de voleinding der wereld.
Thans verkrjjgt br. S. Verlare het woord.
ZEd. verzocht ons met hem een reisje te
ondernemen naar de verre Heidenen en een
kijkje te nemen bij de Bataks een volksstam
op Sumatra, een der vele eilanden uit den
Indischen archipel.
Op een der nieuwe booten van de Rotter-
damsche Lloyd stoomen wjj door de Noordzee,
iet kanaal, den Atlantischen Oceaan, om ver
volgens Middelandsche zee, het kanaal van
Suez, de Roode Zee en te komen in den Indischen
Oceaan, aan welke overzijde het doel van onzen
tocht; en na een reis van ongeveer 40 dagen
zetten wjj op de wereldkust van Sumatra voet
aan wal.
Wjj worden bepaald bij den vruchtbaren bo
dem en de gulle plantengroei, het eene ge
was wedjjvert als het ware met het andere.
Overal wedjjvert het natuurschoon onderling
doch te midden van deze weelde leeft een arm
volk dat vervreemd was van God en zich boog
en nog buigt voor hout en steen. Z.Ed. doet
ons kennismaken met deze menschen, een krach
tig volk, dat zich in vele dingen van anderen
onderscheidt.
O. m. verstaan zjj de kunst om metalen te
smelten, ivoor te bewerken, jjzer en koper te
bewerken en verschillende kleedingstukken te
weven.
Verbouwen van rjjst en mais wordt meestal
aan de vrouwen overgelaten.
Hunne woningen zeer primitief van bamboe
gebouwd, staan op palen van 46 voet boven
te voorzien.
,Hebt ge reeds in het boek gelezen dat ik
u gaf vraagt Palearo, als hij zich een oogen-
ilik met den gevangenbewaarder alleen bevindt.
Gewis," antwoordt deze, „wat kosteljjk ge
schenk, dat ge in jj gaaft. Hoe verlang ik steeds
meer er in te lezen."
,Ge houdt het immers zorgvuldig verborgen?"
,lk draag het steeds bij rnjj", is Antonio's
antwoord.
,Goed, ziehier de zalf," vervolgt hjj luid, daar
eenige andere kloosterlingen naderen. „Ge
jent het gebruik, niet waar. Moge het baten."
„Vriendelijk dank, eerwaarde. Goeden avond."
Na een wedergroet van Palearo, neemt Antonio
den terugtocht aan. Nauwelijks is de klooster
poort achter hem gesloten, of een gestalte, ge
durende eenigen tjjd ter zjj de neergehurkt, richt
zich op en volgt hem.
Haastig spoedt Antonio zich voort.
Zjjn spoed doet hem de bedachtzaamheid uit
iet oog verliezen, hij struikelt en valt in een
tamelijk diepen kuil.
't Kost den gevallene heel wat moeite, weder
op de been te komen. Eindeljjk is hjj weer in
staat den weg te vervolgen. De zalf heeft hjj
ijj zjjn val kunnen behouden, maar kostbaarder
schat is hjj kwjjt geraakt.
(Wordt vervolgd.)