Kerk en Schoolnieuws.
Qfficiëele Berichten.
bouwen en daardoor onzen invloed in een streek
ten deele of soms geheel breken, niet omdat
zij die buiten ons staan, zoo machtig zijn,
maar omdat wij soms zoo slap en zoo sleeperig
zyn, dat wij zullen beginnen, wanneer anderen
reeds gereed zyn.
In onze naaste omgeving moet worden ge
speurd of nog niet ergens een Christelijke
School zou kunnen worden gesticht. Nog zyn
er plaatsen, waar men één of meer onderwij
zers zou kunnen stationeeren om op de beste
wyze de kinderen onzes volks voor hun maat
schappelijke roeping voor te bereiden en het
evangeliezaad dagelijks in jeugdige harten te
strooien.
Het ambt aller geloovigen worde in getrouw
heid bediend. Ook het kind worde gezocht.
Door het kind bereikt men het ouderhart. Zoo
kan het Evangelie een kracht Gods tot zalig
heid worden voor grooten en kleinen. En
wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.
Zij er veel gebed en offervaardigheid voor
zulk pionierswerk van onze Christelijke onder
wijzers en onderwijzeressen, die daarin de
ouders vertegenwoordigen. Lammertsma.
DRIETAL
te Emelods. D. B. Hagenbeek te Ouderkerk
a/d IJsel
ds.J.Mulder te Broek op Langendyk
ds. A. S. Schaafsma te Ten Boer.
TWEETAL
te Middelharnisds. A. Scheele te Veere
ds. E. J. Wientjes te Krim
pen a.d. Lek
te Watergraafsmeer: ds. W. Breukelaar te
Zaandam
ds. C. Lindeboom te Gorinchem.
BEROEPEN
te Tholen en te Lopikds. J. v. d. Pol te De Lier
te Gramsbergen ds. B. J. Lambers te Avereest
te Rotterdam (vac. ds. v. Veelo) dr. J. Rid
derbos te Meppel
te Rotterdam (vac. ds. de Visser)ds G. Els-
hove te Bodegraven.
AANGENOMEN
naai' Tres Arroyos (Argentinië)ds. A. Rolloos
te Ter Apel.
BEDANKT
voor Alfen a./d. Rijn: ds. J. Douma te Leiden
voor Heteren en voor Randwijkds. J. v. d.
Pol te De Lier.
Armenwet. De classis Winschoten nam na
breede discussie de volgende motie aan„de
classis, gelet op de discussie, is van meening,
waar niet voldoende en overtuigend is aange
toond dat door 't wetsvoorstel-Heemskerk onze
Geref. diaconiën belemmerd zullen worden
naar Geref. beginselen te handelen, niet met
het voorstel Groningen B mee te kunnen gaan.
Eenheid van opleiding
De classis Winschoten besloot inzake het
voorstel-Zaandam naar de Prov. Synode door
te zenden het verzoek om dit voorstel ter zijde
te leggen en de Generale Synode te verzoeken
de kwestie der opleiding de eerste jaren te
laten rusten.
De kerkeraad der Geref. Kerk te Zuidliorn
verklaarde op het voorstel-Zaandam niet te
kunnen noch te mogen ingaan, omdat aanne
ming de zelfstandigheid der Theol. School zóu
wegnemen, wat een opheffen zou zijn van het
beding van 1892;
dat men, alvorens met zulk een voorstel te
komen, van de Kerken dient te vragen, dit
beding weg te nemen
dat dit ook geldt van het voorstel van ds.
Sikkel, dat door de pers ter zijner kennis ge
komen is, omdat het, al is het ietwat milder
dan dat van den Kerkeraad van Zaandam, toch
van dezelfde gedachte uitgaat en tot hetzelfde
resultaat leidt;
dat indien deze of dergelijke voorstellen op
de Gen. Synode mochten gebracht worden zy
door deze onvoorwaardelijk verworpen dienen
voor melaatschen en eene groote industrie-school
met drukkerij. In het zuiden der Bataklanden
is een sterk bolwerk tegen den opdringenden
Islam en in het noorden worden steeds nieuwe
landschappen ontsloten en wachten vele, vele
duizenden bewoners op de boodschap des Evan
gelies. Wie had dat gedachtDe Batakzen-
ding behoort tot de gezegendste en rijkste in
vruchten uit de omgeving. En die Batakzen-
ding heeft God de Rynsche zending op 't hart
gebonden. Daarover verheugen wij ons, daar
voor danken we God, en het verplicht ons tot
meerdere trouw, daar de Batakzending haar 50-
jarig jubileum viert.
Noch eene herinnering; De Rynsche zende
lingen waren niet de eersten die tot het Ba-
takvolk kwamen. In 1834 hadden twee Ame
rikanen beproefd met het evangelie in het
dal Si Lindung door te dringen. Zij werden
vermoord en door de menscheneters opgegeten.
Toen de verschrikkelijke tijding de moeder van
den eenen vermoorde in Amerika bereikte,
heeft zij er wel over getreurd, dat zij haren
zoon verloren had, maar meer noch daarover,
dat zij geenen anderen zoon had, die de plaats
van zijnen broeder kon innemen, om het Ba-
takvolk van den lieven Jezus te vertellen. En
sedert dien tijd heeft zij altijd voor het Batak
volk gebedenJuist op de plaats, waar een
maal de zendelingen vermoord werden, staat
een gedenkteeken. Het is een groote graniet
steen met verheven, gepolijst kruis. In ver
gulde letters draagt het kruis het opschrift
„Hier rust het gebeente der Armerikaansehe
zendelingen Munson en Lyman, vermoord en
opgegeten in het jaar 1834" en daaronder de
spreuk: „Madar ni halak martyr, i do boni
huria ni tuan Jesus" d.w.z. „Het bloed dei-
martelaren is het zaad der Kerk". Rynsche
zendelingen en Bataksche Christenen hebben
te worden, als ingaande tegen de overeenkomst
bij de vereeniging der Kerken in 1892 aangegaan
dat als onverhoopt zulk een voorstel door de
Synode mocht aangenomen worden, hij in geen
enkel opzicht verantwoordelijk wil zijn voor de
gevolgen, die daaruit voortvloeien zullen
keurt af, dat altijd weer uit den boezem dei-
Kerken voorstellen komen, die het bestaan der
Theol. School bedreigen, waardoor opnieuw het
vertrouwen geschokt, de rust der Kerken ver
stoord en de samenwerking tot den bloei van
de Theol. School en de Vrije Universiteit be
lemmerd wordt en dus het tegenovergestelde
bereikt wordt van wat men onder de leuze
„eenheid van opleiding" tot stand denkt te
brengen
betreurt, dat nog niet overgegaan is tot ver
sterking van de onderwijskrachten aan de Theol.
School door de benoeming van een vijfden pro
fessor, wat om verschillende redenen noodza
kelijk is
hoopt, dat de- kerkeraad van Zaandam zijn
voorstel terugnemen zal, van uit zijn standpunt
inziende, dat het nu althans voor zijn voorstel
een zeer ongeschikte tjjd is, omdat het in de
Kerken ergernis gewekt heeft, dat een theol.
student aan de Theol. Fac. gehandhaafd wordt,
die in vergaderingen van het Leger des Heils
en dergelijke optreedt en dit met een beroep op
„vrije studie" verdedigd wordt
vraagt, of het behoorlijk is de Kerken te laten
bijdragen voor de opleiding van hen, die zich
op deze wijze tegen haar stellen.
Op de e. k. vergadering der classe Arnhem
zal het volgende voorstel van den kerkeraad der
Geref. Kerk te Arnhem behandeld worden
De Particuliere Synode van Gelderland, zich
vereenigende met de grondgedachte van de
voorstellen ZaandamWatergraafsmeer en ds.
Sikkel inzake Theol. School en Theol Facult.
Vr. Un.van oordeel, dat de uitwerking dier
grondgedachte het best ter Generale Synode
kan geschieden stelt aan de Synode voor, dat
deze, zoo mogelijk, eene regeling tot stand
brenge, waardoor de Theol. School en Theol.
Facult. Vr. Univ., op ééne plaats gevestigd,
kunnen samenwerken, met behoud van beider
zelfstandigheid.
De Kerkeraad der Geref. Kerk van Middel
burg A deelt aan de Kerken in Zeeland mede,
dat de bevestiging en intrede van ds. A.
Merkelyn zal plaats hebben niet op Woensdag
26 April, doch D. V. op Hemelvaartsdag 25
Mei in de Noorderkerk te Middelburg, des
namiddags om vijf uur. Den Kerkeraden
wordt verzocht ieder twee afgevaardigden te
zenden, voor wie plaatsen zullen worden ge
reserveerd, indien zulks gevraagd wordt aan
den heer Punt-, Nieuwe Vlissingsche weg, vóór
18 Mei. Namens den Kerkeraad,
Ds. J. D. Wielenga, Praeses.
L. Schuman, Scriba.
Middelburg, 20 April 1911.
Happort inzake „Armenwet".
WelEerw. en Eerw. Broeders.
In opdracht uwer eerwaarde vergadering
heeft de daartoe door u aangewezen commissie
de vraag overwogen of ook onze Classe met
betrekking tot de ingediende Armenwet zich
heeft uit te spreken, en biedt als vrucht harer
beraadslagingen u dit rapport aan.
Om deze vraag afdoende te kunnen beant
woorden, behooren wy ons te plaatsen op het
volgende standpunt
1. Onze Geref. Kerken hebben het recht en
de roeping zich tot de overheid te wenden,
zoodra deze vraagstukken aan de orde worden
gesteld, welke ook het leven der Kerken raken
doch bedacht moet worden, dat zij alleen haar
eigen belangen mogen bepleiten, zonder zich
te bemoeien met hetgeen der overheid is of
voor andere kerken geldt.
2. Met het feit, dat God ons een christe
lijke regeering schonk, moet rekening gehou
den, en al zal dit de Kerken niet van haar
roeping ontslaan, toch zal dat wel tot voorzich
tigheid moeten nopen, om den tegenstander niet
noodeloos een wapen in de hand te geven
tegen het tegenwoordig bewind.
3. Ook zal trots de gebreken die al dit-
menschelijk werk der armenwet aankleven ge
waardeerd moeten worden het vele goed dat
er in gevonden wordt, en bij de vraag om
noodzakelijke verbeteringen mag niet vergeten
worden dankbaarheid uit te spreken voor het
geen de regeering in deze materie heeft ver
richt.
Om onze conclusie, straks te stellen, te ver
duidelijken, geven wij u het volgend historisch
overzicht, waarvan de bouwstof ontleend is
aan het artikel van den heer Jhr. Mr. Smissaert
in het Aprilnummer 1910 van het tijdschrift
„Onze Eeuw".
Voor 60 jaren, in 1851, werd door Thor-
becke een ontwerp-armenwet ingediend, het
welk vanzelf in den papiermand verdween,
toen vanwege de zoogenaamde „Aprilbeweging"
het ministerie viel. De beginselen dezer wet
waren
het gedenkteeken onthuld. Het wordt over
schaduwd door een reusachtigen Hariaraboom.
En wat is er met dezen boom Een der toen
malige Batakkers, misschien een der moorde
naars, heeft naast de kuil, waarin men de
beenderen geworpen had, een tak geplantmet
welk doel weten wij niet. Maar deze tak heeft
wortelen geschoten en is nu tot een machtigen
boom gewassen, als een door God zelf geplaatst
gedenkteeken op het graf der beide martelaren
en tegelijk een beeld van den groei der Ba
takzending.
Wie dankt nu God voor wat hy gegeven
heeft? En wie helpt met zyn gebed en zijne
gaven, dat God verder zegen geven kan?
(Uit het Duitsch.) R. v. R.
1. Het burgerlijk armbestuur omvat alle
instellingen van weldadigheid.
2. Mogen de kerkbesturen hun eigen ker
kelijke instellingen beheeren, toch zal dit alleen
geschieden naar de regelen, welke door'dewet
zijn voorgeschreven, of tenminste niet met deze
regelen in strijd zijn.
3. Telken jare moeten de door de regeering
gevraagde opgaven worden gedaan zoo men
in gebreke blijft kan B. en W. desnoods met
de sterke arm zich toegang verschaffen tot de
boeken en stukken der betrokken instelling.
Het ontwerp in 1854 door minister van
Reenen ingediend, brak met het regenten-im-
perialisme van Thorbecke. Uitdrukkelijk werd
uitgesproken, dat de kerk zooveel mogelijk
souverein blijven moet in eigen kring. Aan
de diakonie werden dan ook geen andere wet
telijke verplichtingen opgelegd dan die onmis
baar zijn om de regeering het bestaan en de
werking van deze te doen kennen.
Dat Thorbecke tegen dit ontwerp was, spreekt
vanzelf. Doch ook Groen van Prinsteren was
in de oppositie. 1. Hij achtte de wet een pro-
testatio actui contraria te zijn, een lokaas voor
de diakoniën om werkeloos te blijven. 2. Hij
wilde geschrapt hebben alles wat nog als ver
plichting aan de diakoniën was opgelegd.
Het ontwerp van Reenen werd echter tot
wet verklaard, en onder deze vigeerende wet
hebben wij sinds 1854 geleefd.
In 1901 diende Borgesius een ontwerp-armen
wet in, dat aan onze zijde krachtige oppo
sitie verwekte. Hij redeneerde tweevoudig
allereerst, de grondwet gebiedt zoo noodig en
voor zoover noodig het werk der armenzorg
onder de bepalingen der wet te brengen, doch
gebiedt niet organisatie van dat werk door
den staat in allen omvang. In de tweede plaats
moet ook met het particulier initiatief worden
gerekend. Der diakonie werden dan ook veel
bindende bepalingen opgelegd, doch alleen voor
zoover dit noodig was. Dwang tot verplich
ting van gegevens te verstrekken en tot sa
menwerking bleef uitgesloten.
Toen het Kabinet-Kuyper in 1901 kwam,
verdween dit ontwerp.
Ten vorige jare werd door minister Heems
kerk een nieuw ontwerp-armenwet ingediend,
dat van de zijde onzer kerken bezwaar opwekt.
Zullen wij na dit historisch overzicht uw
vraag beantwoorden, zoo geven wy eerst aan
de bezwaren, die onze kerken tegen deze wet
kunnen inbreiigen.
1. Het eerst, en grootst, bezwaar, dat vooral
in het noorden van ons land een nogal groote
beroering heeft gebracht, is het feit, dat de
dubbele bedeeling door Minister Heemskerk
gelegaliseerd wordt, d.w.z. wat nu feiteljjk be
staat krijgt de sanctie der overheid,- wordt in
de wet vastgelegd. Bezwaar zou dit niet geven
zoo de dubbele bedeeling een blijde zaak moet
worden genoemd doch het is anders, en alzoo
worden verkeerde toestanden gerechtigd.
Wat is de dubbele bedeeling? Dit, dat het
burgerlyk armbestuur de door de diakonie on
dersteunde armen mee ondersteunt, zoo de
armen dit vragen en de diakonie daartoe aan
leiding geeft, door niet genoegzaam in de be
hoeften der armen te voorzien. Immers, onze
Geref. Kerken hebben de roem en eer hun
armen te onderhouden op de door den nood
geeischte wijze. Doch kerken, vooral de groote
lichamen als Roomsche en Hervormde kerk,
welke in hun plicht te kort schieten, zien hun
verkeerde handeling in de wet goedgekeurd,
daar 't burgerlijk armbestuur verplicht wordt
het ontbrekende aan de armen te geven, d.w.z.
dat onze Geref. menschen aan belasting moeten
opbrengen, wat door anderen aan hun armen
l onthouden wordt.
2. Een tweede bezwaar is, dat krachtens
de wet de diakonie vanzelf, zonder ze begeerd
jof gevraagd te hebben, rechtspersoonlijkheid
ontvangt. Zoo maakt de wet des lands in de
ikerk des Heeren scheiding tusschen hetgeen
niet gescheiden worden mag. De diakonie
komt toch aldus te staan als een zelfstandig
lichaam naast de kerk en den kerkeraad. Als
•;de diakonie nu moet correspondeeren met den
voogdijraad of andere lichamen, staande buiten
de kerk, geschiedt dit over en door den ker-
jkeraad. Door dit ontwerp wordt echter niet
(genoegzaam rekening gehouden met de plaats,
welke de diakonie volgens kerkrechterlijke
beginselen inneemt in het kerkelijk instituut.
3. Een derde bezwaar moet gezocht in art.
13 der ontworpen wet, welke het verbeterde
10de art. is der oude, en hetwelk gebiedt, dat
opgegeven moeten worden het aantal der be-
deelden, de inkomsten en uitgaven in eindcij
fers, enz. naar den maatstaf van een door een
'maatregel van algemeen bestuur voor te schrijven
indeeling. Deze slot-clasule schijnt gif te be
vatten. Zoo wordt het mogelijk gemaakt dat
een door de regeering ingesteld bestuur allerlei
regelingen treffen zal, al zal dat ook alleen
den vorm gelden, welke de vrijheid van de kerk
des Heeren te na komen.
4. Als vierde bezwaar, hetwelk waarlijk
niet het minste is, kan hier nog bij genoemd
worden het feit, dat dit ontwerp, inplaats van
gelijk door Groen van Prinsterer en de zijnen
reeds in 1854 werd verlangd, het terrein van
armenzorg meer en meer over te laten aan
kerkelijke en particuliere krachten, de over
heidszorg nog meer uitgebreid wordt, en dus
geen principieële verbetering is van de vigee
rende wet van Reenen. Dit blijkt o.a. duide
lijk, indien men art. 21 der tegenwoordige
wet tegenover art. 27 der voorgestelde wet
stelt. In art. 21 der huidige wet leest men
„Geen burgerlijk armbestuur mag ondersteu
ning verleenen aan armen, dan na zich zooveel
mogelijk te hebben verzekerd, dat zjj die niet
van kerkelijke of bijzondere instellingen van
weldadigheid kunnen erlangen, en dan slechts
bij volstrekte onvermijdelijkheid".
En in art. 27 van het voorgestelde wetsont
werp leest menDe ondersteuning door de
burgerlijke instellingen, door de burgerlijke
overheid te verleenen, is beperkt tot het nood
zakelijke en kan worden verleend aan hen die,
en voor zoover zij zich dat noodzakelijke niet
kunnen verschaffen, het niet ontvangen van
kerkelijke, bijzondere of gemengde instellingen
of van bloed- of aanverwanten of anderen tot
het verstrekken daarvan in staat en ingevolge
wettelijke onderhoudingsplicht daartoe ge
roepen".
5. Als vijfde bezwaar wordt door velen nog
de armenraden genoemd. Doch uw commissie
meent te kunnen volstaan eraan te herinneren,
dat aansluiting van een diakonie bij de armen
raad niet verplichtend is, en dus de diakonie,
welke met de armenraad niet svmpathiseeren
kan, zich dient te onthouden.
Op deze bedenkingen zij het volgende ge
antwoord. Men kan zich stellen op een ideeël
of op een practisch standpunt. Doet men het
eerste, zoo wordt fier de belijdenis omhoog ge
heven de kerk is de moeder der barmhartig
heid, de staat blyve er buiteniedere kerk
zorge voor haar eigen armenalzoo geve onze
minister, lid der Geref. Kerk, een Gereformeerde
wet.
Doch drieërlei wordt zoodoende uit het oog
verloren1. de kerken, uitgezonderd onze Ge
reformeerde kerken, zorgen niet afdoende voor
hun armendat is de droeve werkelijkheid.
2. Men zal toch niet kunnen beweren, dat de
Overheid nalatige kerken met geweld zal moe
ten dwingen, of de niet verzorgde armen moet
laten omkomen. 3. Onze minister is wel Ge
reformeerd, doch zit in een coalitie-ministerie.
Omdat echter onze Kerken correspondentie
oefenen met de Hooge Overheid, ligt het voor
de hand onze bezwaren toch kenbaar te maken
en te beproeven verandering te verkrijgen van
die artikelen, welke onze kerken raken en te
na komen.
Daarom biedt uw commissie het volgende
voorstel aan, waaraan het besprokene ten grond
slag ligt welk voorstel hoofdzakelijk overeen
komt met hetgeen de classe Barendrecht heeft
besloten
„De classe Middelburg, gehoord het rapport
der Commissie inzake het ontwerp-Armenwet
overwegende, dat het aanhangig ontwerp
tot wettelijke regeling van het Armbestuur,
niet genoegzaam rekening houdt met de plaats,
die de diakoniën volgens kerkrechterlijke be
ginselen innemen in het kerkelijk instituut
(art. 5 wetsontwerp), de vrijheid der diakoniën
niet genoegzaam eerbiedigt (art. 12, 13 en 67)
en de armenverzorging van overheidswege op
een voor de Kerken vernederende wijze uit
breidt (art. 27, 30), instee van de reeds ten
aanzien van die punten bestaande bezwaren op
te heffen,
besluit aan de Particuliere Synode voor te
stellen instemming te betuigen met het voor
stel der classe Barendrecht, en de Generale
Synode te verzoeken bij de Hooge Regeering
en de Staten-Generaal er op aan te dringen,
dat in het wetsontwerp zoodanige wijzigingen
worden aangebracht als noodig zullen zijn om
aan genoemde bezwaren tegemoet te komen."
In het beraadslagen over en het besluiten
nemen inzake deze gewichtige materie bidt
uw commissie u de leidende en verlichtende
werking des Heiligen Geestes toe.
De Commissie voornoemd
Ds. L. Bouma.
J. v. d. Hoeven.
P. J. de Kruijter.
Ds. D. Pol.
F. de Rijke.
Ds. J. D. Wielenga, rapporteur.
Middelburg, April 1911.
GEWONE VERGADERING van den Ring
„Middelburg" op Donderdag 27 April a.s. in
't Militair Tehuis te Middelburg.
Agendum:
1. Opening.
2. Notulen.
3. „De J. V. en het Zedelijk Leven".
4. „Het Gezag op de J. V."
5. Rondvraag.
6. Sluiting. De Secretaris,
S. S. Bouma.
Stellingen van 3
Stelling 1. De J. V., ten doel hebbende de
leiding en vorming van den jongelinghem
tevens wijzende op het gevaar dat hem om
ringt, en de verleiding aan welke hy weerstand
heeft te bieden, maakt als zoodanig de verdere
opvoeding het huisgezin niet overbodig, nog
treedt zij op in de plaats van het huisgezin
maar beoogt datgene te geven, wat in het huis
gezin minder gemakkelijk, of in het geheel
niet kan worden bereikt.
Stelling 2. Onder zedelijk leven hebben we
te verstaanin ruimeren zin de door de zonde
bedorven menschelyke wil, gebonden aan de
zedewet Gods in engeren zin voor wat betreft
de moraal van het zevende gebod.
Stelling 3. De grondslag voor dit zedelyk
leven dient gelegd te worden in het huisgezin,
waar de opvoeding met sexueele voorlichting
gepaard moet gaan; en waar dat de juiste
plaats voor deze voorlichting is, zoo is dit met
het oog op de zedelyke verwildering van onzen
tijd strikt eisch.
Stelling 4. Daar dit de taak van het huis
gezin is, en het in de J. Y. minder gemakke
lijk kan worden bereikt, heeft de J. V. hier
niet een rechtstreeksche taak. Voornamelijk
met het oog op de te verwerken stof. Omdat
een behandeling van deze onderwerpen uiterst
moeilijk is vanwege het gevaar hieraan ver
bonden, is het niet wenschelyk het zedelyk
leven op de J. V. te bespreken maar kan zy
meer zijdelings werkzaam zyn.
Stelling 5. Dit kan geschieden door te wy-
zen op den eisch van gehoorzaamheid aan God,
zulks kan ook meermalen ter sprake komen bij
het behandelen van verschillende vakken, ter
wijl in de bibliotheek een over dit onderwerp
handelend boekwerk aanwezig dient te zyn.