Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redaetie van: Ds. L. BOUMi en Ds. H. W. LIMAN. 9e Jaargang. Vrijdag 21 Juli 1911. No 5 UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drakker-Dltge? er A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER AD YERTENTIEN DE HOOP VAN 'T SCHEPSEL. Het is voor ons niet zoo gemakkelijk om ons juiste voorstellingen te maken en daarom moeten we ons steeds rekenschap geven, of onze beschouwingen wel in over eenstemming zijn met de werkelijkheid. In het woord van den Apostel, dat we hierboven schreven, staan twee denkbeel den, welke wij licht verkeerd opvatten. Volgens onze gewone opvatting staan vrij heid en dienstbaarheid tegenover elkander. Wie vrij is, is niet dienstbaar. Dit is zoo helder, dat misverstand schier onmogelijk is. En toch moeten we inzien, dat die beide woorden elkander niet uitsluiten. Iemand die dienstbaar is, kan volkomen vrij zijn. Dit was oorspronkelijk dan ook met het schepsel het geval. Het was èn dienstbaar, èn vrij. Wie een beschrijving wenscht te hebben van dezen toestand, leze de woor den van den achtsten psalm: »Wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt? en den Zoon der menschen, dat Gij hem bezoekt Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de Engelen en hebt hem met eereen heerlijkheid gekroond. Gij doet hem heer- schen over de werken uwer handen, Gij hebt alles onder zijne voeten gezetscha pen en ossen, alle dieren; ook mede de dieren des velds. Het gevogelte des hemels en de visschen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorwandelt". Bij deze schil dering ziet ge den mensch, met eere ge kroond en geroepen om de aardsche schepping te beheerschen. Voor uw oog verschijnen de dieren des velds, de en gelen des hemels en de visschen der wa teren, bestemd om aan den mensch hun onderdanigheid te bewijzen. Was nu deze ondergeschiktheid van het schepsel in strijd met hun vrijheid? Weineen. Dienstbaar heid en vrijheid gingen hand in hand. De dienstbaarheid beantwoordde geheel aan aard en het doel van het schepsel en daarom was het volkomen vrij. Nog duidelijker is het misschien, als ge denkt aan de Engelen. Zooals ge weet, zijn het gedienstige geesten. Zij zijn niet ge schapen om te heerschen, maar om te dienen. Zij staan dan ook altijd voor den troon des Heeren, en letten op Zijne wen ken. Geen enkel oogenblik zijn zij van hun dienst ontslagen. Maar is dit nu een be lemmering voor hunne vrijheid? Wie denkt er aan. Ieder weet, dat een Engel vrij is. Hij behoeft niet vrijgemaakt te worden. In hem ziet ge dan ook, dat dienstbaar heid en vrijheid samengaan kunnen. Het is noodig, dat we hierop letten om goed te verstaan, wat ons hier voorgehouden wordt. Er staat niet, op hope, dat ook het schep sel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid tot de vrijheid der heer lijkheid der kinderen Gods. Dan zou het onverklaarbaar zijn, dan zou niemand er bij kunnen. De Apostel spreekt niet over over de dienstbaarheid van het schepsel zelf. Maar over de dienstbaarheid der ver derfenis. Het schepsel gaat thans gebogen onder een dienstbaarheid, welke met elke vrijheid in strijd is, en die ingaat tegen den aard, den aanleg en de bestemming van het creatuur. Deze dienstbaarheid is een zwaar juk, dat den schouder inbuigt, en dat alle levenslust dooft en van alle levens-blijheid berooft. Als een looden last ligt zij op het leven van alle schepsel, waartegen niets eenige hulp biedt. Hoe krachtig het schepsel ook moge zijn, het is niet bestand tegen den druk, welke deze dienstbaarheid uitoefent. Dagelijks kunt ge aanschouwen, welk een macht deze verderfelijke dienstbaarheid uitoefent. Hoe schoon is het jonge paard dat zich met de snelheid van den wind beweegt. Hoe lenig zijn al de leden, welk een veerkracht in eiken tred, hoe dartel in al zijn gangen. Doch de eigenaar spant het in het gareel, en nu moet het trekken vaak boven zijn kracht. Het is in den regel zeer gewillig, maar het baat niet. Soms regent het zweepslagen, zoodat het gevoelige dier rilt. Wat een afstand ligt er tusschen het jeug dige paard, 't welk gij met bewondering gezien hebt en de oude knol, welke met moeite zijn weg gaat. Wel was de dienst baarheid verderfelijk voor het fiere beest, dat ten slotte een bespotting voor de straat jongens is. Dit enkele voorbeeld is dunkt ons vol doende om u duidelijk te laten zien, hoe verderfelijk de dienstbaarheid voor het schepsel is, want het geldt voor alle crea turen. En nu is dit de stoute gedachte, dat de Apostel zegtin het schepsel, dat aan de dienstbaarheid der verderfenis on derworpen is, leeft de hoop, dat het eens vrijgemaakt zal worden. Waarlijk, de recht vaardige kent het leven van zijn beest, maar de barmhartigheden der goddeloozen zijn wreed. Hoe nauwkeurig heeft Paulus blijkbaar het schepsel gadegeslagen, met deernis heeft hij de dienstbaarheid der verderfenis aanschouwd, waaronder het schepsel bezwijkt, met hartelijke belang stelling deelt hij in het algemeene lijden en het is hem een troost, dat God in zijn goedheid aan het schepsel de hoop op een betere toekomst laat. Het leed heeft het schepsel niet ongevoelig gemaakt, het heeft de levenslust voor een groot deel gebluscht, maar heeft het verlangen naar vrijheid niet kunnen dooden. Uit alles is hem ge bleken, dat het schepsel zelf nog een ver wachting koestert, welke zich uitstrekt naar betere tijden, naar de bevrijding van dezen ondraaglijken last. En vraagt ge nu naar welken tijd ziet het schepsel uit, dan wijst hij u op het uur, waarin de vrijheid der heerlijkheid aan de kinderen Gods te beurt vallen zal. Wij hebben hier bijgevolg weer dezelfde gedachte. De kinderen Gods moeten met den heiligen Apostel klagen, dat het wil len wel bij hen gevonden wordt, maar van het volbrengen zijn zij nog zoo ver ver wijderd. Zij zijn niet vrij. Als zij het goede willen, ligt het kwade hun bij. De zonde blijft ook na de wedergeboorte nog een groote macht in hen; zij blijft hen ver gezellen, zij ligt nog steeds op de loer om hen in haar netten te verstrikken. Die zonde is voor hen verderfelijk, want zij rooft menigmaal den vrede uit hun hart en doet hun ziel vermageren. Indien zij slechts in dit leven op Christus hun hope bouwden, waren zij de ellendigsten van alle menschen. Doch Gode zij dank, hun verwachting eindigt niet bij den dood en het graf, zij richt het oog over alle verderf heen en vestigt het op de volkomen vrij heid, welker eens hun deel zal zijn. En deze vrijheid zal gepaard gaan met heer lijkheid. Al het verderfelijke laten zij hier en zelfs wordt eens hun lichaam uit de verderfelijke macht van den dood verlost en het staat in heerlijkheid op. Het zal een heerlijke vrijheid zijn, welke glans geeft aan het geheele leven. Die vrijheid komt eerst voor Gods kin deren, nadat de laatste zonde verwijderd is. Als nu de zonde geheel geweken is, dan moeten ook de gevolgen daarvan ver dwijnen. Er is derhalve grond voor de hoop, dat ook het schepsel eens vrijgemaakt zal worden, want indien de dienstbaarheid der verderfenis over alle creaturen is ge komen wegens de zonde der menschen, dan moet zij ook weggaan, als de kinderen Gods geheel in 't bezit gekomen zijn van hunne verlossing. Het een is aan het an der onafscheidelijk verbonden. Wie de zonde doet, is een dienstknecht der zonde komt onder hare heerschappij en als de mensch nu los stond naast het overige deel der aardsche schepping, dan zou hij het niet met zich in het verderf hebben kun nen trekken. De Engelen, die gezondigd hebben, hebben geen dienstbaarheid der verderfenis over de aardsche schepping kunnen brengen. Eerst de val van den mensch maakte het mogelijk, opende de deur, waardoor deze vijandin kon binnen komen. Laat het lijden van het schepsel u lei den tot rechte verootmoediging over uwe zonde voor God in 't bewustzijn, dat het een vrucht is van 's menschen zonde en tevens tot deernis met het schepsel, opdat gij het leed niet vermeerdert, maar waar ge kunt het verzacht. Stel uwe hoop niet op wat beneden de zon is, want elke ver wachting van deze aarde eindigt in bittere teleurstelling, maar boven op den Rots steen der eeuwen, wiens werk volkomen is. Vertrouw u geloovig aan den Christus, die ook u alleen leiden kan tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Gymnasium te Kampen. T B Z N. Zeenvs per half jaar franco per post Enkele nnmmers 70 cent. 3 cent. MIDDELBURG. van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Op hope, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienst baarheid der verderfenis tot de vrij heid der heerlijkheid der kinderen Gods. Rom. VIII 21. Bouma. De nationale vereeniging, aan welke het Geref. Gymnasium te Kampen behoort, hield verleden Donderdag hare jaarvergadering te Utrecht. De voorzitter Prof. Lindeboom sprak een degelijk en pakkend openingswoord, waarin hy vooral liet uitkomen de zeldzame voor rechten, welke de geloovigen in den Christus hebben, zoodat er allerminst voor hen reden is om iets van de ijdele wijsbegeerte te ver wachten. Met groote belangstelling werd er geluisterd naar een Referaatde bybelsche tucht op de school, geleverd door ds. Kok te Bedum. Hy wees duidelijk aan, welke opvatting de meeste paedagogische handboeken huldigen, en hy verklaarde, dat die opvatting veel meer aan de beschouwing van het oude heidendom dan aan die van 't Christendom deed denken. Het was een poging om eens te laten zien, wat de bybel aangaande de tucht leert en na dit aan getoond te hebben viel het hem niet moeilijk om de gewone gangbare meening te bestrijden. De bespreking, welke er op volgde, deed zien, dat velen niet heelemaal gerust waren. Blijkbaar dachten zy, dat de spreker al te eng de begrippen van tucht en straf omschreven had en zy trachten hem dan ook uit de door hem gebouwde sterkte te lokken. Van ver schillende kanten werd een aanval gedaan, doch de toeleg gelukte niet. Hy bleef, waar hy nu eenmaal post gevat had en kwam ge heel ongehavend uit den stryd. Of hy gelyk heeft, kan en zal eerst later wel blyken, want hy had er werk van ge maakt en zal het wel in druk geven. Dit laatste hopen we dan ook van harte, wyl zoo veel ons nu reeds duidelijk is geworden, dat ook onze schrijvers over de tucht op school nog weieens mogen nagaan of zy wel betrouw bare leiding hebben gegeven en doen zij dit, dan zou het ons niet verwonderen, of zy zullen wel enkele wijzigingen moeten aanbrengen. Ook is de zaak van zoo groot belang, dat allen, die het Christelijk onderwijs liefhebben, en invloed daarop uitoefenen, weieens nauwkeurig mogen toezien, welke verkeerde elementen er in de beschouwing van de tucht gevonden worden. Het was een aangename en leerzame dag. Doch ik zou op deze wyze vergeten om van het gymnasium zelf iets te zeggen. Hoewel het een heele zorg baart om een gymnasium te hebben, toch bleek het wel, dat de broe deren dien last nog wel dragen kunnen. Het was onaangenaam, dat een der leeraren heen gegaan was, wyl hy in zyn onderwijs niet vol doende rekening hield met de beginselen, waar van de inrichting uitgaat. Overigens echter was er geen oorzaak tot klagen, wel tot dank baarheid. Aan leerlingen zal het voorloopig ook wel niet ontbreken, wyl voor het eerste admissie-examen één-en-twintig zich aangebo den hadden, waarvan en naar de Bladen be richten zeventien toegelaten zyn. De lust om te studeeren schijnt in de'chris- telyke kringen toe te nemen. By alle onze gymnasia nam het aantal leerlingen toe. De Heere, die voor onze scholen al meer ruimte maakt, zegene by voortduring allen arbeid op dit gebied. Bouma. Een levensfontein is, o Heiland, uw bloed, Een balsem voor doodelijke wonden, Een reinigingsbad voor 't bezoedeld gemoed, Een borg voor de afschuw'lykste zonden. Hier kniel ik, verloor'ne, aan den voet van uw [kruis Ai, wasch my, vernieuw my, en breng my tehuis. De Heer is mjjn herder, wiens vriendelijk oog Zyn schapen behoedt voor verdwalen, Zyn eng'len bewaken hun schreên van omhoog, Zyn licht blyft hun wegen bestralen, 't Verloor'ne herzoekt hy met gaad'loos geduld, Het lammeke rust in zyn armen, In grazige wei wordt hun nooddruft vervuld Hy mint hen met eind'loos erbarmen. t

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 1