Niet gedacht.
FEUILLETON.
11. Wat er verder gebeurt.
Besluit. (Een half jaar later.)
nieten. Wy mogen de oogen niet sluiten voor
de noodzakelijkheid om de muren van Jeruzalem
te bouwen. Bij alle verschil van zienswijze
over ondergeschikte punten moeten wy duidelijk
laten uitkomen de hoofdzaak, waarom het ons
te doen is. Ons Nederlandsche volk is nu een
maal zeer individualistisch en wy voegen ons
niet gemakkelyk naar een ander. Wij gaan
menigmaal om kleinigheden uit elkander en wy
verloochenen dezen karaktertrek ook niet op
de Kerkelijke erve. Maar wy vergeten op die
wyze zoo licht, dat wij de ernstige roeping
hebben om samen te wandelen en samen te
werken met allen, die dezelfde belijdenis nog
hebben. Er is verdeeldheid genoeg, daaraan
behoeven we onze krachten niet te wijden
maar wy mogen en moeten elkander steunen
in het zoeken van het goede voor Sion.
Bouma.
UIT HUT LEVJKJT.
Aan den WelEerw. Heer Ds. R. Hamming,
Zaamslag.
Waarde Broeder.
Uw zachtmoedig verwjjt in het Kerkblad van
de vorige week brengt mij aan het schrijven.
Eerlijk gezegd had ik reeds veertien dagen ge
leden de pen opgevat om in zake „de Oplei
dingskwestie" het een en het ander in het
midden te brengen, maar ik heb het
geschrevene weer verscheurd. Men zou zoo
gaarne in deze kerk-beroerende zaak iets willen
zeggen, dat den een niet afstoot en den ander
niet mishaagt.
Daarom verblijdt het my, dat gy u de vorige
week hebt uitgesprokenen dat gy dit gedaan
hebt op een wijze, die ons omtrent uw stand
punt niet in het duister laat, maar tevens een
voorbeeld mag worden genoemd van broeder
lijke polemiek. Er worden dezer dagen weer
zooveel harde woorden gesproken en zooveel
vuistslagen uitgedeeld. Er is weer zooveel vreemd
vuur op het altaar. Het voorstel-Zaandam heeft
de sluimerende hartstochten bij velen weer
wakker gemaakt. Het is de oude historie als
er in de kerk des Heeren van eenheid gerept
wordt, dan springt de duivel te paard. Ik vind
het zoo treurig, wanneer er eenerzij ds over de
zoogenaamde „Wachter-mannen" met zekere
laatdunkendheid gesproken wordt, en anderzijds
de voorstanders van de „eenheid" als trouwelooze
woordverkrachters aan de kaak worden gesteld.
Ik weet, dat er beiderzijds zeer edele karakters
worden gevonden, die uit heilige overtuiging
hun standpunt hebben gekozenevenzeer als
ik het weet, dat er beiderzijds personen zouden
zyn te noemen, die meer door het vleesch wor
den gedreven, dan door den Geest beheerscht.
Van de twintig broeders, die het voorstel-
Zaandam voorbereid hebben, zijn er mij slechts
vier of vyf met name bekend. Ik weet niet
wie daar saamvergaderd geweest zijn. Maar
onder degenen, wier namen bekend zyn ge
worden, zyn broeders, van wie ik volkomen
vertrouw, dat ze met de beste bedoeling zich
zelf hebben gegeven.
Het blykt uit uw schrijven, waarde broeder,
dat ook gij u verheugen zoudt, indien het tot
eenheid van opleiding kon komen. Ik ga daarin
met u accoord. Ik geloof ook, dat het voor ons
betrekkelyk kleine kerkelijk levén gewenscht
is. Maar dan moet die eenheid ook een eenheid
zyn. -En dit nu is myn bezwaar tegen het
voorstel-Zaandam, en evenzeer tegen het
Een vertelling door Zelandia.
X.
Gaston sloeg de oogen neer. Alleen de ge
dachte aan z'n vroegeren meester, bracht 'm in
een onplezierige stemming.
„Nu", zei de dokter, „'t is maar gekheid hoor
Je hoeft nooit meer naar 'm toe. Maar naar
school zou je toch wel willen, niet?"
„Ja, dokter, heel graag antwoordde Gaston.
„Hoerariep Frits, zóó hard, dat Greet in
de keuken er van schrikte, „dan gaan we samen,
wat zullen we pret hebben, Gaston
„Wel jy druktemaker", hernam de goede
dokter, „wil je wel eens een beetje bedaren,
hé 't Is nog zoover niet hoor. Nog een wei-
nigje geduld. Kom jij voorloopig eiken dag
maar vertellen, en goed hoor, niets vergeten.
Maar maak nu maar dat je wegkomt, je moe
wacht al op je met het eten, denk ik."
Haastig nam Frits nu afscheid van Gaston
en de dokter en spoedde zich naar huis, want-ie
wou z'n moeder niet graag laten wachten. Moe
werd zoo gauw ongerust, vooral na dien avond,
toen nu, dat weet je wel.
Frits had door die ééne keer goed geleerd.
voorstel-Sikkel. De eenheid, zooals ze in deze
beide voorstellen aangegeven wordt, is m. i.
met allen eerbied voor de goede bedoeling dei-
broederen niet veel meer dan een geknutselde
eenheid. Het klinkt zoo verleidelykeenheid
met handhaving van beider zelfstandigheidmaar
als dit vraagstuk uitgewerkt wordt, dan komt
noch de eenheid, noch de zelfstandigheid vol
doende tot haar recht. En daarom is ook door
deze voorstellen zoo goed als niemand bevredigd.
Het voorstel-Sikkel nadert wel iets dichter tot
het doel dan het voorstel-Zaandammaar het
geeft toch ook geen eenheid en waarborgt ook
geen zelfstandigheid.
Eenheid van opleiding is, als wy de dingen
nuchter beschouwen, niet te verkrijgen, zoolang
er twee scholen blijven bestaan. Wil men een
heid, dan moet of de Theol. School worden
opgesmolten in de Theol. Fac. der Vrye Uni
versiteit, öf de Theol. Fac. moet worden opge
smolten in de Theol. School. Elke andere op
lossing, hoe uitnemend ook bedoeld, blyft knut
selwerk. Ik kan my zeer goed begrijpen, dat
de besliste voorstanders van de „eigen inrich
ting" zich in geen van de bovengenoemde voor
stellen kunnen vinden.
Weet ge, wat ik jammer acht, waarde broeder?
Ik acht het jammer, dat de broeders, die deze
zaak ter hand genomen hebben, zoo laat zyn
begonnen en den kring van samensprekers zoo
eng hebben gemaakt. Ik had liever in die
vergadering de verschillende zienswyzen samen
gebracht en was men dan tot overeenstemming
gekomen, dan zou de a. s. Synode voor een
lichte taak hebben gestaan. In een teedere
kwestie als deze is het zoo noodig, dat de Sy
node zoo goed als heel de Kerk achter zich heeft.
Want wel is het waar, dat in de Kerkelyke
samenleving de minderheid zich schikken moet
naar de meerderheiddoch in de hangende
kwestie mag niet voorby worden gezien, dat
het beding van '92 niet door een besluit der
meerderheid ter zyde kan worden gezet. Kan
men de minderheid bewegen tot loslating van
dit beding in den weg van overtuiginghet is
wèlmaar overstemming van die minderheid is
een daad van onrecht. Over de onherroepelyk-
heid van het beding kan verschillend worden
gedacht, maar nooit mag het beding verdwijnen
door een machtsdaad der meerderheid.
En nu is het te vreezen, dat het op de Synode
te Zwolle wel eens tot zulk een machtsdaad
kon komen. Het is mogelijk, dat de bewuste
voorstellen, zy het dan gewijzigd, een meerder
heid vinden. En dan is het verder te vreezen,
dat te Zwolle niet zal geschieden wat te Arn
hem is gebeurd; dat men n.l. niet ten uitvoer
zal brengen, wat by de meerderheid besloten
is. Dan zal men doorgaanmaar dan zal in
veler oog door de macht het recht zyn ge
krenkt en deze krenking van het recht zal
voor de eenheid van ons kerkelijk leven ge
vaarlijker zyn dan de tweeheid in de opleiding.
Ik durf daarom wel zeggen, dat er velen zijn,
die het o zoo gaarne zagen, dat er eenheid van
opleiding kwam, maar die het ook met vreugde
zouden zien, indien deze ingediende voorstellen
van de kerkelyke tafel verdwenen. Deze voor
stellen lossen de kwestie niet op. Er moet
komen een éénheid, geen twee-eenheid. Waar
is de wyze, die ons zegtzoo moet het wezen
één school, die tegelyk faculteit, tegelijk „eigen
inrichting" is?
Gy hebt de vorige week zoo aandoenlyk be
tuigd uw liefde voor de Theol. School. Ik heb
haar ook lief. Mede omdat ik daar opgeleid
XI.
Zomer
Heerlyk
Bly straalt dezen haar licht van omhoog.
Vroolyk spelen vlinders hun fladderend spel
over geurende en kleurende bloemen en zacht
zingen de bladeren der boomen hun wiegelied
voor vogels, die, springend van tak tot tak,
meezingen op velerlei wijs.
Alles is na den barren winter tot nieuw
leven ontwaakt.
De torenklok van Yeldenwei slaat twaalf.
Nauwelijks is de laatste slag weggeslingerd
in de lucht of het schoolplein der christelijke
school vult zich met kinderen.
De school gaat uit.
Ordelijk komen ze naar buiten, maar als ze
daar eenmaal zyn, dan begint alles door elkaar
te krioelen.
Kameraadjes zoeken elkaar opde grooten
wachten op kleine broertjes en zusjes maar al
gauw zyn toch allen op weg naar huis, want
de meesten moeten dadelijk gaan eten.
Kyk, daar loopen twee jongens.
'tZyn Gaston en Frits.
Hoe is Gaston veranderd. Z'n been is ge
nezen, wel wat stijf n°g> maar hfi kan er toch
goed mee voort. Samen gaan ze nu op school.
Wat hebben ze 'tdruk. Waarover? Luister maar.
„Hoe laat kan je va thuis zjjn Frits
ben. Meer nog om der vaderen wil. Doch boven
mijn liefde tot de School gaat myn liefde tot
de Kerk. Ik zou het zoo diep betreuren, indien
ter wille van de School ons kerkelijk leven nog
meer werd verdeeld, dan het reeds is. Als de
opleidingskwestie niet anders wordt opgelost,
dan het in deze nieuwe voorstellen geschiedt,
dan zal de innerlijke onvrede in den boezem
onzer kerken nog grooter worden. Wie niet al
te slaperig is, ziet toch wel, dat door deze
voorstellen aan de bezwaren der „kerkelyke-
opleidingsvoorstanders" niet tegemoet gekomen
wordt
Wil men éénheid, dan moet er zyn één
schooléén school, waar de aanstaande die
naren des Woords wetenschappelijk gevormd
en practisch worden bekwaamd. En zoolang
men nu niet ziet, hoe deze eenheid tot aller
bevrediging kan worden verkregen, zoolang late
men dan ook beide scholen rustig naast elkan
der bestaan en geve ook aan elke school het
hare.
Hiermede, waarde broeder, heb ik dan voor
dit oogenblik het mijne van deze kwestie ge
zegd. Er zal misschien nog wel iets volgen,
want de bespreking der voorstellen begint pas.
Maar mochten we in de discussie voor la-en-
kende woorden worden bewaard. Yoor 't geen
men schryft, draagt men de volle verantwoor
delijkheid. Als iemand wat driftig is, dan kan
het in zyn spreken wel eens gebeuren, dat hy
zich een oogenblik vergeetmaar wat men
schryft, kan men corrigeeren met de pen in
de hand.
Uw broederlijk woord van de vorige week
heeft duizendmaal meer invloed, dan alle uit
stortingen van boosheid en gramschap. Wie
met het zwaard slaat, zal door het zwaard ver
gaan. Wy moeten den duivel niet in de kaart
spelen. Ik weet, dat gy dit geheel met my
eens zyt.
Yan harte gegroet,
de uwe,
Laman.
Jezus en Her odes.
Pilatus is in een moeilijke positie.
Hy moet öf naar der joden zin handelen en
een rechterlijken moord plegen öf den strijd
aanbinden met de fanatieke menigte der joden.
Daar opent zich een uitweg.
Jezus is uit Galilea. En nu moet Herodes
wel niet vonnissen, maar Pilatus kan hem eene
beleefdheid bewijzen en zich zelf uit de moei
lijkheid redden.
Herodes is juist in Jeruzalem, 't Is immers
Paaschfeest en Herodes toont zich om de gunst
der Joden gaarne een Jood.
Hy was de zoon van Herodes den groote
en Malthake, een Samaritaansche van geboorte,
een der tien vrouwen.
Na den dood van Herodes was Archilaiis
koning geworden, zoodat hy zich vergenoegen
moest met Galilea en Perea, onder den titel
van Viervorst. Hy was waarlijk een zoon van
zyn vader. Listig, eerzuchtig en wreed, zonder
de kracht van zyn vader.
Jezus zelf noemt hem om zijn sluwheid, „dien
vos". Hij was gehuwd met de dochter van
Aretaz, den koning der Arabieren.
Die koningsdochter verstiet hy later om de
vrouw van zyn broeder te huwen, Herodias
die hem de laatste jaren van zyn. leven geheel
beheerschte.
Toen trad Johannes de Dooper op. Herodes
„Wel de trein komt om 11,46 uur in Z. aan
en dan is 'tnog een halfuurtje rijden met het
rijtuig. Ik denk, dat het niet lang meer zal
duren."
„Ik zal bly zyn, als je vader er is; jij zeker
ook Frits!"
„Nou, en wat voor nieuws zou va meebrengen
„Ik weet het evenmin, maar ben toch nieuws
gierig er naar."
„Nou tot strakjes, Gaston. Kom je me halen
„Ja hoor. Dag
Frits stapt naar binnen en Gaston loopt vlug
naar huis, waar Greet hem al met eten wacht.
Greet en Gaston zyn dikke vrienden gewor
den. Greet is voor Gaston als 'n moeder en
Gaston heeft de oude vrouw harteljjk lief en
bewyst haar allerlei vriendelijkheden. Zoo dik-
wyl| denkt Greet dan aan haar eigen zoon,
naar wien ze hard verlangt, maar van wien ze
nu al in zoo lange jaren niets meer heeft ge
hoord.
„Dag Greet."
„Dag Gaston. Is dominé al thuis?"
„Nog niet Greet. Strakjes denkt Frits."
„Kom, willen we maar een boterham eten,
Gaston
„Nee Greetik ben zoo benieuwd naar dominé.
Ik kan onmogelijk eten. Laat ik nog maar
een beetje wachten."
„Vreemd", zegt Greet, maar ik heb ook geen
trek. 't Lijkt wel of dominé voor my weg is
die gaarne wat nieuws hoorde, luisterde eerst
naar hem, maar toen Johannes hem bestrafte
wyl hy de vrouw van zyn broeder genomen
had, liet hy hem in de gevangenis brengen.
Jozefus verhaalt dat er ook by kwam de
vrees dat de beweging van Johannes een po
litieke zou worden en gevaarlijk voor hem.
Johannes bleef in de gevangenis te Machaerus
totdat Herodias, Johannes' vijandin, zyn hoofd
wist te krygen in den schotel harer dochter.
Jezus trad op en Herodes wordt gepijnigd
door zyn geweten. Zou Johannes opgestaan
zyn van de dooden en zich nu openbaren als
den wonderdoenden uit Nazareth O, kon hy
dien Jezus maar dooden.
En nu staat Jezus voor Herodes, den Idu-
meër. Al lang heeft hy begeerd Jezus te zien,
en toch hy was ook huiverig voor hem. Maar
nu staat die Jezus daar voor hem gebonden,
als een gevangene. En Herodes is blyde Hem
te zien, Hem zóó te zien. Waarom was hy
blyde
O hy ziethet is Johannes niet. In de uren
der eenzaamheid had hem de gedachte aan
Johannes beangst.
By drinkgelagen en in zyn wellustigheden
dan dacht hy er niet aan, maar als hy alleen
was in 't donker, dan was het hem menigmaal
alsof hy hem nog zag, dien ernstigen man, die
toch altyd indruk op hem had gemaakt. O
dat doodshoofd op den schotel bangde hem in
nachtelijke ure in huiveringwekkende duisternis.
Op feestmaaltijden spotte en hoonde men dien
nieuwen rabbi, die zooveel teekenen deed. En
Herodes hoorde dan weer die stem van Johannes
en zag dat bloedzou dan Jezus in verband
staan met den geest van Johannes? Hy zou
dien Jezus wel eens willen zien of hij
en als hy Johannes eens was, neen dan durfde
hy hem niet zien.
En nu daar staat die Jezus, gebonden,
machteloos, hy ziet dat gelaat neen, het is
Johannes niet. Herodes is verheugd. Zyn hei
melijke vrees is zonder grond.
Hy ziet Jezus. Ja Herodes, bezie thans Jezus
met zyn rein gelaat, de zonde heeft haar stempel
niet achtergelaten. Zyn hartstocht vlamt in
zijn oogdat oog is ook niet ontzield, maar
het is inderdaad de spiegel van een reine men-
schenziel. Maar wie daarvan iets zag, Herodes,
met zyn lage ziele niet. De karakterlooze wel
lusteling met zyn door de zonde verwoest oog
niet.
Hy is blyde, want hy stelt zich een ure van
vermaak voor. Zyn vreeze is weggenomen. Nu
ontwaakt zyn zucht naar vermaak weer, hy
ïoopt eenig teeken te zien. En dat zal die
Jezus wel doen, hy is immers in zyn macht,
ja hy moet het zich wel tot een eere rekenen,
nu hy voor den viervorst eens mag toonen wat
ïy kan. Tot nu toe heeft hy alleen visschers
en boeren als belangstellend of nieuwsgierig
publiek voor zich gezien, maar nu verwaardigt
Herodes, de viervorst, zich met hem te spreken
en naar hem te zien. Herodes vraagt, Herodes
spreekt, zyn hovelingen hadden immers altyd
gezegd dat hij zoo'n redenaar was, en zulke
diepzinnige vragen kon doen en vernuftige op
merkingen maken. Neen maar die Jezus zal
zijn uiterste best wel doen. Hoeveel kunstjes
en wonderen zal hy wel doen
Want ja, voor Herodes is Jezus niets anders
dan een kunstjesmaker en goochelaar. Als hy
straks meevalt, mag Jezus misschien wel aan
het hof komen om de hofhouding te amuseeren
als hofnar.
geweest en een boodschap voor my moet mee
brengen."
'tEten blyft onaangeroerd.
„Tingelingeling" gaat de bel.
Gaston gaat zien wie er is.
't Is Frits.
„Pa is thuis, Gaston, en of je dadelijk mee
komt
„Wacht maar even. 'k Kom al! Greet, ze
komen me halen hoorTot strakjes
Een paar minuten laten stapt Gaston by
domine binnen. In huis zyn alleen dominé en
z'n vrouw. Neen, wie zit daar in dien hoek
zoo achter af? Een vreemde man. 't Lykt
wel een zeeman, aan zyn kleeding te zien.
Beleefd groet Gaston de aanwezigen.
„Ga zitten jongen," zegt dominé. „Je zult
wel benieuwd zyn, denk ik."
Gaston zit al.
„'k Kan je geen bly nieuws meedeelen Ga
ston. 'k Ben in Marseille geweest en heb na
vraag gedaan naar je vader."
„Leeft vader nog?"
Gaston heeft nooit veel van z'n vader gehou
den. Geen wonderToch ontroert hy nu hy
vermoedt dat z'n vader dood is. 't Was toch
zyn vader en sinds hy in Yeldenwei kwam,
had hy geleerd. Veel geleerd. Ookhetvyfde
gebod. En hy wist nu, dat de Heere van ons
eischt dat we vader en moeder zullen eeren