Door God geleid.
FEUILLETON.
In Turijn.
Het werk der Zending.
De Zending en de Heidenen
Kerk en Schoolnieuws.
dier christenen weg te schrappen, opdat de
heerlijkheid van Jeruzalem meer zichtbaar wordt.
Ik vind het m. a. w. zoo begeerlijk, dat het in
heel ons leven te zien is, dat we Christenen
zijndat heel onze wandel openbaart onze ger
boorte uit God. Als ik schrijf over de gebre
ken en tekortkomingen en zonden van Gods
volk, dan doe ik dat niet om dat volk te be
kladden, maar veeleer omgekeerd om de kladden
weg te krijgen.
En nu kent ge wel het woord van Tijl
Uilenspiegel Tijl zegt„Ze haten me allemaal,
maar ik maak het er ook naar Welnu,
dat woord van dezen man, die in zijn dwaas
heid soms heele wijze dingen zegt, past ook
wel eenigszins op ons. Wij klagen er wel eens
over, dat de wereld soms zoo leelijk voor de
christenen doetmaar wij maken het er
ook wel eens naar. Wij geven toch ook niet
altijd den indruk, dat we het zoo oprecht
meenen. Onze woorden zijn soms mooier dan
onze daden. Is het niet zoo Och, we zijn soms
zoo wereldsch. Het ontbreekt ons soms zoo aan
ernst en teederheid. Wij overwinnen al te
weinig het kwade door het goede.
En daarom is het zoo nuttig, dat het schrap
mes eens over ons gaat, zacht en voorzichtig
dat we op onze feiten worden gewezen. En als
dat nu iemand doet, die Sion liefheeft en het
goede van Jeruzalem zoekt, dan is het wèl,
indien we ons laten schrappen, want we wor
den er beter en schooner van.
Thans keer ik terug tot het begin. Ik vind
het zoo aangenaam, het doet my zoo innig ge
noegen, als ik bemerk, dat er menschen zijn,
die instemmen met mijn schrijven, want dan
gevoel ik, dat velen het met mij begeeren, dat
Jeruzalems heerlijkheid, vaak door zooveel kalk
en verf bedekt, worde gezien, gezien vooral in
onze dagen van toenemende zonde.
Men heeft mij wel eens gevraagd, of ik ook
over leerstellige waarheden en dogmatische on
derwerpen wat wilde schrijven. Ik moet zeg
gen, dat daar wel wat bekoorlijks in ligt. Ik
houd van de leer. Het is een genot in de boe
ken van Bavinek, Kuyper, Calvijn en andere
groote dogmatici te snuffelen en op den preek
stoel blijf ik er °°k niet buiten. Maar vooreerst
verdeelt een redactie haar taak, en ten andere
schrijf ik in „Zeeuwsch Kerkblad" toch het
liefst over de dingen van het leven, en vooral
uit het kleine, alledaagsche leven van ons ge
wone menschen. Telkens valt er uit dat leven
iets in het oog, waarover de tucht van Gods
Woord wel eens gaan mag. Ik houd van de
leer, maar als ik het zeggen mag, ik houd nog
meer van het leven. Ik heb veel op met men
schen, die een heldere kennis hebben van de
godgeleerde waarheden, maar ik heb, ik zeg
weer, als ik het zeggen mag, nog meer op met
menschen, die echt Christelijk leven, menschen,
bij wie de vrucht des Geestes wordt gezien,
welke is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedig
heid, goedertierenheid, geloof, zachtmoedigheid,
matigheid, vergevende den een den ander. Maar
om deze vrucht aan het licht te brengen, is
vaak het schrapmes noodig.
Hierbij zal ik het laten, hoewel ik er nog
veel van zou kunnen zeggen, al was het alleen
maar dit, dat we zoo bang van het schrapmes
zijn, en er soms zoo boos tegen worden. Wij
zeggen het altijd den dichter niet naDe recht
vaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn
en hjj bestraffe mij, het zal olie des hoofds
zijnhet zal mijn hoofd niet breken.
Van harte,
t.t. Laman.
Een verhaal uit de eerste helft der 16 eeuw
door Zelandia.
P.S. Ik zou ook over de Synode te Zwolle
hebben willen schrijven, maar mijn brief is
lang, en ik zeg, gelijk verleden week, misschien
is er van een andere hand wel iets te ver
wachten. Alsboven.
ZËSTDING.
2) HOOFDSTUK II.
We schrijven thans 1523.
Onzen vriend Celio Curione, nu opgewassen
tot een jongeling van twintig jaar, vinden we
terug in Turijn.
Nadat hij zijn voorbereidende studiën te Mont-
caglieri had volbracht, was hy vertrokken naar
de hoogeschool te Turijn. IJverig bestudeerde
hij hier de letteren en de wijsbegeerte, en ver
gaderde zich een schat van kennis.
Bij zijn grootmoeder van moederszijde, Mad-
dalena vond hij een gastvrij tehuis; ja, het
was alsof hij een moeder had weergevonden.
En Celio zelf was zijn grootmoeder als een
liefhebbend zoon. Zijn beminnelijke aard ver
zekerde hem de liefde en achting van allen, die
met hem in aanraking kwamen.
Spoedig heeft hij zich vrienden verworven.
Twee studenten Jean Cornelio en Francois
Guarino, zijn de meest vertrouwden. Samen
openbaren zij elkaar hun diepste begeerten. Daar
was bij alle drie een vurige lust naar weten-
IV.
Er zijn drie soorten van Zending. Eerst de
Zending in christenlanden, de arbeid onder de
„gedoopte heidenen", vroeger inwendige Zen
ding, maar tegenwoordig meer juist Evangeli
satie genoemd.
Daarna komt de Zending onder de Joden,
welke in onze dagen ook met kracht is aan
gevat, en zeker niet zonder vrucht is.
En eindelijk hebt gij nog de Zending ondei
Heidenen en Mohammedanen. Deze laatste
Zendingsarbeid is de meest loonende en heeft
dan ook de toekomst voor zich.
Zeker, er worden ook Joden toegebracht tot
het ware, geestelijke Israëldoch het blijven
enkelingende groote massa behoudt het dek
sel op het aangezicht totdat de heidenen zullen
zijn ingegaan.
De Evangelisatiearbeid is ook niet ongeze
gend doch op den akker der christelijke vol
keren wordt maar een enkele aar opgelezen
en vele jaren zijn er noodig, voordat er van
een schoof gesproken kan worden. Dit ligt
ook voor de hand. Onder de christelijke vol
keren schijnt het lichtmaar hun tijd is er
bijna geweest„daar neigt de dag naar den
avond, en de nacht, die volgt, zal lang zijn".
De toekomst voor den arbeid van het Ko
ninkrijk Gods ligt alzoo in de heidenwereld.
Geen Zendingsarbeid geeft meer vrucht, sterkt
meer den moed, en wij zouden haast zeggen,
loont meer de moeite doch deze laatste uit
spraak kan zeer verkeerd opgevat worden; zij
is echter goed bedoeld.
De joden hebben in hun vaderen het eerste
gedeelte gegeven van de burgers van het Ko
ninkrijk Gods. Daarna zijn de tegenwoordige
Christenlanden gekomen millioenen zijn daar
toegebracht. Nu is de beurt aan de heiden
wereld want ook de volkeren moeten hun
aandeel leveren van kinderen voor het Vader
huis. De geschiedenis van de Kerk des Ilee-
ren moet nog samenvallen met de geschiedenis
der volken, en de groote strijd tusschen licht
en duisternis, Christen en Satan, zal ook onder
hen moeten worden uitgestreden.
De tegenstand der heidenen zal groot zijn
want, gelijk wy in ons tweede opstel zagen,
Satan zelf is de groote wederpartijder van het
werk der Zendingen in de heidenwereld is
hij nog ten volle heer en meester. Satans kop
is echter verbrijzeld op Golgotha, en daarom
is de triumf aan de zijde van den Christus en
zijn Dienaren.
Paulus, de heiden-apostel, heeft de groote
gedachte uitgesproken, dat de predikers van
Christus altijd en overal triumfeeren. Want
zoo lezen wy in 2 Cor. 2 14 „En Gode zy
dank, die ons allen tijd doet triumfeeren in
Christus, en de reuk zijner kennis door ons
openbaar maakt in alle plaatsen
't Spreekt vanzelf, dat Paulus niet bedoelt
te zeggen, dat de Zendeling slechts behoeft te
prediken en het is met het heidendom gedaan
De bittere ervaring heeft geheel anders geleerd.
Jaren kan het schijnen of het slechts rotsen
zijn, waarop geploegd wordtdan zaait men
schapmaar meer nog naar die ware, echte
wijsheid, die alleen de Heilige Geest ons kan
leeren.
Het Evangelie was ook hun bekend en naarstig
onderzochten zij het. Maar het was hun, op
gevoed in een omgeving, waarin de wierook
walmen den geest benevelden, en de brandende
waskaarsen steeds herinnerden aan de duisternis
van bijgeloof en onkunde, in vele opzichten
een raadselachtig boek. Wel hadden ze het lief,
maar toch ontbrak het ware inzicht ze wacht
ten als 't ware op een leidsman, een voorlichter,
een verklaarder der Schriften.
Curione, (we zullen hem voortaan zoo blijven
noemen), is niet tevreden met wat de hooge
school hem biedt. Zyn geest gaat uit naar
hoogere dingenzijn ziel smacht naar licht.
Overal, waar hij meent dat aan die hoogere
behoefte kan worden voldaan, is hij te vinden.
Zoo maakt hij ook kennis met een monnik
van de orde der Augustijnen, die in Turijn een
klooster bezitten. Hij heet Hyronimo, en is
van een waarlijk edelen geest. Ofschoon ver
blijvende achter de dikke muren van 't convent,
heeft zijn geest met blijdschap ingedronken de
goddelijke waarheden des Evangelies. Hij heeft
onderzocht wat Melanchton, wat Luther, wat
Zwingli op schrift hebben gesteld, en ofschoon
zelf nog steeds opgesloten in de kloostercel, is
zijn geest vrijgemaakt.
met tranen doch het maaien met gejuich schijnt
voor immer uit te zullen blijven.
De schijn bedriegt evenwel. „Den Zendeling
zou men kunnen vergelijken met een veldheer,
die het leger van zijn vijand vernietigt, door
een gedeelte ervan doodeljjk te wonden en het
andere gedeelte gevangen te nemen."
's Heeren woord keert niet ledig weder. En
het is onmogelijk dat het Evangelie vruchte
loos gepredikt wordt. Onze fout is echter, dat
wy alleen als vrucht van het Zendingswerk
bekeerlingen willen hebben; en de vrucht is
ook het verderf van velen. Het Evangelie is
wel een reuke des levens ten leven, maar ook
een reuke des doods ten doode. Als het door
God niet wordt dienstbaar gemaakt aan der
menschen behoudenis, dan zal het strekken tot
hun ondergangdienst doet het altijd dan
maakt het de geslachten des harten openbaar,
doet het kwaad rijpen en baant alzoo den weg
tot het eindgericht.
Het Zendingswerk heeft dus een tweevou
dige werkinghet brengt tot bekeering en het
verhardt. Welk een ernstige waarheidde
Christus is gezet zoowel tot een val als tot
een opstanding!
De uitgezonden Dienaar behoeft door deze
gedachte niet worden terneergedrukt. Immers
er worden ook talloos velen uit 's vijands leger
gevangen genomen meer nog, deze allen wor
den zelfs bij Jezus leger ingelijfd en van vij
anden veranderd in bondgenooten.
Over degenen, die zich verharden, brengt de
prediking het welverdiend gericht; het maakt
alzoo de maten der goddeloosheid vol, wat al
leen kan geschieden, zoo de Christus is aange
boden en de weg des heils aangewezen. Zoo
wordt God niet alleen verheerlijkt door de
redding van velenmaar ook door den onder
gang zijner vijanden.
J. D. wlelenga.
TWEETAL:
te Beilends. B. J. Lambers te Avereest
ds.N. Postema te Kapelle-Biezelinge.
te Stedumds. J. H. Beumee te Ureterp
ds. W. Oosterheert te Midwolda;
te Westerleecand. M. P. Pel te Stroobos
cand. G. Pontier te Breda.
BEROEPEN
te Oude Pekelads. F. Rispens te Werkendam
te Wirdum ds. D. Fleurke te Ter Aar
te Nieuw-Amsterdamds. N. Duursema te
Pieterburen
te Tzummarumds W. S. de Haas te Donker
broek
te Bodegravends. R. Zijlstra te Hoogeveen.
AANGENOMEN
naar Assen ds. IJ. W. Laman te Zierikzee
naar Grand-Rapidsdr. J. v. Lonkhuizen te
Rijswijk.
BEDANKT
voor Breukelends. J. Gispen te Barneveld
voor Alfen: ds. R. Zylstra te Hoogeveen.
Generale Synode Ger. Kerken in Nederland.
Woensdag 30 Augustus. Middagzitting
Prof. Rutgers rapporteert over de verschil
lende voorstellen inzake de kerkelijke examina.
Door verscheidene Part. Synodes wordt voor
gesteld om het praeparatoir examen een ander
karakter te geven, opdat bij het peremptoir
examen meer nadruk kan gelegd worden op
de z.g.n. practische vakken.
Op voorstel van de Commissie van advies
besluit de Synode
lo. niet te voldoen aan den wensch, dat
„van het peremptoir-examen het onderzoek in
Dogmatiek en Exegese worde afgenomen"
reeds op grond van de overweging, dat het dit
examen is, waardoor wordt beslist, of iemand,
Hoe was het mogelijk, dat de geschriften van
deze aartsketters, van Luther zelf, hun weg
hadden gevonden door de kloosterpoort heen
Nog vreemder, hoe waren ze zelfs binnenge
drongen in het pauselijk Vaticaan?
Calvi, de letterlievende boekverkooper van
Pavia, „die zich met de musen bezighield", had
in 1519 van een collega uit Bazel de eerste
geschriften van Luther ontvangen.
Ze te lezen was ze lief te krijgen.
Hij besloot ze te verspreiden en weldra las
men in Italië allerwegen, tot in 't Vatikaantoe de
Beginselen der Godgeleerdheid van Terranigra.
Iedereen was er hoogelijk mee ingenomen. Zelfs
bisschoppen en kardinalen prezen luide den vro
men geest van deze boeken. Men voelde als bij
intuitie, dat hier de ware godsvrucht aan 't woord
wasmen voelde zich den geest verkwikt in
deze atmosfeer van zuivere en reine vroomheid.
Wie was toch, zoo vroeg men zich af, wie was
toch deze godvruchtige Italiaan, deze Terranigra,
die zoo schreef? De list werd ontdekt. Een
geleerde Franciskaan herkent in Terranigra's
boek een Italiaansche vertaling van Melanchtons
werk.
Welk een ontsteltenis geeft deze ontdekking
Een boek van een vervloekten ketter, aange-
die tot den dienst des Woords en der Sacra
menten beroepen wordt, tot den dienst kan
worden toegelatendat hierbij
hoofdvakken dus niet kunnen wegvallen;
en dat ook bij die twee vakken de kerk, van
welke de beroeping uitgaat, allerminst van de
onderzoeking mag worden uitgesloten, gelijk
toch geschieden zou, wanneer in die vakken
alleen by het praeparatoir examen werd geëxa
mineerd
en 2o. uit te spreken, dat wel door de Ge
nerale Synode voor het geheele peremptoire
examen een tijd van ten minste drie uren ge
steld is, maar dat de verlenging van dat mi
nimum, en desgelijks de nadere bepaling van
den tijd, die voor ieder vak in het bijzonder
te besteden is, aan de Classen, met de Depu-
taten der Particuliere Syneden, is overgelaten
dat dus waar geklaagd wordt, dat sommige
vakken, en met name praktische daarby niet
tot hun recht komen, dit gebrek door de kla
gers zeiven moet verholpen wordenen dat
voor zoover er in het algemeen reden is voor
die klacht, de Generale Synode er zich toe
bepalen moet, om er bij alle Classen en Par
ticuliere Synoden op aan te dringen, dat by
het peremptoir examen alle daartoe behoorende
vakken tot hun recht komen.
Bij monde van dr. H. Hoekstra brengt de
Comm. van advies rapport uit over het verslag
der Curatoren van de Theol. School. Curatoren
stellen voor enkele colleges van Prof. M.
Noordtzy op te dragen aan dr. A. Noordtzy.
Wat betreft de benoeming van een vyfden
hoogleeraar verwierpen curatoren een voorstel
van hoogleeraren om aldus te doen, terwijl zy
zelf geen voorstel in dezen indienen. Evenmin
ondersteunen zy een voorstel van hoogleeraren
om het doctoraat aan de Theol. School in te
stellen.
Prof. dr. H. Bouwman werd weder benoemd
tot redacteur van De Bazuin.
Te betreuren valt het aantal abonné's steeds
slinkende is.
De Schoolkas sluit met een belangryk tekort,
vooral te wyten aan de verplichtingen aan de
Nationale Vereenigingwelke verplichtingen
binnen drie jaren afloopen, zoodat er geen
grond is tot groote bezorgdheid. 84 kerken
collecteerden slechts eens; 11 in het geheel»
niet. Ingediend werd een regeling voor kin
dergeld voor hoogleeraren aan de School en
tot het verstrekken van een toelage aan de
weduwe van een overleden lector.
Op voorstel van de Commissie van advies
aanvaardt de Syn. de volgende conclusiën
le. De Generale Synode zendt van harentwege
een circulaire aan al de classes, waarin zij er
op wyst, dat sommige kerken nalatig zyn in
het geregeld tweemaal collecteeren voor de
School, en waarin door haar wordt verzocht,
dat de classes in hare vérgaderingen geregeld
vragen, of alle kerken tweemaal 's jaars voor
de School collecteeren en alzoo zorgen, dat
haar classicale correspondent van al de kerken
der classis op tijd de in de samenkomst der
gemeente te houden collecten ontvange.
2e. De Generale Synode besluit aan de Hoog
leeraren van de Theol. School een jaarlyksch
kindergeld toe te leggen, overeenkomstig de
daartoe door het Curatorium voorgestelde re
geling.
3e. De Generale Synode besluit aan Mevr.
de Wed. dr. F. F. Fisscher een jaarpensioen
te verstrekken uit het Pensioenfonds der Theo
logische School in overeenstemming met het
besluit dat door het Curatorium dienaangaande
is genomen, aan welk besluit de Synode hare
sanctie hecht.
4e. De Generale Synode besluit, dat aan den
Lector dr. A. Noordtzij zal worden verzocht aan
de Theologen onderwys te geven in Textcri-
tiek en Archaeologia Sacra, en aan de Propae-
deutici in Land- en Volkenkunde.
5e. De Generale Synode besluit de hande
lingen der Curatoren goed te keuren, met dien
verstande, dat in verband met de behandeling
van punt D 27 van het Agendum over de
benoeming van een vyfden Hoogleeraar en de
instelling van het Doctoraat aan de Theol. School
nader door de Synode zal worden beslist, en
de Curatoren dank te zeggen voor hun ge
wichtige diensten aan de Kerken bewezen.
Inzake den arbeid der Zending worden de
prezen en aanbevolen door kerkelyke hoogwaar
digheid bekleeders. Spoedig wordt het op den
index geplaatst en ten vure gedoemd.
Maar het was te laat. Reeds had het zijn weg
gevonden, zyn werk gedaan. En zoo was. het
ook in 't bezit gekomen van Hyronimo, den
Augustyner monnik van Turyn.
Curione, ('t wordt tijd, dat we naar hem te-
rugkeeren) legt op zekeren dag een bezoek af
in 't klooster, waar hy een welkome gast is.
Hy zoekt zijn vriend Hyronimo op. Spoedig
zyn beiden in een druk gesprek gewikkeld.
„En hoe oordeelt men op de hoogeschool over
al deze dingen", vraagt Hyronimo.
„Men scheldt en raast en veroordeelt, zonder
dat men onderzocht heeft", antwoordt Curione.
„Vooral de priesters en hun aanhangers munten
hierin uit. Men spreekt van „valsche leeringen",
en men neemt de moeite niet, er kennis van te
nemen. Men heet ze ketters en men is niet
eens met den inhoud hunner geschriften op de
hoogte."
Myn vriend," herneemt Hyronimo, „hoe denkt
ge zelf over deze zaak?"
(Wordt vervolgd.)
Melanchton is 't Grieksche woord voor
't Italiaansche Terrani% a. Beide beteekenen
„zwarte aarde".