ZENDING. Onze beroepen Missionaire Dienaar. Handel en nijverheid in dienst der Zending. men een oogenblik vrij heeftin dat mooie werk vonden we een ontboezeming van dezen ruimhartigen vader der afscheiding, welke dezer dagen wel eens in herinnering mag worden gebracht'. Op Yry dagmiddag 10 Juni 1854 kreeg in de vierde Sessie van de Synode te Zwolle de lang ge- wenselite hereeniging haar beslag tusschen de Geldersche en Overyselsche Kerken, die Brurn- melkamp volgden, eenerzyds en de andere kerken der scheiding anderzijds. Zoo werd een veeljarige breuke geheeld. En deze her eeniging der kerken heeft spoedig verder ge leid tot eenheid in de opleiding. In die dagen voegde Prof. Brum meikamp bij de notulen dezer Synode dit schoone slot woord, waarin we enkele zinnen onderstreepen „Wordt my bij het nazien en in orde bren gen der Notulen, de gelegenheid gegeven, ook mynerzyds te getuigen, hoe innig ik my in onze hereeniging verheugik voldoe, wanneer ik haar aangrijp, daardoor aan de behoefte van myn hart. „Vader!" zegt de Hoogepriester onzer be lijdenis, „Ik wil dat zy één zijn, dat zy allen één zyn, gelijk als Gij in My en Ik in U." En zou zyn Geest waarlijk in ons kunnen wonen, zonder dat wij naar die eenheid dorstten Zou het mogelyk zyn, dat de verbrokkeling van het' lichaam Christi ons daarbij niet op het diepste griefde? By de vraag wat de geschiedenis der eeuwen ons leerde, is het antwoordO zoo gemakkelijk, o zoo licht gelukt het den Vorst der duisternis scheure op scheure te bewerken, broeders tegen elkander in het harnas te jagen en hen elkander te doen verbijten en vereten En de heeling der breuken hoe meer hy werd beproefd, des te duidelijker werd het, dat men er bijna altijd aan moest wanhopen l En zoo een ondervinding van een twintigtal jaren ons het eene zoowel als het andere op het krachtigste bevestigde, dan mogen wij wel, diep verteederd door des Heeren goedertierenheid en genade, in aanbidding en verwondering ons zeiven verliezen en uitroepen„God heeft groote dingen bij ons gedaan, dies zyn wy verblijd." Zoo zij het dan by ons en bij ge heel de Gemeente. Het herdenken aan de groote daden onzes Gods zy onze ziele goed. Bouwe Hy zelf zijne gemeente, bevestige Hy het werk zijner handen, en worde zyne genade meer en meer over ons uitgebreid." 't Rechtvaardig volk zal welig groeien Daar twist en wrok verdwijnt, Zal alles door den vrede bloeien, Totdat geen maan meer schijnt Geloofd zy God, dat eeuwig Wezen, Bekleed met mogendheên De Heer, in Israël geprezen, Doet wonderen, Hij alleen Deze woorden kwamen den beminnelyken Vader der scheiding regelrecht uit het hart. Zyn gansche leven is geweest een zoeken van eenheid. Gestadig hield hy dan ook voeling met geloovigen uit andere kerkformaties. En daarbij was hy toch ook een zeer beginsel vast man. Hy wist zeer goed, wat hij wilde. We hebben in bovenstaande aanhaling enkele woorden onderstreept, omdat ze ook den tegen- woordigen toestand in ons kerkelijk leven zoo helder weerspiegelen. Zal er waarlijk eenheid komen, dan moet er dorst naar eenheid zijn. Waar een wil is, daar wordt ook op den duur een weg gevonden. De liefde is vindingrijk. Als het waar is, wat reeds meermalen gezegd is, dat het voor den bloei van ons Gereformeerd kerkelijk leven noodza kelijk is, dat de tweeheid in de opleiding ver dwijnt, dan moet er ook een oplossing worden gevonden. Een oplossing! Niet een doorhak king! Een samensmeltingNiet een opslorping Een wezenlijke eenheid! Niet een gekunstelde samenkramming Wat nu die noodzakelijke eenheid betreft, niet ieder is er evenzeer van doordrongen. Sommigen zeggen ze moet er komen. Anderen zeggenhet zou wel goed zijn, indien ze er kwam. En nog weer anderen zeggenze is niet noodig; nergens nuttig voor ja het is veel beter, dat de tweeheid er blijft. Ik zal thans niet uitmaken, wie gelyk heeft. Maar wel komt het in ds. Brummelkamps zeer leerzame boek zoo duidelijk uit, hoe in de kerken der Scheiding de vrede en de rust verkregen zyn, nadat de verschillende opleidingsscholen allen te Kampen zyn samengebracht. Toen vloeiden de stroompjes in één bedding, eerst nog een weinig woelig, spoedig geheel gekalmeerd. Dat is de stem van de wyze moeder-historie. Twintig jaren heeft de breuke tusschen de kerken der Scheiding geduurd, en de hereeni ging kwam. Talrijke pogingen mislukten. Het scheen, alsof de verdeeldheid hopeloos was, en er nimmer een oplossing van het geschil zou worden gevonden. Niettemin behoort deze droeve kwestie nu reeds bijna zestig jaren tot het ver leden. Er leven er misschien wel onder het tegenwoordig geslacht, die het aan hunkinde ren zullen verhalen, hoe ook wij omstreeks de wisseling van de 19de en 20ste eeuw over de Opleiding hebben getwist, en er byna aan hebben gewanhoopt een wezenlijke eenheid te vinden. Als we daaraan denken, hoe in het toekomende onze dwaasheid zal worden beschreven, dan be ginnen we waarlijk nu reeds verlegen te worden over onszelf. Het is zoo waar, wat vader Brummelkamp schrijft, dat er in al die kerkelijke twisten en oneenigheden zooveel werk van den duivel wordt gevonden. „O zoo gemakkelijk, o zoo licht gelukt het den vorst der duisternis scheure op scheure te bewerken, broeders tegen elkander in het harnas te jagen, en hen elkander te doen ver bijten en ver eten!" Wat is dat waar! Er is in deze dingen, aan den eenen en aan den ander kant, zooveel gerucht van het haantje, dat koning wil kraaien. Paus A en Paus B vechten om het Yaticaan. Ach ja, zoo ging het vroeger na '34, en nu nog na '86 en '92. Tot groot vermaak van den duivel. Dominee A veegt in zijn blad dominee B. den mantel uit, maar dominee B gaat er wederkeerig bij dominee A met den borstel duchtig van langshet is '34 tegen '86 en '86 tegen '34het is school tegen faculteit vice versahet is Christelijk Gerefor meerd tegen Gereformeerd en omgekeerdhet is Yan Dijken tegen Bakker en Bakker tegen Yan Dy ken enzoovoort, enzoo voort. o Waren die twintig jaren van twist en ver deeldheid over allerlei zandhoopjes maar om, Zoodat we „diep verteederd door des Heeren goedertierenheid en genade, in aanbidding en verwondering ons verliezen en uitroepenGod heeft groote dingen by ons gedaan, dies zijn wy verblijd". Zy er in het hart van allen, die Sion lief hebben, een dorst naar eenheid een gedurig gebed om hereeniging van allen in ons vader land, die de Gereformeerde belijdenis liefheb ben, met overboordwerping van den ballast aller eigenzinnigheden en eigenwilligheden. Wanneer zal het Gereformeerde volk, het zaad der vrome voorgeslachten, zich weer hereenigen om de eenige banier der Waarheid naar Gods Woord Nu schaart ieder zich om zyn eigen banier. De eenen om de banier „der weten schap" de anderen om de banier van „het bevindelijke"nog weer anderen om de banier van „onzen ouden naam" nog weer anderen om de banier van „de vaderlandsche kerk" nog weer anderen onder de banier „der eigen inrichting" enzoovoort, enzoovoort. In al deze dingen, die slechts voor een tijd zyn en door vuur zullen vergaan, botsen de meeningen en splitsen de partyen. Terwijl we allen moeten vereenigd zijn rondom de eenige banier van Gods onfeilbaar Woord en de aloude belydenis met verdraging van elkanders zwakheid, met waardeering van elkanders ziens wijs in bij komstige dingen. Is dit een vrome wensch Goed, het zy zoo Maar moge het Gode behagen deze vrome wensch, waarover menigeen misschien de schou ders op zal halen, te zijner tyd te vervullen op het gebed dergenen, die de breuke in Sions muren betreuren en roepen om den vrede van Jeruzalemopdat we nog eens recht kunnen zingen als met een stemme veler wateren 'tRechtvaardig volk zal welig groeien; Daar twist en wrok verdwijnt Zal alles door den vrede bloeien, Totdat geen maan meer schijnt Geloofd zy God, dat eeuwig Wezen, Bekleed met mogendheên De Heer, in Israël geprezen, Doet wonderen, Hij alleen Laman. Gelyk reeds door één der Redacteuren van het Kerkblad gemeld werd is het examen van ds. Merkelyn, eenige weken geleden doorhem afgelegd, uitnemend geweest. Doch, zooals wy vroeger schreven, is dit slechts de eerste stap op den weg. De studie in de talen en in de medicijnen is nu aan de ordeen inderdaad is deze studie geen kleinigheid. Met volle kracht heeft ds. Merkelyn zich nu aanvankelijk op de taalstudie geworpen. Yan Prof. Poensen ontvangt hy les in het Javaansch. Prof. Snouck Hurgronje onderwijst hem in het Arabischterwijl ds. Merkelyn door zelfonder richt zich bekwaamt in het Maleisch. Zooals men wel begrijpen zal, zijn deze talen, vooral het Javaansch en Arabisch, buitenge woon moeilijk. Hier zal nu nog bij moeten komen de studie in de medicijnen. Het oorspronkelijk plan was, gelyk wy her inneren, dat de voorbereiding van 2 jaren gelijkelijk verdeeld zou worden over Nederland en Indië. Zoo zou onze broeder in September a. s. reeds vertrokken zijn. Ja, de plaatsen op de boot zijn reeds sinds maanden gehuurd. Het blijkt echter, dat het meer wensehelyk is, de studiën in ons land wat langer en in Indië wat korter te doen duren. De tyd van voorbereiding blijft dus wel 2 jaar, en niets meer. Doch in plaats van Ne derland en Indië ieder 1 jaar te geven, dacht het den Zendingsdeputaten en der Zendende Kerk beter, Nederland wat ruimer te bedeelen, en Indië wat in te krimpen. Zoo de Heere wil zal broeder Merkelyn de grondslagen voor de 3 talenhet Javaansch, Arabisch en Maleisch hier te lande nu volledig kunnen leggen en de practische oefening op Java kunnen voortzetten. De medische studiën hoopt hy in September aan te vangen, onder leiding van dr. Scheurer, die, als lid der Tweede Kamer, in den Haag gaat wonen. De praktijk zal ds. Merkelijn dan leeren in Indië te Djocjacarta, in het halfjaar, dat hem by zyn vertrek nog overig zal zyn. Dat vertrek zal alzoo D. Y. plaats hebben in het voorjaar van 1912. Door eenige invloedrijke, Gods Koninkrijk liefhebbende mannen, is het plan ontworpen de handel en de nijverheid in dienst te stellen van de Zending. In het j.l. Zaterdagavond nummer van Be Standaard heeft dr. Kuyper over deze zaak een asterirkin de nummers 11—13 van de Ne erl. Zendingsbode behandelt de heer Meulenbelt deze kwestie, en in het Maart-nummer van Be Macedoniër spreekt de heer Dienske over dit onderwerp. Om twee redenen vooral wordt het wensche- lijk geacht, dat handel en nijverheid de Zen ding steunen. Allereerst toch nemen de uitgaven by de verschillende Zendingsvereenigingen onrustba rend toe. Onrustbarend Jawant wel wijst deze vermeerdering van uitgaven op'toenemen- den zegen op het Zendingsveld, en is 't alzoo een reden den Heere te danken. Maar aan de andere zyde sty gen de inkomsten niet evenredig. Yandaar de vreeselyke tekorten van duizenden en tienduizenden guldens. Er moet uitkomst komen, anders gaat de Zending achteruit, en zullen wy moeten gaan bidden„Heere houd Uw zegen op den Zendingsarbeid terugwant wy kunnen niet in de behoefte voorzien.Handel en nyverheid zullen echter de uitkomst geven, die noodig is. In de tweede plaats is dit middel aangegrepen, met het oog op de bevolking op het Zendings veld. De trap der ontwikkeling is zeer laag;, en ook de aardsche welstand is in den regel bedroevend. Daarom kunnen de toegebrachte Heidenen over 't algemeen zeer weinig helpen in het onderhouden van een prediker, van Kerk, school enz. Zal dit wel kunnen dan moet er welvaart komen. En deze welvaart kan, onder den zegen des Heeren, de handel en nijverheid er brengen. Dat zijn de redenen, welke tot het plan hebben gebracht. De bedoeling is echter niet de Zending zélf handelskantoren te doen oprichten, handelsbe trekkingen te doen aanknoopen enz. Neen, de Zending blijft Zending, en de handel blijft handelbeiden op zich zelf staande en beiden afzonderlyk arbeidende. Er wordt dus een han delsmaatschappij opgericht, waarvan de baten vloeien in de Zendingskaseventueele schade zal echter niet in het minst door de Zending worden gedragenalleen is de winst voor de Zending. Dit is de directe, de rechtstreeksche hulp. En de indirecte, de zijdelingsche steun is, dat het peil der ontwikkeling van de inlan ders wordt verhoogd, de welvaart vermeerderd, en de draagkracht grooter, zoodat zy zelf meer mee kunnen helpen aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk, en de last der zendende Kerk kunnen verlichten. God geve, dat de plannen in daden mogen worden omgezet tot uitbreiding van Zyn Ko ninkrijk. J. D. wlelenga. THOMAS, I. De ryke verscheidenheid die overal te speuren valt, is ook te zien in den apostelkring des Heeren. Wie merkt niet dat Petrus een ander man is dan Johannes Ook in Thomas treedt ons een eigen persoonlijkheid tegemoet. Yeel weten wy niet van hem. Hij behoorde niet tot de spraakzamen. Slechts zelden liet hy zyn geest uit, maar dan was ook zyn woord een vuurvlam. ,Laat ons ook opgaan naar Jeruzalem en met Hem sterven." Met dat woord hadhyde aarzelende jongeren aangespoord om mee op te trekken naar Jeruzalem. Mogen de anderen zich vleien dat het nog wel mee zal vallen, hy ziet dat de verbittering der Joden voor niets zal terugdeinzen, dat ze Jezus dooden zullen. „Heere wij weten niet waar gij heengaat en hoe zouden wij den weg weten", had hij uitgestooten toen Jezus over heengaan sprak. Hij is een moedige natuur die niet licht op zy gaat voor het gevaar, maar hy is ook spoe dig geneigd het donkerste te zien. Het is geen kinderlijk gemoed dat zich gemakkelijk gevan gen geeft. Als in den morgen de wolken drijven, dan denkt hy niet dat op een droeven morgen meest volgt een blijde dag, neen veeleer spellen hem die wolken een dag, somber en donker, een dag van regen en stormwind. Hij ziet de werkelijkheid, maar meestal om floerst. Hy zoekt verstandelijke, duidelijk waar neembare gronden voor zyn weten. Hy ziet duidelijke voorstelling en heldere begrippen. Eenvoudig geloof is hem vreemd. Hy is ietwat eigenzinnig, lang vasthoudend aan zyn eigen meening. Maar toch, hy heeft met zijn vast karakter Jezus lief, lief tot in den dood. En nu is Jezus gestorven. Hy heeft het kruis gezien, den dooden Heiland gezien. Het heeft zyn verwachting den bodem ingeslagen, en toch hy heeft Jezus lief, innig lief. En wat hij nu verder ervan denken moet, hy weet het niet. Zoo zwierf hy rond op de wyde aarde, met gebukte houding, teneerge- slagen oogen. Jezus gestorven! O het floers der rouwe heeft zyn ziel omhuld, in nachtelijk duister ligt zyn hart ter neder. Maar Thomas, Thomas, is er niets voorge vallen op den derden dag? O ja, sommige der vrouwen zyn naar het graf geweest en hebben gezegd dat zy engelen gezien hadden, maar wat kan men nu op de ver halen van die vrouwen aan. Met zekere min achting ziet hy op die naieve vrouwen neer met haar zoo licht ontvlambare verbeelding. Hij gelooft het niet, en wil die opgewonden kindertaal niet hooren ook. Hy is ook veel liever met zyn smart alleen. Troosten kunnen de discipelen hem toch niet. Later zal hy ze wel opzoeken, maar nu wil hij alleen wezen met zijne smart. En zoo doolt hy rond in droefheid, eenzaam en de menschen schuwend. De natuur voegde beter by zyne stomme smart dan die sprekende, vroolyke menschen. En wel vertellen de andere dicipelen hem dat de vrouwen zich niet hebben bedrogen, immers niet alleen Simon, maar zy allen, hebben Hem gezien en met Hem gegeten. De discipelen hebben elkander lief en willen Thomas' smart in blijdschap verkeeren. Zy hebben Hem zelf gezien, nu moet Thomas het wel gelooven. Het is voor geen twyfel vatbaar. En Thomas Zyn droef oog wordt niet ver anderd. Hy gelooft nietj hy kan niet gelooven. O als het zoo was, welk een blijdschap! Maar zyn verstand zegt: het kan niet, het graf geeft zyne dooden niet weer. En als Jezus uit het graf verrijzen kon, waarom heeft hy dan dien smadelyken dood niet verhinderd. Neen, neen het kan niet. Neen, hy kan de discipelen niet gelooven, dat zegt hy, anders niet ryk in woorden, zeer wydloopig. Indien ik in zyne handen niet zie het teeken der nagelen en mijnen vinger steke in het teeken der nagelen en steke myn hand in zijne zyde, ik zal geenszins gelooven. Wat hy zag, is voor hem werkelijkheidhet kruis, den gekruisigden Jezus, den gestorven Jezusdat heeft hy gezien, dat is realiteit en als hij nu ook den opgewekten Jezus ziet en tast, dan is het ook werkelijkheid, maar op het woord van een ander zal hy het niet ge looven. Wat zullen wy nu zeggen? Zullen wy hem pryzen? Neen, prijzen zullen we hem niet, maar toch minacht hem ook niet. Op den ongeloovigen Thomas is eeuw na eeuw laat dunkend neergezien, zelfs door zulke die kla gen moeten over twijfel en zwakheid van geloof. Thomas ongeloof is spreekwoordelijk gewor den. Prijzen zullen we hem niet, maar min achten ook niet. Thomas was geen verharder van hart die niet wilde gelooven, omdat hy van Jezus niets weten wilde. Ook is de be geerte om te zien niet af te keuren. Ook de andere discipelen hebben gezien de teekenen van speer en nagelen. Duidelyk staat in vers 20 van Cap. 20 en dit gezegd hebbende, toonde Hy hun zyne handen, voeten en zyde. De dicipelen dan werden verblyd als zy den Heere zagen. Thomas moest zelfs zien. Dat bracht zyn apostelschap mee. Hy moest straks als oog en oorgetuige kunnen optreden. Hy moest kunnen zeggen dat hij den opgestanen Jezus zelf had gezien. Johannes schryft later Wat wy met onze oogen gezien en met onze ooren gehoord hebben en met onze handen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 2