Voorheen en thans. it heidenske Java Christlike tsjerken to stif- tsjen. Dêr is miskien gjin folk, dat him yn syn heidenske tiid sa slim tsj in it Christendom to kear set hat, as it Fryske volk. Wy bisün- digden us oan ?e Sindelingen. Hja waerden hjir formoarde. To Moarmwald by 52 tagelyk. En sjoch, sa wünderlik binne's Hearen wegen, fen dy Sindelingsmoardners makket Hy Sin- dingdriuwers. Soesena, dy-'t üt namme fen 'e tsjerkerie de Friezen nou sa bitanket, soil it him müglik net bigripe kenne, dat de Friezen mear dan 50 Sindelingen deaslein hawwe. Ef wit er it sims net iens Hawwe Jo it him wol ris for- teld, domeny? Mülk dat er dan wol seit, dat de Friezen dan noch lang en de lang nietlyk binne en noch djip yn it boek steane by de Sinding. En dêr scoe er gelyk oan hawwe, nou? In bytsje fen dy skild bigjinne de Friezen to fielen. Lyk as yn hiel Nederlan, ja men ken wol sizze, lyk as yn alle Christlike lan- nen, sa weitset de ljeafde ta Sinding ek yn Fryslan op. En nu de vertaling Aan Dominé K. van Dijk, Zendeling te Keboemen. Hooggeachte Vriend.' Het Kerkblad van Vrijdag 24 Februari, heeft in menig Friesch gezin en in vele Friesche harten een groote vreugde gebracht. O, wat was dat een blijde tijding, die Brief van de gemeente in Glongong, eerbiedig aangeboden aan onzen vader (de gemeente die ons geteeld heeft) in Friesland." Ik heb dien brief gelezen en nog ereis ge lezen bet was dan toch waar, de Javanen van Midden-Java bedanken daar in hartelijke be woordingen, ons Friezen, omdat wy het Evan gelie der Verlossing tot hen hebben gebracht. Soesena, de scriba van het Kerkje te Glon gong, schryft het zoo aangrijpend duidelijk „Het is slechts om U onze groote blijd schap te kennen te geven, en onze groote dankbaarheid jegens U allen, vanwege al uwe goedheid jegens ons, waardoor Gy ons een groot geluk hebt doen toekomen. Vroe ger waren wy ongelukkige menschen, wonende in de duisternis des doods, maar nu is over "ons opgegaan hetlicht der eeuwige zaligheid, doordat Gy ons een leeraar ge zonden hebt, die ons het Evangelie ver kondigt." Ik kan U in waarheid betuigen, dat ik min of meer aangedaan werd, toen ik dit las. Het scheen my te grootChristenen uit de Javanen bedanken de Friezen voor het brengen van het Evangelie Wy lezen in onze Friesche geschiedenis het is al lange jaren geleden dat keizer Karei de Groote aan de Friezen ook eens een bedank-briefje gestuurd heeft. Forteman van Harns had toen met een Friesche bende den Keizer flink geholpen in een oorlog tegen het opstandige Rome. Karei gaf toen Forteman een brief mede naar Friesland, waarin hy de oude Friezen bedankte voor hun moed en dap perheid, en hen tot belooning de Friesche vrijheid toezegde. Die brief van Karei heet de Gouden Bul". Maar meer dan de Gouden Bul van Keizer Karei is dit treffende briefje van Soesena, den scriba van Glongongs kerkje. Wat is onze lieve Heer toch goed over ons, Friezen, dat Hij ons gebruiken wil om op het heidensche Java Christelijke kerken te stichten. Daar is misschien geen volk, dat in zyn Matth. 13 31 en 32. Ps. 50 14. Het was den 7en October 1861, 50 jaren ge leden Op de hoogvlakte van Si Pirok in Sumatra zien we vier mannen tot gemeen schappelijke beraadslaging saamgekomen. Wat hebben ze met elkander te bespreken? Zy maken geen geheim van wat zy willen Wy hooren hen zingen„Help ons, Heere, in alles!" Wy hooren de woorden, die zy met elkander lezen uit den voor hen opgeslagen Bybelhet zyn de woorden van den profeet Micha, hoofdstuk 4 15. Hier is precies uitgedrukt wat deze mannen willen en wat zy hopen. Zy willen dat ook hier in het verre heidenland des Heeren Huis gebouwd wordt, zy hopen, dat ook het wilde Batakvolk in Gods wegen wandelt. „Maar in 't laatste der dagen" zoo staat geschreven, zullen de volken tot Hem toevloeien en vele heidenen zullen henengaan en zeggenKomt en laat ons opgaan ten berge des Heeren en ten Huize des Gods Jacobs, opdat hy ons leere van zyne wegen en wy in Zyne paden wandelenNu weten wij, wie die vier mannen waren. Het waren Missionaire Dienaren, twee van heidenschen tyd zoo erg tegen het Christendom te keer gegaan is, als het Friesche volk. Wy bezondigden ons aan de Zendelingen. Ja, wy durfden ze vermoorden. Te Murmerwoude 52 te gelijk. En toch, zoo wonderlijk zyn 's Heeren wegen, van die Zendelingmoordenaars maakt Hy Zendingdrijvers. Soesena, die uit naam van het kerkje de Friezen nu zoo bedankt, zal het zich mogelijk niet kunnen voorstellen, dat de Friezen meer dan 50 zendelingen hebben doodgeslagen. Of weet hy het soms niet eens Hebt gij het hem wel eens verteld, dominee? Mogelijk, dat hij dan wel zegt, dat de Friezen dan by lange na nog niet gelyk zyn jen nog diep in de schuld staan by de Zending. En daar zou hij gelyk aan hebben, niet Een beetje van die schuld beginnen de Frie zen te gevoelen. Evenals in heel Nederland, ja men kan wel zeggen, gelyk als in alle Chris telijke landen, zoo leeft de liefde tot de Zending ook in Friesland op. G. Kamerling. Tot zoover de brief en vertaling. Kenners van het Friesch willen zeker wel de al te vrye vertaling hier en daar over het hoofd zien. Ik meende, dat dit briefje onze Zeeuwsche zendings vrienden goed kon doen. Zoo'n bedank-briefje uit een Javaansch hart verwekt tot jaloersch- heid. Wat zal dat heerlijk zyn, indien te eeniger tyd in Bandjar-Negara Javaansche Christenen God danken, omdat Zeeland hun het Evangelie gebracht heeft; wanneer onze Kerken worden genoemd: „Onze vader (de gemeente die ons gekweekt heeft) in Zeeland". Het is waarlijk een bly vooruitzicht. De Heere doe ons deze vreugde welhaast smaken Laman. Evangelisatie. Ook het ambt der geloovigen is voor dezen arbeid van groote beteekenis. De bediening van een Opzieners- of van een diaken-ambt is slechts het bijzonder privilegie van enkele j personen en beperkt zich binnen het grensge bied van een plaatselijke kerk, maar het ambt aller geloovigen is algemeen en universeel. Voorop staat dat de evangelisatie allereerst moet worden behartigd door den Kerkeraad, en dat de diensten, waarvan gebruik wordt ge maakt, by voorkeur die zijn van de bijzondere ambtsdragers der gemeente, maar in strijd met Gods Woord en daarom verwerpelijk is de gedachte dat er ter bevordering van de evan gelisatie in de naaste omgeving niets zou mo gen geschieden dan door predikant, ouderling en diaken, en door hen ook alleen dan, wan neer zy ambtelijk optreden. De ambtsdragers in byzonderen zin stellen de regelen voor dezen arbeid vast op den grond slag van Gods Woord en de Geref. belijdenis. Zy treffenzoo noodig de voorbereidingen wan neer in de naaste omgeving iets op touw moet worden gezet. Zy houden toezicht dat alles eerlijk en met orde geschiedt, in geregelden gang. Zy dienen, wanneer het noodig is, van voorlichting. Zy speuren na wie van de ge meente-leden lust hebben tot dezen arbeid, wekken den ijver op, trachten de gelegenheden te vermenigvuldigen om de gaven der leden te ontwikkelen, verzamelen de arbeidskrachten en brengen ze in zoodanige onderlinge ver houding, dat er harmonische eenheid zij en door samenwerking eenigen arbeid met vrucht kan geschieden. Maar zy hebben aan de ge meente-leden vrijheid van beweging te laten om naar eigen aanleg en vermogen, ter plaatse waar ze begeeren, aan den arbeid, waarover ze verantwoordelijkheid op zich durven nemen, hen, Klammer en Heine, Rynsehe Zendelingen, de beide anderen Betz en van Asselt, Hollan ders, die reeds in dienst eener Hollandsche zending stonden, maar in dien der Rijnsche wilden overgaan. En als we de beraadslaging dezer mannen afgeluisterd hebben, dan hebben we de eerste conferentie der Rijnsche zendelin gen op Snmatra bijgewoond. Het begin was gemaakt in den naam des drieëenigen Gods. De 7en October werd de ge boortedag der zoo gezegende Batakzending. Denzelfden dag werd door zendeling Klammer het eerste Rijnsche zendingsstation op Sumatra gesticht, n.l. Si Pirok. Klammer is de eenige van die vier, die heden na de 50 jaren, die sedert vervlogen zyn, nog in leven is. Twee jaar later weer op den 7en October ontving de jonge zendeling Nommensen op de derde conferentie de order noordwaarts te trek ken naar het bovendal Si Lindung. Vol ver wondering zag hy het verrukkende landgezicht en de groote menigte dorpen, maar ook de trotsche wildheid harer bewoners. „Hier is het goed te wezen", dacht hy, „goed voor eenen zendeling, omdat het hem eene groote overvloed van werk geeft. De plaats heette Huta Dama, d. w. z. Vrededorp, en hy bouwde er zijn huis. Maar van vrede was weinig te merken. Omringd door eene onbeschofte bevolking was het leven hunne krachten te wijden. Dit ambt aller geloovigen hebben de belijders des Heeren van hun God ontvangen. De werk zaamheid, aan hun dienst verbonden in verband met de evangelisatie is le den naam des Heeren voor den vijand belijden2e door godzaligen wandel een levende prediking van den Christus zijn; 3e met een vrije en goede consciëntie tegen de openbaring der zonde strijden. God de Heere heeft immers het getuigenis des Woords niet beperkt tot enkele ambtelijke personen in specialen zin, op wie het bevel tot evangelisatie uitsluitend van toepassing zou zijn, maar krachtens het ambt aller geloovigen moet heel de gemeente evangelisatie-arbeid drijven. Yoor ieder lid der gemeente vloeit daaruit de roeping voort om naar vermogen en naar eigen aanleg, waar hy maar kan, de evangelie-bood schap van zich te doen uitgaan. Allen geloo vigen is het dus niet slechts geoorloofd, maar het is aller geloovigen dure verplichting om diegenen in eigen omgeving die van de kennis der Waarheid zijn vervreemd of vervallen, Gods Woord te brengen of te doen brengen. Indien nu de geloovigen Christus prediken door het getuigenis hunner lippendoor een sierlijken wandel als zegel op dat getuigenis door in de mensehelyke samenleving als de kostelijke vrucht van het zaligmakende geloof liefde te openbaren ook jegens degenen, in wier midden men woont, al zyn deze ongeloovig, verrichten zij indirect evangelisatie-arbeid. De weinige belijders op een evangelisatie-post mogen zich dan ook wel dagelijks voeden met getrou- wigheid. Middellykérwijze hangt er van hun voorbeeld daar ter plaatse zóó veel af. Maar indirecte arbeid is niet genoegzaam. De geloovigen moeten plannen beramen en middelen zoeken om rechtstreeks evangelisatie- arbeid te dry ven. Er is geen lid der gemeente of hy kan door traetaat-verspreiding het Ko ninkrijk zyns Gods dienen. Het terrein dat men zelf niet kan bereiken, kan men dooreen ander in zyne plaats, b.v. door een Bijbel-col porteur laten bewerken. Woningen, thans uit eigenbelang gesloten, zouden, als de liefde van Christus dringt om werkzaam te zijn tot anderer eeuwig heil, worden ontsloten om op Zondag daar, waar eenige geschikte ruimte is, kinderen te vereenigen om ze met het Woord Gods in aanraking te brengen. Leerkrachten voor het geven van dat onderwijs zouden kunnen worden gezochf. De H. Geest heeft in de gemeente des Heeren een rijkdom van gaven en krachten uitgestort ook voor de evangelisatie. Bij den een merkt men op een teedere zorg voor de zaligheid van den naaste, by den ander de lust om vriendelijk en liefde-vol een van leven tintelend woord te spreken. Tal van gavengaven van mededeeling, van ontdekking, van vertroosting van onder wijzing, de gave des gebeds van den een, maar ook het organiseerende talent dat weer een ander kenmerkt deze alle moeten worden besteed in den dienst der evangelisatie. Geven jongeren en ouderen zich hiervoor en werken ze zich in dezen arbeid in, dan zullen ze met steeds meer liefde en ijver en nauwgezetheid voortzetten, wat ze begonnen zyn. 's Heeren werk is een heerlijk werk. Eenigen tyd geleden benoemden de Kerken van Axel A en B deputaten uit haar midden om zich bezig te houden met de beantwoording der vraag „Wat kan er gedaan worden om den Zondagsschoolarbeid, meer dan tot nog toe ge schiedt, dienstbaar te maken aan de verbreiding van onzen invloed in de plaats onzer inwoning en daarbuiten Ik deel dit mede omdat dit van den zendeling dagelijks in gevaar. Doch hy wist de menschen te winnen hij schertste met hen, speelde hen op de viool iets voor, en als zy met woedende gebaren op hem instormden „Wy hakken je beenen af en werpen je in de rivier", dan lachte hij hen in 't gezicht uit en zeide„O vrienden, je meenen het immers zoo niet Evenwel, het was werkelijk zoo gemeend. Men sneed heimelijk de rottangstrikken, die de balken van zijn huis samenbonden, door, opdat het 's nachts over hem in zou storten. Maar nog vóór de nacht aanbrak kwam er eene aardbeving en de balken stortten krakend over het leege huis neer. Men deed vergif in de spy ze, die Nommensen opat en wachtte tot de zendeling na het gebruik dood zou neervallen. Men wachtte vergeefs. Eerst lang daarna heeft Nommensen vernomen, wat men hem gedaan had. En weer 9 jaar later, 1873, renden drie man nen op vlugge paarden uit het dal Si Lindung verder noordwaarts. Het was een dol waagstuk, want ze wilden de heilige zee zien, wier aan blik de Batakkers voor de ongewijde oogen van iederen reizende angstvallig verbergen. Zy wilden minstens van ver een blik werpen op die omsluierde wereld. En de waag gelukte! Daar lag het Toba- meer voor hen, met zyn grooten, blauwen spiegel, misschien aanleiding zou kunnen geven dat deze vraag ook eens in andere Kerken zou worden overwogen en omdat ik het rapport dier deputaten, voor zoover het een algemeen karakter draagt, hier zakelijk samenvat. In menige streek zou het aantal Zondags scholen gemakkelijk kunnen worden vermeer derd en is uitbreiding van het aantal scholen zelfs noodzakelijk. Hoe vele kinderen worden soms niet op één plaats tezamen gebracht, zeker niet ter bevor dering van de Zondagsrust van de kinderen en van degenen die in de straat wonen waar een school staat of in een buurtschap waar Zon dagsschool met een groot aantal kinderen w.ordt gehouden. Bovendien, wanneer in verschillende buurtschappen van een plattelandsgemeente de leden der Kerk de uitbreiding van Gods Ko ninkrijk van harte voorstaan, zullen ze, gelyk in Kampen en Amsterdam geschiedt, des Zon dags voor een enkel uur een gedeelte van hun woning of werkplaats of andere localiteit wil len afstaan, en daardoor mogelijk maken het ontstaan van tal van wyk-Zondagsscholen, waar door in veel meer kinderharten het zaad des Evangelies kan worden gestrooid. Het bezwaar van gebrek aan leerkrachten zou in de toekomst blijken niet onoverkome lijk te zyn. Behoudens de ambtsdragers en de onderwijzers zyn er in de gemeente toch tal van belijdende mannen, jongelingen en jon- gedochteren, die telkens blijk geven goede kennis te bezitten van het Woord des Heeren en gave van mededeeling. Yoor hulpdienst zyn er wel jonge krachten, die ter Zondags school onder leiding van ouderen tot onderwy- zers en onderwijzeressen zouden gevormd kun nen worden. Indien een predikant van den kansel eens verzocht aan gemeente-leden, die voor Zondags schoolarbeid lust hebben, om zich by hem aan te melden, kreeg hy een overzicht van de be schikbare krachten en zou aan deze personen een wyk ter bearbeiding kunnen worden voor gesteld. Tot goede regeling van den arbeid is het dan een vereischte, dat een Zondags schoolcommissie worde benoemd, die in last van en steeds onder ruggespraak met den Ker keraad optreedt. Indien nu op eenig terrein, waar evangeli satie-arbeid is begonnen door middel van Zon- dagsschoolonderwys, het aantal leerlingen be duidend begint te worden, hebben de geloovigen ter plaatse of in de naaste omgeving zoo spoedig mogelyk bedacht te zyn op de zorg voor chris telijk lager onderwijs. Ongeloovige ouders laten hunne kinderen nog wel naar de Zondagsschool gaan, omdat aan hen in vertelling en zang en belooningskaartjes en een Kerstfeest zoo menig genot wordt verschaft. Krijgt men nu door de kinderen aanraking met de ouders en weet men langzamerhand, welk gedeelte der ouders, indien eens ter plaatse een Christelyke school werd opgericht hunne kinderen voor het Chris telijk onderwys zouden afstaan, dan treffe men zoo spoedig mogelyk maatregelen om een Ver- eeniging te organiseeren tot oprichting en instandhouding van een School met den Bybel. Zyn de geloovigen ter plaatse, waar geëvange liseerd wordt, zeer klein in aantal of niet actief, dan is het mede de roeping van de ge loovigen in de omgeving het oog open te houden voor de geestelijke nooden van die streek ook wat de kinderen aangaat. Het is zoo jammer dat de actie der Gereformeerden voor christe lijk onderwys als hulpmiddel tot evangelisatie nog zoo veel te wenschen overlaat. Anderen zyn soms zoo energiek dat ze christelyke scholen de oevers rondom als bezaaid met vlekken met tuinen en rijstvelden. Maar bijna hadden ze de koene daad met hun leven geboet: de terugweg was afgesne den en over omwegen moesten ze weer zuid waarts rijden. Het lange rietgras verborg hen nauwelijks en het verschrikkelijk krijgsgehuil der voorbygerende scharen drong tot hen door. In het laatste oogenblik vonden ze hun toe vlucht in het dorp van een bevriend opper hoofd, die hen met zyn leven beschermde voor de duizenden en duizenden oprukkenden, die woedend de overgave eischten van de vreemde snoodaards En nu? Heden is er in dezelfde Bataklan- den op Sumatra eene bloeiende christelyke volkskerk 103000 Batakkers zijn by Chr. gemeenten aangesloten, 29 predikanten, 659 onderwijzers en dergelyke helpers, zijn uit hun midden voor gegaan. 27500 Batakkinderen bezochten de 494 scholen, 55 zendelingen op 41 stations en deze stations zyn door 432 filialen omgeven, te za- men alzoo 473 christelijke gemeenten, verza meld uit vroegere menscheneters Juist in het dal, waar men eens Nommensen naar het leven stond, staat nu het groote predikanten- en on- derwyzersinstituut en het groote hospitaal. Aan het Toba-meer staat een groot toevluchtsoord

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 2