Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redaetie van: Ds. L. BOUMA en Ds. H. W. LAMAN. 9e Jaargang. Vrijdag 13 October 1911. No. 17. UIT HET WOORD. Met. medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ MIDDELBURG. Az. UIT DE MACHT DER DUISTERNIS. Aan den Vader heeft de Apostel dank gebracht voor de groote weldaden der gemeente geschonken. Allereerst heeft hij vermeld, dat de Vader hen bekwaam ge maakt had om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht en daarmede heeft hij het oog gevestigd op een onuitspreke lijke genade, aan de geloovigen te beurt gevallen. Daar is een erve der heiligen, zooals er eene erve voor het volk Gods onder den ouden dag was. Maar deze is beter. Het vroegere was het land vloeiende van melk en honig, waar elke bewoner eens rustig en veilig nederzat onder zijn vijge boom en zijn wijnstok. Het gebeurde echter meermalen, dat er ook onheiligen waren en ten slotte verloor het volk deze erfenis. De erve evenwel, waarvan hier sprake is, is onverliesbaar en nooit zullen onheiligen daar inkomen. Zij ligt niet op de aarde maar in den hemel. Geen nevel hindert haar, geen duisternis daalt over haar neer, geen donkere nacht kan het de bewoners bang maken. Het is een erve in 't licht. Altijd is het er helder dag. Hoe zalig zul len zij er zich gevoelen, die er deel aan mogen hebben. Doch de gedachte, dat er enkel heiligen toegelaten worden, kon wel eens ontmoe digend werken en de vraag doen oprijzen: zijn wij daarvoor wel geschikt? Elke geloovige toch weet, dat hij in zich zelf onrein en bedorven is en geenszins bekwaam voor zulk een plaats. Dit be zwaar echter valt ten eenenmale weg voor wie verstaat, dat de Vader hen hiertoe bekwaam maakt. Dit is volkomen genoeg. Hij is de Rotssteen Israëls, wiens werk volkomen is. In zijn handen is het geheel veilig. Om de lezers daarvan te overtuigen voegt hij er aan toeDie ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en over gezet in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde. Het kan niet twijfelachtig zijn, wat hij met deze woorden bedoelt. Hij denkt hier niet aan een natuurlijke, maar aan de geestelijke duisternis. De Collossensen waren voorheen in de duisternis, want over hen was niet opgegaan het licht eener bijzondere openbaring. Zij hadden geen licht over God, over de wereld en over zichzelf. Vandaar dat zij de goden dienden, aan de wereld verslaafd waren en voor zich zelf leefden. En die duisternis was een macht, welke heerschappij over hen had. Zij konden zich zelf er niet uit bevrijden, geen schepsel kon hen daaruit redden. Die macht zou zich hoe langer zoo meer over hen uitbreiden en hen berooven van het laatste sprankeitje licht dat zij nog hadden. Treurig voorwaar zag het er voor hen uit, te meer omdat zij er zelf in 't geheel geen besef van hadden. Doch over hen waren er ook bij den Vader gedachten des vredes geweest en Hij had het licht des Evangelies over hen doen opgaan. Nog meer. Hij had hen getrok ken uit de macht der duisternis. Dit laatste was bepaald noodig. Overal blijkt het toch en dit was ook te Collosse duidelijk ge worden, dat de menschen de duisternis liever hebben dan het licht. Uit zichzelf komt niemand uit de macht der duisternis, waarin hij zich bevindt. Zoomin de blind- geboorne zijn oogen openen kan, zoo min ontsluit de zondaar zijn oog voor het licht der blijde boodschap. Erger nog. Hij wil het niet. Hij heeft er een afkeer van. Hij stelt er zich tegen. Aan zichzelf over gelaten doet hij al wat hij kan om de macht der duisternis te versterken. De Vader echter had niet met hen gehandeld naar hun dwaasheid. Hij had in hen gewerkt beide het willen en het volbrengen naar Zijn welbehagen. Hij had hen van hun liefde tot de duisternis genezen en hen begeerig gemaakt naar het licht. Tegenover de macht der duisternis, welke hen geheel aan zich dienstbaar gemaakt had, had Hij geplaatst de wondere werking van Zijne genade, waardoor hun zielsoog geopend was voor het licht, zoodat zij hun eigen ellende zagen en de volkomen ver lossing, welke in Christus Jezus is. Daar door waren zij geheel verwonderd en zij hadden zich over den opgang van de Zon der gerechtigheid verheugd. Hieruit nu is het ook duidelijk, dat die zelfde werking noodig is voor hen, die ge boren worden in een oord, waar het licht des Evangelies voor eeuwen schijnt. De innerlijke toestand toch is bij allen dezelfde. Ook wij waren van nature afkeerig van het licht. Het blijkt altijd zonneklaar. Wij zijn niet bij machte om de groote wel daad ons bewezen te waardeeren. De Vader zelf moet ons uit de macht der duisternis trekken. Een daad van kracht is er noodig. Het woord zelf zegt het u. Wij bieden weerstand, zoolang en zooveel wij kunnen. Wij willen het licht niet, dat ons bestraft en ons in onze schuld neerwerpt. Wat is het derhalve een onuitsprekelijke zegen, als de Vader dit werk der genade in eenig zondaar begint, want Hij gaat voor geen enkelen tegenstand uit den weg. Hij gaat met Zijn werk door en houdt aan, totdat de onwillige geheel gewillig is en zich over geeft. Oefent Hij dan dwang op denmensch uit? Maakt Hij hem tegen wil en dank onderworpen aan het Evangelie Weineen. Dit is juist het wonderlijke in die krachtige werking, dat zij het hart der menschen vereenigt tot de vreeze van 's Heeren Naam. Zij doet in de kameren van 't verstand het licht opgaan, zij neemt eiken onwil weg en zij doet de ware, duurzame begeerte ontwaken naar het onvergankelijk goed, naar de erve der heiligen in 't licht. De mensch wordt er van overtuigd en door drongen, dat hij haast niet begrijpt, hoe het mogelijk is, dat hij zoo dwaas heeft kunnen zijn om zijn eigen dienstbaarheid lief te hebben. Hij verlaat vrijwillig het land van zijn gevangenschap. Waarheen gaat hij dan? De Apostel zal het u zeggenHij die hem getrokken heeft uit de macht der duisternis, zet hem over in het koninkrijk van den Zoon Zijner liefde. Wie kan uitspreken, hoe groot het verschil is tusschen de macht der duister nis en het Koninkrijk van den Christus? Wij huiveren op de gedachte aan hen, die in de poollanden wonen, waar de koude en de duisternis zulk een ontzettende macht uitoefenen en het leven van de menschen zoo arm en onaangenaam maken. Maar vergeleken bij de macht der duisternis is zulk een woonplaats nog uitnemend. Denk u nu een oord, waar het licht een helder schijnsel geeft, waar een aangenaam en gezond klimaat levenslust en levenskracht wekt, waar de rijkste bronnen welvaart verspreiden en gij hebt nog maar een flauw, zeer flauw beeld van de uitnemende plek, welke hier genoemd wordt het Koninkrijk van den Christus. Eerst staat de zondaar buiten, doch de Vader neemt hem als 'tware bij de hand, leidt hem door de geopende poort binnen en nu ziet de mensch dit Koninkrijk in al zijn onvergankelijke schoonheid. Welk een sterk verlangen ont waakt in zijn borst om er altijd te mogen zijn, om er steeds te wonen, om het nim mer te verlaten. Over dit Koninkrijk gaat de zon nooit onder, in dit Koninkrijk drogen de bronnen nimmer uit, hier is het leven en de overvloed. Waardeer het, dat de Vader al de ge loovigen met krachtige hand uit de macht der duisternis doet gaan naar het land van het Koninkrijk van den Christus, waar de liefde de Banier over hen is, waardeer het, indien diezelfde Vaderhand u afkeerig ge maakt heeft van de duisternis en liefde tot het licht geschonken heeft. Laat de erkentelijkheid u nopen om steeds dicht bij den Christus te blijven, om u aan Zijn zalige heerschappij te onderwerpen en te zoeken boven alle dingen het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid. Bouma. 1BDNNEMEHTSPBIJS per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. Drakker-D itgever PB IJS DEB ADVERTENTIES' van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde. Coll. 1 13. ZE9TDIXO. Algem. tied. Zendingsconferentie. Amice. De openbare samenkomst des Maandagsavonds werd bijgewoond door ongeveer 1000 bezoekers, zoodat de Kerk gebeel gevuld was. Meen ecbter niet, dat deze allen deelnemers waren aan de Conferentie. Deze tocb werd in beperkten kring gehouden, en men moest er lid van worden, om de vergaderingen bij te kunnen wonen. Dit lidmaatschap kostte echter slechts f 1,50 per persoon. Goedkoop, nietwaar? En niet alleen kreeg men door dit lidmaat schap toegang tot de Conferentie zelf. Ook gaf dit recht op een tweede ontbijt des Dinsdags en Woensdags, op bet bijwonen der receptie in „Couturier", en op het gaan naar Gimter- stein met vrij reis en verblijfkosten. Ge be grijpt, dat de kosten van dit alles door de 400 deelnemers der Conferentie niet kan gedekt worden. Er moeten dan ook andere geldbron nen zijn geweest. Op Dinsdagmorgen kwamen de leden bijeen in „Bellevue", dicht bij het Leidscheplein ge legen. Tusschen twee haakj eswat een too- veracbtig gezicht gaven het Leidscheplein met de Leidsche straat, als 's avonds de electrische lampen waren aangestoken. Men spreekt wel eens van een zee van lichtDoch de betee- kenis van dit zeggen voeldet gij hier. En dan wat een heerlijk lichtIk wil wel bekennen dat ik, inboorling van een „provinciestad", ge lijk de Amsterdammers zeggen, gewoonweg beduusd was. En dan die overweldigende drukte door de nauwe straten van elec trische trams, auto's, fietsen enz. Meermalen hield ik mijn hart vast, bang voor ongelukken. Wy Joopen in Middelburg gelukkig niet zoo gauw gevaar overreden te wordenen gij ook niet in uw woonplaats. Doch ter zake. Om 10 uur kwamen wij bijeen in „Bellevue". In de Ned. Z.bode wordt opge merkt, dat de achtergrond van het podium niet geheel in orde was, wat my werkelijk ontgaan was. De schilder had bedoeld door den ach tergrond te beschilderen met palmen, ons in den geest in Indië te verplaatsen. Maar de klapperboomen hadden niets slechts een ge zwollen stam, maar prijkten tevens met de blaren van den pisangboom. Op de goede stemming der vergaderden maakte deze vergissing echter geen inbreuk. Alles wat gesproken en gedaan is in den hreede u vertellen, zal ik nietwant dan zou ik slechts kunnen herhalen wat de kranten reeds schreven. Daarom wil ik alleen u melden, wat my bijzonder trof. Wy hebben verstandelijk veel te slikken ge kregen, wat wel goed was. De indruk werd er door bevestigd dat de Zendingsarbeid te leeren kennen geen liefhebberijtje is, onder een kopje thee te verwerkelijken. Maar dat dege studie noodzakelijk i^. Wy kunnen spreken van Zen- dmgswetenschap. En wat wetenschap is behoef ik u niet te zeggen, amice. De heer Schroder, directeur van het Zendings huis der Ned. Zend. Ver. te Rotterdam, hield dien morgen een referaat over de Joodsche pro paganda. Bijster geleerd! Zoo geleerd, dat twee dames op de eerste ry stoelen, zeker tot bemoediging van den spreker, zaten te knikke bollen. Ik weet, dat gy u voor deze zaken zeer interesseert, n. 1. voor de Zending, en raad u daarom aan het officieele verslag, dat wel spoedig uitgegeven zal worden, aan te schaffen. Het eerste deel van zyn toespraak was verreweg het grootste, en handelde over ontstaan, wezen, invloed, omvang en einde dier propaganda. In het tweede deel, dat aanmerkelijk korter was, besprak hy, hoe die propaganda uiterlijk en innerlijk, positief en negactief den weg bereidde voor de Christelijke Zending sints eeuwen. Het derde deel liet hy uit gebrek aan tyd schieten, n.l. welke beteekenis de studie van de geschie- nis dier propaganda heeft voor onze Zendings studie en Zendingspractyk. Over 't algemeen denkt de heer Schr. niet gunstig over deze joodsche propaganda, en ik meende, dat hy gelyk had. Doch daar kwam een professor deze illusie verstoren. Wel wat een weinig onprofesseraal nam prof. Pont den heer Schr. in enkele minuten danig onderhanden (overdrachtelijk hoorhy beriep zich op zyn eigen studie over dit onderwerp. Zeker uit reactie verhief hy de joodsche propaganda hemel hoog. De waarheid zal wel in het midden liggen denkt gy ook niet De belangrijkheid der Conferentie bleek ook uit het aanwezig zyn van onderscheidene bui- tenlandsche hooggeleerde heeren. Twee van deze hooge personages hebben de conferentie nog gediend. Prof. Hausleiter sprak over „onze aanraking met den Islam" en Pastor Spiecker, director der Rynsche Zending, herdacht haar jubileum van 75 jarigen arbeid onder de Dajaks en van 50 jarigen arbeid onder de Bataks. Deze beide heeren spraken in het Duitsch. Het ver staan echter viel nog al mee. Vooral interessant was de receptie der deel nemers aan de Conferentie des Dinsdagsavonds in de zalen van „Couturier". Ge weet, dat ik van zulke recepties houd. Er werd overvloedig gelegenheid geboden met elkander kennis te maken en ik heb onderscheidene oude kennissen bovendien ontmoet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 1