UIT HET EEVEN. ZENDING. over het verschil) kan voortvloeien uit vrees, dat de vrede verstoord wordt; maar er is ook een andere verklaring mogéli/jkOns volk kan zich in de „Geref. Kerken" niet vinden. Mocht de Heere nog eens opstaan en zich over Sion ontfermen. Die tyd zal komen, maar niet zoo lang we roepen: „Aan ons heeft het niet ge legen," doch zoodra „'s Heeren knechten een welgevallen hebben aan hare steenen en mede- lyden met haar gruis." Doe de Heere ons dien tyd beleven. U, Mynheer de Redacteur, dankend voor de verleende plaatsruimte Verblyf ik met de meeste hoogachting, Uw dw. G. H. Kersten. Rotterdam, April 1911. Enkele opmerkingen. De naam van die Kerken isgereformeerde gemeenten in Nederland sedert het jaar 1907. Hoe komt het dan, dat ik ze op een andere wyze aanduidde? Dat ik van Ledeboeriaansche Kerken sprak, was niet om iets onaangenaams te zeggen. Het verheugt mij zelfs, dat zy zelve niet gaarne zoo genoemd willen worden, want .het is niet goed, wanneer Kerken den naam van eenig mensch, al stond hij nog zoo hoog, aannemen. Zy moeten alles vermyden, wat ook maar den schijn zou kunnen opwekken, dat zij waarde hechten aan een naam uit de menschen ter onderscheiding van andere, welke ook zich houden willen aai» de waarheid Eén is uw Meester en gy zijt allen broederen. Ook heb ik er niets tegen om die Kerken te noemen, gelijk zij by de overheid bekend zijn en ik wil mij daarnaar gedragen. Doch met het oog op het doel, 't welk ik my voorgesteld had, was het noodig, dat ik duidelyk maakte, aan welke Kerken ik dacht en nu wist ik geen woord, dat meer geschiktheid had. Als ik er boven gezet hadgereformeerde ge meenten, dan zou men my billijk hebben kunnen verwyten, dat wat ik schreef niet gold van al die gemeenten. Ik wilde het hebben over een bepaalde groep van die Kerken en niet over alle. Bij de vereeniging van de Kerken, die uit de actie van ds. Ledeboer ontstaan waren, met andere, welke een geheel ander verleden hadden, wilde ik niet stilstaan, maar enkel bij de eerstgenoemde. Niet derhalve om die Kerken te krenken, maar alleen om duidelyk uit te laten komen, wat ik bedoelde, gebruikte ik het woord. ■Min juist noemt de geachte sehryver wat ik meedeelde over de scheuring onder de leiding van mannen als Bakker van 's Gravenpolder en Vader van Meliskerke en ik erken, dat ik, als ik de historie had willen schry ven, breeder had moeten zijn. Waar is het, dat er oneenigheid gerezen was tusschen ds. van Dijke en Bakker, doch het was my niet te doen om een twist tusschen deze beide mannen, maar ik wilde enkel de aandacht vestigen op de verdeeldheid tusschen de leden van de gemeenten, welke in een scheuring eindigde en dan is het historisch juist, dat deze eerst haar beslag kreeg na den dood van ds. van Dyke. Een der oorzaken was de oneenigheid reeds bij het leven van us. van Dyke,maar er kwamen andere by, zelfs te vele om te noemen in een kort artikel welke de zaak helaas zulk een verloop deden krijgen. Als ik hierover had willen uitweiden, dan had ik een zeer donkere bladzijde uit de geschiedenis dezer Kerken moeten lezen. Doch het lag niet op mijn weg om deze onaangename dingen in herinnering te roepen. Voor my was het vol doende om aan te wijzen, wat het einde was geweest van deze treurige verwikkeling. Als een winst beschouw ik het, dat ds. Kersten toegeefter is geen enkel bezwaar tegen de op leiding van aanstaande dienaren des woords in den middelvjken weg. Ik waardeer den moed, welke uit deze woorden spreekt, en ik hoop van harte, dat de besluiten hunner jongste Synode, waar de opleiding breeder geregeld werd, krach tig doorwerken mogen. Het is ons aangenaam, dat er een begin mede gemaakt is en als het hun gelukt, er al deze Kerken voor te winnen, dan zal het ons een oorzaak van blijdschap zijn. Ook nemen wy met genoegen kennis van deze uitspraak: „ds. Ledeboer was ook niet tegen studie hoe zou dit kunnen want deze uitspraak is juist en wy vertrouwen derhalve, dat de sehryver er aan arbeiden zal, om zyn volk te bewegen, voortaan deze gedachte te hul digen, waardoor meteen een twistappel tusschen hen en ons verwijderd zal zyn. Onbekend is het mij niet, dat ds. Ledeboer veel gearbeid heeft en het zou bijgevolg niet pas sen hem een verwyt te doen dat hy niet genoeg heeft gewerkt. Ik geloof ook niet, dat ik aan leiding heb gegeven tot dit denkbeeld. Maar wel heb ik betreurd, dat die kerken deze zoo gewichtige zaak zoolang hebben laten rusten, en weinig gedaan zelfs om de overtuiging te versterken, hoe noodzakelijk het was. j't V alt dan ook hard, wat ge schry ft in de laatste alinea van uw tweede stuk". Niets zou my liever zijn, dan dat ik deze alinea kon terugnemen, en als de schrijver zoo vriendelijk wil zijn mij het tegendeel te bewijzen, dan zal ik daartoe overgaan. Doch in dit geval verzoek ik hem vriendelyk het laatste gedeelte van mijn tweede stuk nog eens nauwkeurig te lezen, want nu geeft hy het niet getrouw weer. Om die reden wil ik er even op wijzen, dat ik het toejuich, wanneer sommigen hunner de Sehot- sche, door mij genoemde sehryver, lezen. Zij vormen dan ook de kern en het ware te wen- schen, dat allen, die zich Gereformeerd noemen, beter wisten, wat daarin te lezen staat. Wij hebben nooit veroordeeld en doen dat nog niet, dat men in die kringen nog gesteld is op het onderwerpelyke in de prediking, want wy achten dit ook onmisbaar. Maar wel betreuren we het, dat velen een bevinding willen zonder haar te stellen onder de leiding van het'woord des Heeren, wijl dit den mensch voert op het nevelig spoor van een kranke verbeelding. Als de mannen, die in deze kringen arbeiden, ver staan, dat beide, de voorwerpelyke en de onder werpelyke zyde van de waarheid tot haar recht moet komen, dan zullen zij gezegend kunnen arbeiden en hun volk bewaren onder de leiding des Geestes voor een eenzijdige opvatting, welke uit de hoogte anderen veroordeelt. Nu ik nog eens nalas, wat ik in mijn derde stuk schreef over de nieuwe koers, is my haast onbegrijpelijk, hoe de geachte sehryver, de vraag kan doen„En in het niet meer dragen van steek en korten broek zult u toch geen verandering van koers zien", daar ik toch zeer helder aangegeven heb wat ik er onder verstond. Wijl dit stuk toch reeds een tamelijk groote ruimte inneemt, ben ik verplicht over een paar punten uit het schrijven in een volgend num mer te antwoorden. Bouma. Classikale vergadering. Op de Classikale vergadering van Middel burg, den 2en Mei in de Hofpleinkerk gehou den, werden vele zaken behandeld. Dit zal wel blijken, als het verslag daarvan in de Kerk bladen verschynt. Om die reden is het ook niet noodig thans reeds alles te vermelden, wat ter tafel gekomen is. Wij beperken ons dan ook tot enkele dingen. De conclusies van het Rap port-Armenwet, dat ook afgedrukt gestaan heeft in ons blad, werden met algemeene stemmen aangenomen en zullen ter Particuliere Synode gebracht worden. Wanneer de Tweede Kamer echter dit wetsvoorstel, gelyk het gerucht gaat, zeer spoedig afdoet, kon het wel eens te laat zijn. Ook werd het advies door deputaten over artikel 171 van de Grondwet overgenomen en zal insgelyks aan de Particuliere Synode ge zonden worden. Over de voorstellen van Zaandam,' ds. Sikkel e. a. ontspon zich een korte discussie en ein digde met de aanneming van een voorstel, door ds. Kerkhof ingediend, dat alleen uitsprak laat de zaak rusten. Het leek mij toe, dat de belangstelling voor deze kwestie niet zoo groot meer is dan enkele jaren geleden. Toen vóór de Synode van Arnhem deze zaak op onze Classis behandeld werd, waren velen tegen woordig om te luisteren. Nu slechts enkelen. Op de vergadering zelve bleek ook weinig lust om er lang over te spreken. Of het een 'goed of slecht teeken is, daarover zal ik mij in elk geval thans niet uitlaten. Met een kleine meerderheid werd het voor stel aangenomen. Er was een gewichtig advies over de grens regeling tusschen Serooskerke en Vrouwe polder, doch het heele rapport daarover komt ook eerstdaags in ons blad en daarom behoeft er op dit oogenblik niets meer van gezegd te worden. Elke belangstellende kan het straks -op zyn gemak lezen. Over ons Zendingsterrein, over een breeder onderwys in Zendingstheorie en Zendingshis torie aan onze theologische studenten, over de opleiding van onze missionaire dienaren werd menig woord gewisseld, maar wy zyn niet veel verder gekomen, wel een beetje. Door de stevige leiding van den praeses waren we om ruim acht uur gereed. De Classis oordeelde, dat zy eerst op een volgende vergadering haar indruk kan geven over wat Middelburg's Kerken mededeelden aangaande de onderhandelingen over de ineen smelting. Zonder vooruit te willen loopen op de uitspraak van de Classis, kunnen we wel zeggen, dat zy niet naar huis gegaan is met de gedachtede ineensmelting zal spoedig tot stand komen. Niet bemoedigend. Bouma. Ter Gedachtenis. Verleden week werd in ons blad ter kennis gebracht, dat de WelEerw. Heer ds. J. A. Klercq, em. predikant te Huizen, na een langdurig doch zeer geduldig lyden heengegaan was. De over ledene was een Middelburger en heeft lange jaren in den wijngaard des Heeren met eere mogen arbeiden. Hy diende onderscheiden ge meenten en zyn werk is niet ij del geweest. Wegens zyn godsvrucht was hij algemeen ge acht en het was zijn lust om al zijn gaven te wyden aan den opbouw van Jeruzalems muren. In den ouderdom van twee-en-zeventig jaar verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige. De familie treurt over het verlies, maar zy behoeft het niet te doen als zij, die geen hoop hebben, want zy mag gelooven, dat het sterven voor hem winst is geweest. Op de laatste Classis van Middelburg werd meegedeeld, dat de oude vader van Grypskerke's predikant dicht bij den dood was en heden ont vingen we het bericht, dat het den Heere be haagd had hem tot Zich te nemen- Ook deze hoogbejaarde dienstknecht van Christus is der halve den weg van alle vleesch gegaan. Byna drie-en-tachtig jaar is hij geworden. Ds. J. J. Koopmans was een Fries van ge boorte. Nog jong had hij zichzelf leeren ken nen en was gevlucht tot de schuilplaats in Jezus Christus voor zondaren ontsloten. Later heeft hy in Kampen gestudeerd en na predikant geworden te zijn heeft hij de gemeenten Wes tergeest en Holwerd gediend. Daarop heeft hy Friesland verlaten en heeft den arbeid voort gezet in Holland. Stellendam was de laatste gemeente, waaraan hij zijn gaven gewijd heeft. Ook deze dienaar des Woords had een goeden naam en is menigeen ten zegen geweest. Een rustigen ouden dag heeft hij mogen ge nieten in het gezin van zijn zoon en hij heeft dit voorrecht gewaardeerd. Hy sprak tot op, hoogen leeftyd nog graag over den dienst des Heeren en hij bleef belangstellen in alles, wat betrekking had op de uitbreiding van het Ko- ninkryk der hemelen. Als Simeon weleer is hij heengegaan in vrede. Het gaat ons aan 't hart, dat die oude be proefde dienaren ons verlaten, want wij zagen en ontmoetten hen nog zoo gaarne eens, al was 't maar voor een enkele maal. Maar wy misgunnen hun de rust niet, die er over blijft voor al Gods volk en wij zeggen tot ons zelf: benaarstig u om uwe roeping en verkiezing vast te maken. Bouma. Een goed prediker. In een onzer christelijke tijdschriften werd dezer dagen herinnerd aan de eischen, die Luther aan een goed prediker stelt. Dat moe ten onze lezers eens hooren. Zij zijn de vol gende le. Hy moet geregeld spreken. 2e. Hy behoort vlug van begrip te zyn. 3e. Hy moet wel ter taal zijn. 4e. Hij heeft een goede stem noodig. 5e. Een goed geheugen. 6e. Hij moet weten, wanneer hij moet op houden. 7e. Hy moet zeker zijn, van wat hy zegt. 8e. Hy behoort lyf en heil, goed en eer voor het woord te wagen en over te hebben. 9e. Hij moet er tegen kunnen door elk be spot en veracht te worden. J a, dr. Maarten kan de dingèn krachtig zeg gen dat blijkt ook hier weer zoo duidelyk want deze vereisehten zijn waarlyk niet gering. Maar nu is dit het eigenaardige van het geval, dat de Heere, die zijn dienstknechten roept, zich in vele gevallen aan deze voorwaarden van den grooten dr. Maarten Luther niet stoort. Er zijn niet weinige predikers, van wie we mo gen gelooven, dat ze van Godswege tot hun ambt zyn geroepen, en die niet zonder zegen hebben gearbeid, maar die toch met boven- staanden negenvoudigen maatstaf gemeten, te klein zouden worden bevonden. Het lijkt my altyd wat bedenkelijk, wan neer er van een prediker gezegd wordthy moet dit zijn, en hy moet dat zynwant per slot van rekening hebben wij ze toch te nemen, gelijk de Heere ze ons geeft. Of wy het goed vinden, of niet,^er is nu eenmaal ook op het gebied van de predikkunst, evenals op7elk an der gebied, onderscheid van gaven. Wanneer een prediker woekert met de twee of drie ta lenten, die hem verleend zynwanneer hij eeuwig bidt en ijverig studeertdan is hij bij zijn Zender een even goede en getrouwe dienst knecht als zijn ambtgenoot, die met tien talen ten gedaan heeft, wat hy kon. Neen, ik geloof, dat de wyze doctor Luther hier niet met wijsheid heeft gesproken, toen hij zoo apodiktisch zijn negen eischen stelde aan den prediker, wilde deze goed kunnen worden genoemd. Wij zyn tevreden, wanneer hij ons bet Woord Gods zuiver verkondigt, ons de Schrift duidelijk en praetisch verklaarten doet hy dit dan bovendien nog met een klankvolle stem en in een mooie taal, dan zijn we óver- tevredenmaar het eerste is toch het voor naamste. Wij nemen onze predikers, zooals God ze ons geeft, indien we maar overtuigd zijn, dat ze hun best doen en geven, wat ze ver mogen. Sommige menschen zijn in het beoordeelen van de predikantenwel een weinig Luthersch. Vooral aan de uitwendige gaven, stem, voor dracht, gebaren, taal en styl, voorkomen, stellen zij de hoogste eischen, evenals de schouwburg bezoekers dit doen bij hun tooneelspelers. De preek is hun meer een voorwerp van zinnelyk genot, dan middel tot onderwyzing en stichting in het Woord, tot opbouwing in het geloof, zoowel in de kennis als in het vertrouwen. Het luisteren moet geen inspanning kosten. Men moet er niet bij behoeven te denken. Het is dan ook voor de predikers een groote troost te weten, dat God in zijn eischen veel gemakkelyker is dan de menschen het dik wy ls plegen te wezen. De grootste eisch Gods aan zijn dienstknechten in het Woord is dezedat ze getrouw moeten zijn, dat ze het Woord recht snijden, niet naar den smaak der menschen, maar naar den wil van God. En natuurlyk, een prediker, die getrouw is, zal ook de uitwendige gaven niet verwaarloozen. Het zal zyn streven zijn ook de vorm zyner prediking zoo aangenaam mogelijk te maken. Een preek, ook over een diepe waarheid, moet eenvoudig zyn, en helder en levendig. In een preek mag. geen vertoon van geleerdheid zijn, geen jacht naar diepzinnigheid. Het is voor een man van studie geen kunst om een geleerde preek te houden, waarby de grootste wysneus in de banken der toehoorders zich het hoofd moet vasthouden; maar dat is een gave om over de moeilijkste stukken zoo gemakkelijk te prediken, dat de eenvoudigste hoorder zegt Zoo had ik het ook wel gekund. Evenzoo moet ook de stem van den prediker een voorwerp zijn van zijn byzondere zorg. Ook die stem moet geoefend worden. Een schorre schreeuwstem is nu juist niet de mooiste stem. Als Luther gezegd hadlet op uw stem, maak ook werk van uw stem, dwing haar tot ge hoorzaamheid dan gingen we met hem accoord. Er zijn in de uitspraak verscheidene dingen, die met een ernstige wil afgeleerd kunnen worden. Maar toch kan God een prediker, wiens stem niet bijzonder fraai is, zeer goed gebrui ken om zijn Woord te verkondigen met zegen voor het volk. En zoo is er meer. De Heére gebruikt heel wat dienstknechten, die aan de eischen van Dr. Maarten Luther in de verte niet voldoen. En die hoorders zyn er ten slotte het beste aan toe, die dankbaar genieten, wat ze in hun prediker van God verkregen, en niet zich de ziel kwellen met ontevreden naar het hoogste te hunkeren, dat zeldzaam is te verkrijgen. De tien talenten zijn dun gezaaid. In de wereld en in de kerk. En ook hier geldt ten slotte het spreekwoordWie het kleine niet eert, is het groote niet weerd. Prinses Juliana. Er zullen Zondag 30 April niet vele kansels geweest zyn, waarop geen dankgebed is uit gesproken tot God, omdat Hij in zyn goed gunstigheid wederom onze kleine prinses een nieuw levensjaar deed ingaan. Dat lieve kind heeft het hart van heel ons volk. Zy hebbe het, en winne het steeds meer, tot in lengte van jaren. Zoolang de Oranjeliefde blyft leven, zoolang zal ons Nederland het oude Nederland zijn. Moge Juliana onder den zegen des Heeren recht voorspoedig opgroeienmoge ze door Gods vleugelen worden overschaduwdop de handen van het volk gedragenmaar bovenal door Gods genade worden verwaardigd om te zijn een ootmoedige dienstmaagd des Heeren en een vrome vorstin over onzen Nederland- schen stam. Laman. Van een voorstel. Eenige weken geleden gaven wy drie stukjes over de opleiding onzer Missionaire Dienaren. Aan het einde kwamen wij tot het volgende voorstel De Particuliere Synode geve aan de Gene rale Synode in overweging om 1. Aan de Curatoren der Theol. School op te dragen in overleg met de Prof. aan de School het onderwys der studenten in Zendings historie en Zendingstheorie te regelen, desnoods door het aanstellen van een vyfden Professor. 2. Aan de Generale Zendingsdeputaten op te dragen in overleg met de verschillende Zen dende Kerken een plan te ontwerpen tot op leiding onzer a.s. Miss. Dienaren des Woords. De Kerk van Middelburg A had dit tweej ledig voorstel op de Classicale vergadering van Middelburg gebracht, j.l. Dinsdag. Doch het vond geen genade in de oogen der Broeders. Ds. Pol van Vlissingen was de groote kam-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 2