Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA en Ds. H 1. LAMAH. 9e Jaargang. Vrijdag 7 Juli 1911. No 3. UIT HET WOORD. Met id ede werking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drnkker-Uitgever PRIJS DER ID YERTENTIEN HET VERLANGEN VAN HET SCHEPSEL. Wij hebben reeds een zomer gehad. Ja, dat is waar, en wij waardeeren het ook. Wij zijn er aan gewoon, dat bet voorjaar lang koud is en wij verwachten dan ook eerst de zomerwarmte na den langsten dag. Doch de lente was nu schoon, de Meimaand toonde, dat de dichters toch wel gelijk kunnen hebben, als zij ons met zooveel geestdrift de bloeiende Mei bezingen, want hij heldere en warme dagen waren we in de gelegenheid om den rijkdom van bloesem te bewonderen. Heel de natuur had het feestkleed aan getrokken en geen koude nachten deden schade aan het frissche groen. Welk een weelde hebben velden en hoornen ten toon gespreid. Voor zwakken en herstellende kranken was het een goede tijd. Wie kon, en wie een open oog had voor de schoonheid van beemd en akker, ging naar buiten en ademde de heerlijke en versterkende lucht in, zich verlustigende in wat de zinnen streelde. Er is misschien nooit een tijd geweest, waarin zoo goed begrepen werd, wat de ontwakende, groeiende en bloeiende natuur voor den mensch is, dan tegenwoordig. Hoe worden haar bronnen gezocht en haar goe deren gewaardeerd. Wij achten dit een voorrecht. Er blijkt ook uit, dat de werken van Gods almachtige en alomtegenwoordige macht altijd nieuw en aantrekkelijk zijn en blijven. Wei zou het een nog grooter zegen zijn, als de mensch meer de hand des Heeren opmerkte, welke de hemelen versiert en het gras doet uitspruiten voor de heesten. Hij zou dan bij zijn genot proeven en smaken, dat de Heere goed is en dit zou het genot ver dubbelen en hem bewegen de heerlijkheid Gods alom verspreid te loven en te prijzen. Kenners van de natuur wijzen ons niet alleen op de schoonheid welke het oog be koort, maar spreken ook van de tweespalt, welke overal heerscht. Zij vinden overal de sporen van strijd en van verwoesting, welke de aarde te aanschouwen geeft. En men behoeft niet eens veel te weten om te verstaan dat het schepsel niet is, wat het zou kunnen zijn en wat het naar zijn aanleg had moeten zijn. Is er in de kleur van de bloem, in het gezang der vogelen een harmonie, welke ons hart tot bewon deren stemt, er zijn ook wanverhoudingen en wanklanken, welke ons pijnlijk aandoen. Hier is £en ineengeschrompelde plant, een geheel misvormde boom, daar een noodkreet van een vogel, welke in de klauwen van zijn vijand valt. Alom zien we een streven naar de volle ontplooiing, maar het wordt tegengehouden en gestuit, zoodat het niet komt, waar het wezen wil. Er is altijd de een of andere oorzaak, welke het tegenhoudt. Als in het voorjaar de eerste planten het wagen om boven den grond te komen om het licht der zon te zoeken, dan gebeurt het menigmaal, dat een nachtvorst schade toebrengt aan het frissche groen en de teedere knoppen. Wie hiermede rekening houdt, kan het verstaan, hoe de apostel kan zeggen, dat het schepsel voor zijn oog staat met op gestoken hoofde. Heel die aardsche schep ping leeft, zij wil verder op den weg naar ontwikkeling en volkomenheid, maar zij stuit op onoverkomelijke bezwaren. Zij wil ontkomen aan wat haar hindert en zij verlangt naar een toestand waarin zij be vrijd is van al wat haar schade berokkent. Het gaat haar als een hert, achtervolgd door vijanden, dat om te ontkomen een hoogte beklimt. Op den top gekomen bespeurt het echter, dat een diepe kloof het scheidt van het land der vrijheid. Het zou gaarne den sprong wagen, maar de kloof is te breed. Het rekt den hals uit en steekt den kop vooruit, maar hoe vlug het ook wezen moge, er bestaat geen mogelijkheid om aan de tegenovergestelde zijde te komen. Zoo is het met het schepsel. Er is een innerlijke sterke drang naar vrijheid en volkomenheid, maar de toegang tot het beloofde land staat niet open. Het hijgt om aan het treurig heden te ontkomen, doch het is met duizend ketenen gebonden tengevolge waarvan het niet verkrijgen kan, wat het zoo vurig begeert. Toch blijft de hoop leven, welke het steeds weer tot nieuwe krachtsinspanning bezielt. Het verwacht de openbaring der kinderen Gods. Welk een stoute uitspraak. Zij kan alleen komen van de lippen eens mans, die d"e draagkracht van die machtige worsteling van het schepsel helder kent en zuiver verstaat. Onder de menschen heeft God kinderen. Hoewel zij evenals alle anderen hun weg hebben verdorven, hoewel ook zij ver van het vaderhuis doolden, zoodat zij elk recht op eenige weldaad verbeurd hebben, toch heeft God hen tot zijn kin deren aangenomen. Zij zijn zonen en doch- teren des Allerhoogsten, zij vragen uit genade een plaats in het gezin van den Vader, die in de hemelen is. Straks gaan zij naar het huis des Vaders, waarin vele woningen zijn. Om die reden heeft God hun het leven, de wedergeboorte, gegeven. Van hen geldt het woord, zoo rijk van zin en zoo zalig in vertroosting Zoovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden n.l. die in Zijn Naam gelooven, die uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. Doch al zijn zij kinderen Gods, al kent God allen, die de zijne zijn, het is nu nog niet openbaar. De wereld kent hen niet. Zij erkent hen niet voor kinderen Gods. Veeleer is zij geneigd om hen te miskennen en te verachten. Alle eeuwen door voert zij een strijd tegen hen. Er zijn tijden geweest, waarin zij hen in de gevangenis wierp en hen naar het schavot voerde, meenende, dat zij niet waardig waren om de aarde te betreden. En nu is het wel waar, dat zulke tijden tot het verleden behooren, en wij van een dergelijke vervolging bevrijd zijn, toch is het waar, dat de wereld ook nu nog even min de kinderen Gods kent en waardeert als vroeger. Doch eens komt er een dag, waarop dit anders zal worden, een dag, waarop God zelf voor het oor der Engelen en der menschen duidelijk zal uitspreken, dat zij in bij zonderen zin Zijn kinderen zijn. Hij zal alles wegnemen, wat thans de wereld verhinderd hen te zien, zooals zij zijn en dan zal er niemand meer zijn, die aan hun kindschap twijfelt. Daarop heeft de Apostel het oog en hij noemt het de openbaring der kinderen Gods en hij verklaart, dat het schepsel die ure verwacht. Daarnaar ziet het uit, want het leeft in de hoop, dat met die openbaring van Gods kinderen ook over het schepsel komt de vervulling van zijn begeerte Wij stellen ons voor, dat wij spoedig de gele genheid krijgen zullen om dit duidelijker te zeggen en daarom vergenoegen we er ons mede, om uit te laten komen, dat het voorwerp van des schepsels verwachting is de openbaring der kinderen Gods, wijl hiermee onafscheidelijk gepaard gaat de vrijmaking, de verlossing van het schepsel. Het is derhalve geen ijdele verwachting, die als rook voor den wind verdwijnt. Hoe goed is het, als die verwachting van de openbaring der kinderen Gods in u leeft en gij weet, dat gij op goede gronden voor u zelf deze hoope moogt voeden. Al is uw weg hier dan moeielijk, al zijn uwe zorgen duizendvoudig, al kwellen angsten uw hart, al is uw strijd zwaar, gij kunt tot uwe ziel zeggen hoop op de Heere, want Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven. Bouma. KERK, BELIJDENIS, ZENDING! Zeeuwscli-Vlaamscli Zendingsfeest. Zeenwsch Kerkblad. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. A. D. LXTTOOIJ Az MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Want het schepsel als met opgesto ken hoofde verwacht de openbaring der kinderen Gods. kom. 8 19. Op onze vraag ontvingen we thans een ant woord van den WelEerw. Heer, E. Rraams Jr. Herv. predikant te Hoek, dat wij hier aanstonds laten volgen Hoek, 3 Juli 1911. Geachte Redacteur Langs een grooten omweg werd mij heden ter hand gesteld het nummer van 23 Juni 1.1. van Uw „Zeeuwsch Kerkblad." Daarin las ik een stukje met opschrift: Zeeuwsch-Vlaamsch Zendingsfeest en daarin de vraagWie geeft ons goede inlichting n.l. van het feit dat v<?#r genoemd Zendingsfeest onder de acht sprekers maar één Gereformeerde voorkwam. Mijn eerste gedachte by 't lezen van dit stukje was indien de vrager zich dadelijk had gewend tot de commissie voor dit Zendingsfeest, zou hy spoe dig antwoord hebben ontvangen, maar nu deze vraag wordt gesteld in een blad, dat door géén van de commissieleden wordt gelezen moet 't antwoord wel lang uitblijven. Ter beantwoording van de gestelde vraag diene dan het volgendeDit Zendingsfeest is geregeld door het hoofdbestuur van de afdee- ling „Ring Axel" van de Zendingsvereeniging Zeeuwsch-Vlaanderen, die in het bijzonder be hartigt den arbeid der Zending op het eiland Boeroe (O. Indië). Echter heeft dit bestuur zich tydelyk als commissie voor dit Zendings feest gevormd, niet om speciaal de belangstel ling voor den arbeid op Boeroe te wekken, maar om in het algemeen by de protestanten in Z. Vlaanderen de liefde voor de Zending onder Heidenen en Mohammedanen te verster ken. Daarom besloten wy naast hem die de ope ningsrede zou houden, als sprekers uit te noo- digentwee Hervormde predikanten, twee Gereformeerde predikanten, één predikant van de Evangelische gemeente en twee zendelingen. Dit is nu geschied. Als Gereformeerde spre kers werden genoodigd ds. v. d. Berg, die de uitnoodiging aannam en ds. Ridderbos van Meppel die bedankte. En daar wij toen juist een Hervormde spreker te veel hadden ik had er n.l. drie gevraagd, denkende dat er dan toch wel twee zonden byzyn die wilden komen, doch alle drie namen de uitnoodiging aan) be sloten [wy verder niet meer by Gereformeerde sprekers aan te kloppen, daar het aantal spre kers al voldoende was. Gaarne hadden wy den missionair-predikant voor Zeeland ds. Mer- kelyn nog gevraagd, doch dit kon toen niet meer. Ziedaar de toedracht der zaak. Dat wy géén scheiding hebben willen maken by de regeling voor dit feest kunt U ook hier uit nog opmakendat wy van het saldo een gedeelte (f 25) hebben gegeven voor de Gerefor meerde Zending in Zeeland. Hiermede geachte Redacteur hoop ik U ge noeg licht te hebben verschaft. My verder aanbevolen houdende voor de toezending van een nummer van Uw blad, in dien daarin iets over deze zaak voorkomt. Na vriendelijke groeten E. Raams Jr. predikant. Secret, v. 't Hoofdbest. Zend. Ver. „Ring Axel." Wij zyn dankbaar. Graag zouden wy eraan toevoegenook voldaan, doch dit is nog niet het geval. Misschien wil de geachte schrijver nu ook wel de laatste nevelen verdrijven. Feit is nu eenmaal, dat de geheele commissie be staat uit Hervormden. Dit nu verdient aller eerst opgehelderd te worden. Oorspronkelijk was dit anders. Dadelijk werd de commissie samengesteld uit Hervormden, Gereformeerden en Evangelischen. Deze commissie heeft zich de moeite getroost om het Zeeuwsch-Vlaamsche Zendingsfeest in 't leven te roepen. Natuurlijk volgde daaruit, dat er kosten gemaakt werden om in 't bezit te komen van al de benoodigd- heden, welke na elk feest opgeborgen werden in de consistorie der Herv. kerk te Ter Neuzen. Gezamenlijk droegen zy de risico, maar zy hebben er nooit eenig geldelijk nadeel van ge had, wyl na enkele jaren de uitgaven voldoende uit de inkomsten bestreden konden worden. Nu is het, ter wyl ik nog in Ter Neuzen woonde, wel gebeurd, dat een Herv. predikant vertrok o. a. zyn in dien tyd van woon plaats veranderd ds. van 't Hof van Hoek en ds. Ossewaarde van Sluis maar dan werd aanstonds een ander Herv. predikant uitge- noodigd om de ledige plaats in te nemen. Eveneens zou dit gebeuren, als een Geref. of een Evangelische uitviel door vertrek of sterven. Waarom is dit niet gebeurd Daarover mag het licht toch wel opgaan, nietwaar? En mocht ds. Raams nu zeggendit weet ik niet, het was vóór myn tijd. Laat hy het dan even vragen bij ds. Timmermans van Ter Neuzen, wien ik een exemplaar van dit blad toezend, wijl deze aldoor in Ter Neuzen gebleven is. Op deze wyze verdwijnt elke mist en wy kun nen naar we hopen weer in een helder land schap wandelen. Ik wil er nog aan toevoegen een woord van erkentelijkheid van een broeder uit A., die my ook inlichtingen verstrekt heeft. Hy zal nu wel begrijpen, waarom ik althans voorloopig niet van het medegedeelde gebruik ma^ak. Aan de beide Herv. collega's welke ik nu genoemd heb, bied ik de verzekering, dat het my een oorzaak van ongeveinsde blijdschap zal zyn, wanneer uit een nader schrijven blykt, dat het niet in de bedoeling heeft gelegen op zettelijk de traditie van het Zeeuwsch-Vlaam- sche Zendingsfeest te veranderen. Bouma.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 1