Door God geleid.
FEUILLETON-
Geen vUfde Professor.
In den „Aartsengel."
Der tyden nood.
1 1
Kerk en Schoolnieuws.
bezig zyn, moed zullen grijpen uit de belang
stelling, door de synode erin gesteld, en verblijd
zullen worden door zegen op bun pogingen
J. D. Wielenga.
Het was een teleurstelling voor my, toen ik
las, dat de Generale Synode besloten had geen
vijfden Professor te benoemen. Met smart las
ik het. Het drukte my ter neder. Ja, ik werd
in het eerste oogenblik ontstemd, zelfs wat
wrevelig. Mag de Theol. School dan nooit
bloeien? Moet ze nog langer stiefmoederlijk
behandeld worden? Die vragen kwamen on
willekeurig by my op. „De meerderheid van
het Curatorium is van oordeel, dat de benoe
ming van een vyfden hoogleeraar, hoewel op
zich zelf zeer wenschelyk, op dit oogenblik
niet absoluut noodzakelijk is." Zoo las ik. En
de verzuchting kwam by my opwerden we
toch verlost van zulke curatoren, die geen moed
genoeg hebben om een vyfden hoogleeraar, hoe
wel zeer wenschelyk, te durven benoemen.
Dat was de opwelling van myn hart. En
ik denk, dat het wel velen zoo gegaan is. Maar
ik begreep, dat ik toch niet te hard in myn
oordeel mocht wezen. Een teleurstelling is
het en blijft het voor my, en voor velenmaar
ik mocht toch aan de bittere stemming niet
toegeven. We worden dan zoo licht onbillijk.
Wy oordeel zoo licht over verborgen bedoe
lingen des harten, of liever, wy vermoeden zoo
gaarne verkeerde en booze overleggingen, waar
we toch niet toe mogen komen.
Zoo heb ik dan getracht de zaak van een
goede zyde te bezien. *Ik heb getracht iets te
voelen voor de overwegingen, waarop het voor
stel van de meerderheid der commissie van
advies steunt. Maar dat lukte my niet best.
„Dat, naar het oordeel van het Curatorium, de
resultaten van het onderwijs aan de Theol.
School gunstig zijn", zooals in die overwegin
gen is uitgesproken, o, dat verblijdt my. En
„dat de examens, die door de candidaten in de
Classicale vergaderingen afgelegd worden, er
een bewijs van zyn, dat het onderwys aan de
Theol. School op peil staat", zie, dat verheugt
my ten zeerste. Maar moet dat nu een reden
zyn om geen vyfden hoogleeraar te benoemen
Moet het onderwys dan eerst beneden peil ge
daald zyn Moeten de resultaten dan eerst
ongunstig zyn en roepen om verbetering
't Lykt my wel wat een stiefmoederlijke ver
zorging toe, als 't zóó moet. Gelijk ook de
derde overweging: „dat de nieuwe regeling,
door het Curatorium ontworpen, waardoor het
aantal college-uren van Prof. Noordtzy met drie
verminderd is, voorloopig voldoende kan ge
acht worden". Voorloopig voldoende. Dat is
toch heel wat anders dan brengen tot bloei.
Of moet alleen gevraagdmet hoe weinig kan
de School bestaan? En niet: hoeveel is er
noodig voor haar bloei?
Neen, voor die overwegingen kan ik niet
veel gevoelen. Veel beter kan ik my vinden
by de overwegingen van de minderheid dier
Commissie, die adviseerde, tot het benoemen
van een vyfden hoogleeraar over te gaan. Die
minderheid zocht blijkbaar wat tot den bloei
der Theol. School noodig is. Zy wees op den
gevorderden leeftijd van twee der hoogleeraren
op de vacature, die nog altijd bestaat, enz. En
ook had zy oog voor de rust en den vrede der
kerken, welke bevorderd zouden worden door
het benoemen van een nieuwen hoogleeraar.
Ik twijfel er ook niet aan, of inderdaad zou
Een verhaal uit de eerste helft der 16 eeuw
door Zelandia.
4) HOOFDSTUK III.
Onze drie vrienden begeven zich op weg.
Natuurlijk te voet. Immers hoe anders zul
len ze de Alpen kunnen overtrekken. Hun reis
route hebben ze bepaald. Ze zullen Noord
waarts gaan van Turijn door het dal van de
Dora Baltean langs de vallei van Aosta, om
vervolgens den St. Bernard over te trekken.
Waar het hart vol van is, loopt de mond
van over.
Zoo gaat het ook onzen vrienden.
Den langen weg korten ze met opwekkende
gesprekken.
Nooit ontbreekt het hun aan stof. En steeds
is de zaak der Hervorming de inhoud hunner
redeneeringen.
En al sprekende daarover wordt hun ver
langen te grooter.
Guarino is de voorzichtigste van het drietal.
Als de beide anderen wat al te vurig van
geest, de bedachtzaamheid uit het oog verlie
zen, klinkt zyn waarschuwende stem.
dat meegewerkt hebben tot het herstellen van
het geschokte vertrouwen. En is dat niet
noodig
Ik zei zoo even, dat wy niet mogen komen
tot beoordeeling van verborgen bedoelingen
en het vermoeden van booze overleggingen.
En dat is ook zoo. Maar is er toch geen
aanleiding soms gegeven tot dergelyke gedach
ten Als we de geschiedenis van de Theol.
School nagaan van de laatste jaren, is er dan
soms geen oorzaak Deelen alle Curatoren wel
in ons volle vertrouwen Toonen ze allen wel,
dat ze waarlijk verzorgers der School zijn?
Als we aan alle Curatoren ten volle ons ver
trouwen konden schenken en van heel de Gen.
Synode konden aannemen, dat ze wezenlijk
het goede voor de Theol. School zocht, dan
zou het allicht gemakkelijk vallen de genomen
beslissing te billijken. Maar wyl dat vertrou
wen niet onverdeeld is, zou het zoo goed ge
werkt hebben en waarlyk ook de rust in de
Kerken bevorderd hebben, wanneer de Gen.
Synode het nu aangedurfd had een vyfden
professor te benoemen. Hoe goed ware dat
geweest allereerst voor de School, en dan ook
voor de kerken.
Het stemt tot blijdschap, dat de Synode be
sloten heeft alle voorstellen ter zyde te leggen,
die betrekking hadden op de verplaatsing der
Theol. School. Maar die blydschap wordt
getemperd door het niet benoemen van een
vyfden hoogleeraar, waar velen moeilijk vrede
mee kunnen hebben. Gelukkig kwam Prof.
Bouwman ons te hulp in De Bazuin van de
vorige week. Zyn Hooggeleerde toch schreef
„Wy hadden ook zoo gaarne gezien, dat de
Synode eenparig tot de benoeming had kunnen
besluiten, maar moeten de ingebrachte bezwa
ren eerbiedigen". Die bezwaren zyn van finan-
tieelen aard. Voorts wijst hy er op, dat de
Synode als haar oordeel uitgesproken heeft,
dat een vijfde hoogleeraar aan de Theol. School
noodig is. Niet maar wenschelyk, doch noodig.
Van wege de finantieele toestand echter durfde
de meerderheid nog niet benoemen. Aan de
Curatoren is dan ook opgedragen by de kerken
aan te dringen op vermeerdering der finantiè'n.
Dit besluit werd in de laatste zitting nog
versterkt door het aannemen van een voorstel,
dat, indien er voor 1913 een vacature in het
getal professoren aan de Theol. School mocht
komen, of indien vóór 1 Jan. 1913 de gelden
gevonden kunnen worden voor een vijfden
Hoogleeraar, de Gen. Synode kan saamgeroe
pen worden binnen zes maanden.
En dan eindigt de professor: „De vrienden
der Theol. School kunnen dus tevreden zyn.
Al is wat wenschelyk geoordeeld werd thans
nog niet verkregen, de Synode heeft getoond
ernst te willen maken met de Theol. School
en hare belangen goed te willen behartigen.
Wy zyn dankbaar en voorloopig voldaan, ver
wachtende, dat een volgende Synode zal uit
voeren wat thans is besloten. Zy er nu maar
mildheid in de Kerken, opdat er spoedig ge
noegzaam geld beschikbaar zy voor de be
noeming."
Die toon deed mij goed. Die woorden wer
ken kalmeerend. Al durf ik dat alles nog
niet na te zeggen, al heb ik er myn bedenkin
gen tegen, toch verheug ik my, dat een eigen
Hoogleeraar van de Theol. School, die zelf de
vergadering der Generale Synode heeft bijge
woond, in zulk een broederlijken geest schrijft
en met zulk een waardeering er over spreekt.
Evenwel, dat 26 Synodeleden het benoemen
van een vijfden hoogleeraar hebben tegenge-
En dat is noodigj want een enkel onvoor
zichtig woord kan hun vrijheid en leven kosten.
Op zekeren avond zyn ze in de nabijheid
van de stad Iorea gekomen. De schemering
overvalt hen en 't is niet mogelijk de reis te
vervolgen.
Aan den weg bevindt zich een herberg. De
aartsengel, in kleurige verven gemaald op een
verweerd uithangbord moet den vromen zin
van den herbergier en de veiligheid van een
verblijf in dit huis aanduiden.
Curione en de zijnen treden de gelagkamer
binnen, groeten de aanwezigen en zetten zich
in den hoek aan een der tafels neer.
In het midden van de kamer bevindt zich
een grootere tafel, waaraan een aantal bezoe
kers is gezeten.
Onder hen bevindt zich een persoon met
een ongunstig voorkomen. Zyn oogen dwalen
steeds in alle richtingen door het vertrek. In
't bijzonder schijnt hy veel belang te stellen
in onze vrienden; ten minste, telkens weer
keert de dolende blik naar het hoektafeltje terug.
Curione heeft den waard verzocht eenig eten
op te dienen ,en hen van drank te voorzien.
Spoedig staat de tafel gereed.
De drie vrienden ontblooten het hoofd en
vragen in stilte een zegen over de spijze, waarna
zy zich aan den maaltijd begeven.
Daar nadert hen de man met den gluipenden
houden, dat is en blijft voor my een teleur
stelling. R. Hamming.
Niet overbodig was een biduur met het oog
op den nood der tijden.
De classis 's Gravenhage, daartoe aangewezen
door de Generale Synode, heeft voor de Geref.
Kerken in Nederland een algemeenen biddag
uitgeschreven.
Gewichtige redenen drongen daartoe.
Immers slechts in zeer bijzondere omstan
digheden worden de kerken opgeroepen tot het
gemeenschappelijk houden van een biddag of
van een ure des gebeds. Elk jaar is er veel
tegenslag en soms hier en daar eenige ramp,
by land- en tuinbouw, in allerlei bedrijven
en by verschillenden arbeid, waardoor schade
wordt geleden of verwoesting aangericht. Maar
daarom wordt er door de kerken in ons vader
land nog niet gemeenschappelijk een bededag
of biduur gehouden. Eerst als eenigen nood
niet meer beperkt is tot enkele plaatsen en
enkele gewesten, maar een algemeen karakter
heeft gekregen, is er reden om een bededag
uit te schrijven.
Is er thans nood en is die nood algemeen
Te ontkennen valt het niet, dat hier en daar
nood is, en dat een deel van ons vaderland
zucht onder de plagen des Heeren.
De langdurige droogte, die het land teistert,
dreigt in het Noorden en het midden des lands
de winste, tengevolge van den vroegen, mooien
zomer aangebracht, voor een groot deel ver
loren te doen gaan.
Mensch en beest zoekt naar water en er is
niet genoegzaam.
Onder het vee ging maandenlang besmet
telijke ziekte rond. Tal van verliezen zyn ge
leden. De ziekte woekerde voort van het eene
stuk vee naar het andere, en in menige boe
renwoning, waar de finantieele kracht niet
groot was, week daardoor bij boer en vrouw
de lach van het gelaat.
De menschen werden met ernstige krankheid
bezocht en bedreigd, voornamelijk kinderen,
en de sterfte-cyfers in het vaderland en daar
buiten gingen omhoog.
Uit het buitenland komen tot ons geruchten
van oorlogen en berichten van oproer, en in
eigen land heeft men de voorbereiding voor en
de betooging op „den rooden Dinsdag" gade
geslagen, als de verwerpers van het gezag Gods
en de bestrijders der Christelijke regeering in
de hofstad hunne roode banieren hebben ont
plooid en hun petitionnement hebben aange
boden.
Een algemeene bededag was inderdaad niet
overbodig.
Niet de Zondag, maar een dag midden in
de week was voor den dienst der gebeden aan
gewezen. Begrijpbaar Over den dag des Heeren
hebben niet wy, maar heeft de Heere zelf al
leen het beschikkingsrecht, en de dienst van
God op dien dag vloeit voort uit de ordinantie
des Heeren, niet uit der tijden nood. Oud-Israël
heeft ook nooit een Sabbath tot een verbods
dag uitgeroepen. In het voetspoor der Gere
formeerde vaderen tredende, was de dag van
gemeenschappelijk gebed voor algemeenen nood
midden in de week gesteld, een dag of een
ure van eigen afzondering.
Nu zal de drang om in 's Heeren huis zich
daartoe af te zonderen, niet overal even sterk
zyn geweest. Drang tot gebed ontstaat als wij
den nood recht en grondig kennen. In som
mige streken van ons vaderland sprak de nood
nog zoo weinig tot bewustzijn en hart. Er zyn
streken, waar in 't geheel geen nood is noch
geweest is. De oogst is er overvloedig de hoe
danigheid der zomervruchten - buitengewoon
de ziekte onder het vee naderde wel, maar
drong niet met kracht door en kostte geen
verliezen noemenswaard geen veelvuldige en
doodelyke krankte onder de menschenbijna
in alles oorzaak tot veel blijdschap en stof tot
groote dankbaarheid. Er blijft slechts plaats
voor één wensch, n.l.dat de watervoorraad
nog wat vermeerdere.
Toch was ook in zulke streken nog wel reden
om een bidstond te houden,
We steunen als personen en kerken niet op
onszelf. We zyn burgers van één staat en
blik.
Goeden avond, vrienden, luidt zyn groet,
terwyl hy zich op een ruwe bank in hun nabij
heid neerzet. Ge zyt gewis vreemdelingen en
op reis
„Ja," antwoordt Curione; „geraden. We zyn
op reis en hebben nog een heelen afstand af
te leggen."
„Mag ik weten waar heen de tocht gaat?"
herneemt de sluwe Julio.
Een oogenblik kijken de vrienden elkaar aan.
De meer voorzichtige Guarino heeft zyn met
gezellen een wenk om niet veel te "zeggen.
Maar Curione heeft reeds het woord genomen.
In zyn hart brandt het van ijver voor de goede
zaak. Ze hebben immers geen slechte bedoe
lingen.
„We gaan naar Duitschland".
„Naar Duitschland? Het land van de groote
kettery ?De vrienden mogen voorzichtig zyn, dat
ze er niet door besmet worden. Onze pastoor heeft
me vandaag nog gezegd, dat daar de „drie
mannen van de republiek van Satan" wonen,
ja, zoo zei hy het", en de vrome Julio slaat
haastig een kruis.
„Wat?" valt Cornelio in; „de driemannen
van de republiek van Satan? Wie mogen dat
dan zyn?"
„Ik zie wel," herneemt Julio, terwyl de waard
en de overige gasten zich rond de spreker
behooren tot één volk. We vormen met de
kerken in ons vaderland een bond van kerken.
En wanneer dan in andere gewesten geleden
wordt, zouden wy dan onaandoenlijk zyn voor
het lyden onzer mede-burgers en bijzonderlijk
voor den nood van Gods volk Neen, als één
lid lydt, lyden al de leden mede. En gelyk
overal in ons vaderland, zóó is ook in ons ge
west publiekelijk mede gebeden, voor mensch
en beest, voor de nooden van land en volk,
voor afwending van oorlogsgevaar en voor be
houd van den vrede, voor bewaring van ram
pen en onheilen.
Niet elke kerk en elk geloovige heeft de
saamhoorigheid tot het geheel gevoeld. Vele
kerken in de provincie hebben blijkbaar de
redenen tot het houden van een bidstond niet
zwaarwichtig genoeg gevonden, en daarom tot
opzettelijk gebed de gemeente niet samenge
roepen. En waar zulks wèl geschiedde, hebben
vele geloovigen door hun wegblijven in een
namiddag-samenkomst of bij een avond-biduur
uitgesproken, dat de rechte drang tot veroot
moediging en gebed niet aanwezig was.
Op deze wyze heeft de oproeping tot het
gemeenschappelijk houden van een bededag,
althans voor ons gewest, geen doel getroffen.
Zou in eventueel geval de Classis 's Graven
hage, vóórdat ze een besluit neemt om een
algemeenen bededag uit te schry ven, niet eerst
in correspondentie kunnen treden met de kerken
uit de hoofdsteden van de verschillende provin
ciën, om op grond van de gegevens, door die
kerken verstrekt, vast te stellen of de nood zóó
groot en zóó algemeen is, dat bewustzijn en
hart van de geloovigen ze erkennen moet
Dan komt er lust tot verootmoediging en
drang tot gebed.
Niet bij enkelen, wier blik ruim is. Maar
by velen, die den nood in eigen omgeving
aanschouwen of van anderer grooten noodhooren.
Dan vervult bijna elk geloovige zyne roeping,
gaat in in het huis Gods en buigt zich neer
in het stof. J. H. Lammertsma.
DRIETAL.
te Alkmaar ds. J. C. Brussaard te Tienhoven
ds. H. H. Sehoemakers te Alblas-
serdam
ds. H. Thomas, te Berlikum.
te Koudekerk a.d. Ryn ds. H. S. Bouma te Ha-
zerswoude
ds. P. H. de Jonge te
Sleeuwyk
ds. J. H. Rietberg te
Sehoonebeek.
TWEETAL,
te Boornbergumds. M. P. Parlevliet te Nes
ds. E. v. d. Laan te Wyckel.
te Westerembdends. E. J. Koppete Westbroek
ds. M. B. Parlevliet te Nes
en Wierum.
te Onstweddeds. U. Buwalda te Exmorra
ds. J. Meyer te Bierum.
BEROEPEN,
te Waardhuizen cand. G. J. Pontier te Kampen
te Boornbergum ds. E. v. d. Laan te Wyckel
te Bozumds. S. Doornbos te Doetinchem
te Schiermonnikoogds. G. A. Langhout te
GT06S
AANGENOMEN,
naar Westerborkds. H. Brouwer te Lutjesgast.
BEDANKT,
voor Willemstad ds. P. H. de Jonge te Sleeu
wyk
voor IJselstein: ds. T. Bouma te Doorn;
voor Ulrumds. J. H. Jonker te Nunspeet.
Ds. H. W. Laman, te Zierikzee, hoopt
Zondag 29 Oct. a. s. zijn intrede te Assen te
doen, na bevestiging door ds.. W. W. Smitt,
geestelijk verzorger te Dennenoord.
AGENDA voor de Algemeene Vergadering
van de Vereen, tot Chr. Verz. van Krankz.
in Nederland, D. V. te houden op Don
derdag 28 September 1911, des voor
middags ten 11 ure, in de Gebouwen van
de N. V. Maatschappij tot exploitatie van
Hotels en Restaurants, Groote Markt
9-11-13 te Haarlem.
scharen, „ik zie wel, dat ge nog niet goed op
de hoogte zyt. Wie zouden het anders wezen,
dan Luther, Zwingli en Melanchton, van wie
onze pastoor my heeft verteld, dat ze een ver
bond met Satan hebben gesloten, om onzen
Heiligen Vader van zyn troon te stooten".
„En wat voor kwaads hebben ze dan ge
daan?" vraagt Curione.
„Wat voor kwaads En zoudt ge dat niet
weten Onze pastoor heeft me verteld, dat ze
afschuwelijke goddelooze, ja, zoo zei de pastoor
het, afschuwelijke goddelooze leeringen ver
spreiden".
„Welke?" vraagt Guarino. Zyn Italiaansch
bloed wordt warm by deze grove beschuldi
ging, mannen aangedaan, die hy zoozeer hoog
acht, ja vereert.
„Welke?" herhaalt Julio. „Ja, dat is me
ontgaan, ziet ge. Ik ben maar een ongeleerd
manmaar als onze pastoor het zegt, dan is
het toch zoo". Julio draait eenigszins verlegen
rond.
„Dat is gauw genoeg gezegd", komt een an
der bezoeker te hulp. Luther leidt een onge
bonden, ontuchtig leven en verwerpt de on
feilbaarheid van den paus. Ook leert hy, dat
de aflaten van onzen Heiligen Vader bedrog
zyndat de paus de zonden niet kan vergeven
en dat wy met onze goede werken den hemel
niet kunnen verdienen".
(Wordt vervolgd).