Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie van: Ds. L. fiOUMl en Ds. H. 1. LAMAN. 8e Jaargang. Vrijdag 12 Mei 1911. No 47. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMEHTSPRUS Drukker-Ditgever A. D. LITTOOIJ MIDDELBURG. Az. PRIJS DER AD YERTENTIEN BEHOUDEN WORDEN DOOR ZIJN LEVEN. Voor een mensch die van een vrouwe geboren is, hier op aarde een strijd heeft, en na een kort leven overgaat in de eeuwigheid, is de hoofdzaak dat hij be houden worde. Behouden naar ziel en lichaam, voor dit en het toekomende leven. Hij is immers in gevaar om verloren te gaan. Het verderf heeft reeds de hand naar hem uitgestrektde toorn Gods hangt dreigend boven zijn hoofdom der zonden wil is hij met heel de wereld ver doemelijk voor God. De groote massa denkt hier niet aan, het is voor hare oogen verborgen. Velen ook van hen die bij het licht der Schrift zijn groot gewor den, hebben hierover niet de rechte be kommering; de zorgen en de genietingen van het aardsche leven dooden in hen den rechten levensernst. En het is maar wei nigen gegeven om met innerlijke ontroe ring der ziel de vraag te stellenWat moet ik doen om zalig te worden En aan die weinigen zegt God dan nog in Zijn Woord, dat zij zich zelf niet zalig kunnen makenmaar dat zij behouden moeten worden Het is wel een overbekend feit, dat de mensch gepoogd heeft zich zeiven te ver lossen. Dat is een oude geschiedenis, die zich telkens herhaalt. Onkunde en hoog moed des harten geven het zoo gemakke lijk niet op. Met zich zeiven om te ko men is niet de leer der natuur, maar vrucht alleen van genade. En daartoe moet het naar de Schrift bij ons komen wij moeten leeren verstaan dat wij in doodelijke onmacht voor God nederliggen,1 om zoo af te zien van alle eigen hulp, van alle poging om ons zelf te redden, met de hartelijke begeerte in de ziel dat wij behouden mogen worden door de hulp en dienst van een ander. Is het dan geen zalig Evangelie dat God u in Zijn Woord biedt, als Hij u ter be houdenis op den Zoon van zijn eeuwig welbehagen wijst, op den Heere Jezus Christus, die aan het kruis voor u gestor ven is en ten derde dage wederom opge staan is uit de dooden Door Hem, zegt de Apostel, is er verzoening en behoude nis. Toen wij nog vijanden waren, schrijft hij aan de Romeinen, zijn wij met God verzoend door den dood Zijns Zoonsveel meer dan zullen wij, verzoend zijnde, be houden worden door Zijn leven. De verzoening is voorafgegaan. Christus heeft voor de Zijnen de schuld betaald, de straf geboet, aan het recht voldaan en alle gerechtigheid voor hen bij God ver vuld, zoodat zij in een nieuwe, een ver zoende betrekking tot God staan. God zal op hen niet meer toornen noch schelden, want door het dierbaar kruisbloed is de hitte van Gods gramschap gebluschtniet één van hunne zonden ziet Hij meer aan Hij vindt in gunst, en niet in wraak zijn lust. In Christus hebben zij bij God eene volkomene verlossingzij waren vijanden, maar zij zijn nu verzoend door Hem, die hen liefgehad en zich zeiven voor hen over gegeven heeft. Maar verzoening is niet genoeg, zij moeten ook behouden worden. De verlossing die Christus aangebracht heeft door zijn ver zoenend sterven, kunnen zij zich niet toe eigenen, maar moet hun door Hem ge schonken en toegepast wordenanders blijven zij in den dood. En zie, ook dit ontvangen zij naar Gods wonderlijke genade, want Christus is voor hen niet alleen ge storven, maar wat meer is, Hij is ook op gewekt, opdat Hij door zijn leven hun 't leven schenken zou. Groot is alzoo de beteekenis van Chris tus opstanding. Zonder haar was er ver zoening maar wie zoude in hare heerlijk heid ons doen deelen, wie zou hare zoetheid en vertroosting ons doen smaken? Maar door de opstanding kennen en begroeten wij Jezus als den Overwinnaar van zonde, duivel, dood en graf; als den drager van nieuw, onvergankelijk, eeuwig leven, de kracht waarvan Hij door zijnen H. Geest in ons, zijne lidmaten, uitgiet en verheerlijkt. Wij menschen kunnen met de verzoening, die verworven is, niets doen. Ons ontbreekt de macht, om ze tot levensspijs der ziel te maken. Maar Christus, die ze bereidde en teweegbracht, bezit de geestelijke meer derheid, om zijn kostelijke verzoening te bereiden tot een manna, waarbil ons hart leeft." Behouden worden door zijn leven, dat is de kennis, de ervaring, de blijdschap van der geloovigen hart. De uit de dooden verrezen, de levende Heiland is het, die door zijne kracht hen behoudt ten eeuwi gen leven. Hij volvoert Gods raadsbesluit tot hunne zaligheid, en het welbehagen des Heeren gaat door zijne hand geluk- kiglijk voort. Hij wederbaart hen door zijn H. Geest, plant het geloof hen in, bewaart hen bij de geschonkene genade en voor ziet hen van alles wat zij noodig hebben. Door zijn leven dat Hij uit het graf op bracht, dat vol kracht en sterkte is, nu Hij gezeten is aan de rechterhand Zijns Vaders, behoudt Hij de zijnen, zoodat niet één omkomt, gebrek lijdt of verloren gaat. Hij is de Behouder des lichaams, dat is der gemeente. Zijn oog slaat al de zijnen in trouwe liefde gade. Zijne hand leidt vast en zeker hen door dit moeitevolle leven. Zijn Geest woont in hunne harten, leert hen bidden tot God met onuitspreke lijke verzuchtingen, sterkt hen naar den inwendigen mensch, en verblijdt hun harte met verheuging in God. Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kento Heere, zij zullen in het licht uws aan- schijns wandelen zij zullen zich den gan- schen dag verheugen in uwen naam, en door uwe gerechtigheid verhoogd worden want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte, en door uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd wordenwant ons schild is van den Heere, en onze koning is van den Heilige Israëls. Och, dat onze ziel naar deze dingen vragen mocht! Maar hoe velen, die er gansch geene werkzaamheid mee hebben. Zij leven voor de wereld en de zonde, en bekom meren zich niet over de vraag hoe zij met God verzoend worden. Wat zal het kruis van Christus eenmaal tegen dezulken ge tuigen, want door het Evangelie wordt in dat kruis, waaraan de Heere gestorven is, hun verzoening geboodschapt. Want God was in Christus, de wereld met zich zei ven verzoenende, hunne zonden hun niet toe rekenende, en heeft het woord der ver zoening in ons gelegd. Wie in ongeloof en zondeiust dit woord van zich stoot, zal niet behouden worden, maar gewisselijk verloren gaan. Maar voor oprechten is hier troost. Be houden worden, het is u een zielsbegeerte, een bede tot God geworden. In uw armoe en ellende is u niets overgebleven dan het kruis van Jezusdaar hebt gij verzoening gezocht en door genade ook gevonden. Gij waart een vijand, en zijt een vriend van God gesteld. O, zalig heilgeheim van Jezus kruisdood Verlaat u op den Heere, die u zoo onuitsprekelijk heeft liefgehad. Hij heeft u verzoendHij zal u ook be houden. Want indien wij vijanden zijnde met God verzoend zijn door den dood zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door zijn leven. Van der Veen. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Enkele opmerkingen. per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. Want indien wij vijanden zijnde met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden wor den door Zijn leven. rom. 5 10. Het was my een oorzaak van vreugde, dat ds. Kersten van Rotterdam eenige aanteeke- ningeli zond op wat ik geschreven had over de Kerken, welke uit de actie van ds. Ledeboer ontstaan zyn, want wy leven nu eenmaal in een tyd, waarin de pers een grooten invloed uitoefent. Ieder, die zich geroepen 'gevoelt eenig goed te bewaren en te verdedigen, is wel ver plicht met het gedrukte woord te rekenen. Op deze wyze leert men bovendien elkanders mee ning gemakkelijk kennen en wanneer men de noodige kalmte weet te bewaren, dan geeft dit allicht eenige winst. Gelijk ik beloofd heb, laat ik nu nog een paar punten volgen, waarop ik terug wilde komen. Jaren geleden arbeidde ik in de Graaf schap Bentheim, waar onze Kerken zich oud- Gereformeerde noemen. Meermalen heb ik tegen deze benaming getoornd, waaruit aan ds. Kersten blijken kan, dat ik geen de minste voorliefde voor dezen naam gevoel en ik ga derhalve met hem accoord, als hij dit woord verwerpt. „We dienen toch niet als pronkstuk in een antiquiteitenkast Waarom dan oud- Geref. Recht zoo, antwoord ik, en het ver blijdt mij, dat de schrijver zóó daartegen yvert. Ik heb het woord dan ook niet gebezigd, omdat ik het voor mijn rekening zou willen nemen, maar omdat het jaren lang in zyn kringen opgeld gedaan heeft. Laat de gedachte in die Kerken doordringen, opdat we nog eens de ure beleven waarin niemand het meer gebruikt, voorzoover het mij vergund wordt, wil ik daaraan meehelpen. Wij Gereformeerden behoeven geen overblijfsel uit het verleden te zyn, dat men als een antiquiteit behandelt, neen, wy hebben de roeping om in onzen tyd te doen, wat onze vaderen in hun tyd gedaan hebben. „Dat wij niet mee kunnen met hetgeen op politiek terrein plaats grypt c. q. de coalitie, is toch waarlijk niet iets, dat alleen onze ge meenten eigen is. Hoe veel leden der „Geref. Kerken" toch om van anderen niette spreken, kunnen zich in de coalitie niet vinden". Op deze door mij aangehaalde woorden wil ik ook even de aandacht vestigen. Allereerst merk ik op, dat zij nog veel sterker dan ik het gedaan had uit laten komen, hoe die gemeenten staan tegenover ons streven op staatkundig gebied. Maar ik acht het goed er iets aan toe te voe gen. De stryd welken de anti-revolutionaire partij reeds geruimen tyd voert, had oorspron kelijk met de huidige coalitie niets te maken. Lang waren wij een klein leger, dat opkwam voor de rechten van alle Christus-belijders. Nu ondervonden de leden van de Geref. gemeen ten evengoed den druk van het oppermachtig liberalisme als wy. Een deel hunner heeft dit dan ook wel gevoeld, waarom zy ons dan ook steunden, maar er was ook altjjd een deel, dat zich op een afstand hield en uitsprak, dat het beter was om zich stil te houden. Toen was er nog van coalitie geen sprake en waarom kan dit de mannen van toen niet verontschul digen. Voorts geven wy toe, dat de coalitie eigenaardige bezwaren meebrengt en wy zou den het bedenkelijk achten, als de belijders van de Geref. leer alles maar ijkten, wat de coalitie ons brengt, maar een andere vraag is het, of het in orde is, indien een deel van het Geref. volk zich onthoudt en stil zit, waar er ge worsteld wordt om de doorwerking van den zuurdeesem van het evangelie in de wetten van het land. Wy hebben het onlangs nog kunnen zien, met welk een kracht de partijen des ongeloofs opkwamen tegen de voorgestelde zedelijkheids wetten en wij vertrouwen, dat ds. Kersten niet beweren zalzulke wetten waren niet noodig. Wij nemen aan dat hy en velen uit die gemeenten zich verblijd zullen hebben, dat ons ministerie den moed heeft gehad de zedeloosheid te beteugelen. Als de coalitie politiek verkeerde paden bewandelt, dan be hoeft niemand dit goed te keuren, maar om terwille van de schaduw het licht niet te zien, is toch ook niet in orde. Er staat te veel op het spel om lydelyk toeschouwer te zyn. Waarlyk de vruchten van de coalitie zijn tot dusver nog niet slecht. Het zy my vergund nog een ander punt even aan te roeren. Dat de Gereformeerde gemeenten in den laatsten tyd gewoon zyn te antwoorden op wat de Generale Synode onzer Kerken te harer kennis brengt, waardeer ik, en zal afwachten, wat zy van ons te zeggen hebben. Doch als ds. Kersten schrijft: „Ons volk kan zich in de Gereformeerde Kerken niet vinden", wat verhinderde hem om daar van de oorzaken aan te wijzen. Wij waren dan in de gelegenheid om eens na te gaan, hoe gewichtig de bezwaren zijn. Nu hy zelf er toe kwam om een dergelijke bekentenis af te leggen, ligt het voor de hand, dat wy wel eens weten willen, wat hy daarvan dénkt. Is hij het met ons eens, waar wij uitspraken dat het in hoofdzaak vastzit op hun beschouwing van de Hervormde Kerk Het zal my welkom zyn, als zyn uitspraak verwezenlijkt wordt. „Die tyd zal komen, doch zal dit gebeuren, dan is het niet van belang ontbloot, in dien wij over en weer weten, wat wy aan elkander hebben. Het lykt my toe, dat zoolang zy met het aangezicht naar de Hervormde Kerk als naar het Sion Gods staan, er weinig kans is. Ik zeg dit, al weet ik, dat het beschouwd zal worden als een roepenAan ons heeft het niet gelegen, maar my is het voor het minst om op die wyze geoordeeld te worden. Tranen zyn goedkoop en deeren weinig. Aan ds. Kersten niyn erkentelijkheid voor zyn bezadigd schrijven en gaarne neem ik zyn bede overDoe de Heere ons den tyd beleven,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 1