Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
8e Jaargang.
Vrijdag 7 April 1911.
No. 42
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA en Ds. H W. LAMAN.
UIT HËT WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1B0HHEMEHTSPRMS
Drukker-Ditgever
Az
PRIJS DER ADYERTEHTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
A. D. LITTOOIJ
MIDDELBURG.
van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
JEZUS GEKRUISIGD.
En het was de derde ure, en zij
kruisigden Hem,
Mark. 15 25.
Het beteekenisvolle feit van Jezus kruisiging
wordt ons in de Heilige Schrift op korte en
sobere wijze vermeld. Korter en soberder dan
Markus het doet, kan het haast niet. Geen
enkele poging doet hij om het verschrikkelijke
van die kruisiging u aan te wijzen. Doorniet
één woord zoekt hij op uw gevoel of verbeel
ding in te werken. Neen, alsof hij een kroniek
schreef-en zelf buiten de feiten en gebeurtenissen
stond, die hij boekte, heet het soberEn zij
kruisigden Hem. Gij vraagt natuurlijk niet of
de Evangelist ongevoelig was voor de vreeselijk-
heid van Jezus kruisiging, voor de smart en
den smaad, die men zyn Heiland en Zaligmaker
aandeed, toen men Hem nagelde aan het vloek
hout. Dat zij verremaar gij gevoelt het dat
hij van teekening en schildering zich onthouden
heeft, eenvoudig omdat het onbeschrijfelijke
zich niet beschrijven laat. Zoo wilde het de
Heilige Geestsoberheid zal in ons woord zijn
wanneer wij spreken van het diepe mysterie
onzer verlossing, opdat het kruis van Christus
niet verijdeld worde.
Slechts op ééne zaak wil de Evangelist ons
opmerkzaam maken, en wel op den tijd waarin
het onbeschrijfelijke plaats vond. Het was de
derde ure, zegt hij. Waarom deze nauwkeurige
tijdsbepaling bij de anders zoo sobere beschrij
ving Wij kunnen ons wel vereenigen met het
gevoelen van hen, die oordeelen dat dit geschiedt
om ons naar Israels tempel te verwijzen.
Juist op dat uur toch ging de levietische
priester in het Voorhof het morgenoffer ont
steken om verzoening te doen voor de zonden
des volks, om het daarna in het Heilige den
Heere te wijden met reukwerk en gebeden.
En juist op dat uur zal nu ook de priester
naar Melchizedek's orde ten offer worden ge
bracht. Daar, in den tempel, was het maar
schaduw en afbeeldingmaar hier op Golgotha
zal vervuld worden wat in den 40sten Psalm
van den Messias gezegd wasBrandoffer en
zondoffer hebt Gij niet geëischttoen zeide Ik
zie Ik kom, in de rol des boeks is van mij ge
schreven Ik heb lust, o mijn God, om uw
welbehagen te doen, en uwe wet is in het midden
mijns ingewands.
Neen, dat Jezus gekruisigd is toen het de
derde ure was, naar onze tijdrekening de negende
ure in den morgen, dat is niet zonder het
kennelijk bestuur van Hem geweest, die het op
den berg des Heeren voorzien zal, die van
eeuwigheid zich zelf een lam ten brandoffer
voorzien heeft.
En zij kruisigden. Hem. Zij, die dit deden,
waren de Romeinsche krijgsknechten. Het is
niet te denken, dat zij hun werk met ontroe
ring of veel gevoel zullen verricht hebben. Zy
waren immers soldaten, gewoon aan dergelijke
dingen. Wie weet, of ze niet reeds velen ge
kruisigd of op andere wijze ter dood gebracht
hadden; en zelf hadden ze op slagvelden den
dood reeds menigmaal onder de oogen gezien.
Al pratende en lachende hebben ze Jezus eerst
aan het kruis gebonden, en daarna aan het
kruis genageld. Later hebben zij zelfs met
Hem den spot gedreven.
Zij wisten niet, wat ze deden. Zij voerden
trouwens ook maar den last uit van den Land
voogd. Achter deze soldaten staat Pilatus, de
zwakke, willooze en karakterlooze Rechter,
wiens taak het geweest was den Heilige en
Onschuldige te beschermen tegen de boosheid
en nijdigheid der Joden. Een en andermaal
had hij Jezus onschuld beleden. Maar hij was
een lafaard, een eer- en plichtvergeten Rech
ter, die bezweken was voor den stormachtigen
aandrang van het volk, dat in verblinding den
kruisdood voor zijn koning eischte. Pilatus
draagt daarom de verantwoordelijkheid voor
wat zyne krijgsknechten gedaan hebben.
Maar zie, achter dezen Romeinschen Stad
houder staat wederom het volk der Joden.
Pilatus blijft verantwoordelijkmaar wij moe
ten niet vergeten, dat hij gehandeld heeft naar
het uitdrukkelijk verlangen van de ontzinde
Joden, die, onder aanvoering van hunne O ver
priesters en Ouderlingen, den doodelijken dag
van Jezus begeerd hebben.
Als de stadhouder naar een uitweg zocht,
om Jezus vry te laten, werd hij telkenmale
hierin verhinderd door het geroep der Joden
Kruis Hem, kruis HemZij deinsden er niet
voor terug om het bloed des Rechtvaardigen
in te roepen over hen en hunne kinderenhet
bloed, dat door God zoo vreeselijk bij hen ge
zocht is en ook nog steeds gezocht wordt.
En achter dit diep schuldig Israël staat
wederom de menschheid, ons gansche mensche-
lyke geslacht. Niet Israël en de heidenen alleen,
maar de gansche menschheid, welker vertegen
woordigers zy waren, wij allen hebben den
Heere Jezus gekruisigd. Als zy het niet gedaan
hadden, dan zouden wij het doen. Zoo is het
grondbeginsel, het bestaan onzes harten. En
daarom hebben wy Israël en de heidenen te
beschouwen als de uitvoerders van een werk,
waaraan wij allen van nature lust en welbe-
behagen hebben. De duisternis haat het licht,
en wil van het licht niet bestraft worden. Het
is de menscli, die in het Paradijs de hand op
geheven heeft tegen God, zijnen Schepper; en
het is wederom de mensch, die in bond met
Satan op Golgotha zich vergrepen heeft aan
den Gezalfde Gods.
Maar nu dienen wy nog één stap verder te
gaan, want de reeks is niet ten einde. Achter
den mensch, achter ons zondig geslacht, dat
op Golgotha den Heere Jezus gekruisigd heeft,
staat God zelf. De gemeente te Jeruzalem
heeft dit beleden, als zij zeide: Want in der
waarheid zyn vergaderd tegen uw heilig Kind
Jezus, welken Gij gezalfd hebt, beide Herodes
en Pontius Pilatus, met de Heidenen en de
volken Israëls, om te doen al wat uwe hand
en uw raad tevoren bepaald had, dat geschie
den zou. Zie, dit is het eeuwig wonder van
genade en recht, dat Gods hand in de kruisi
ging van Jezus was; dat Hij zynen Eenigge-
borene niet gespaard, maar overgegeven heeft,
opdat Hij rechtvaardig zy, en rechtvaardigende
dengene, die uit het geloof van Jezus is. Of,
gelijk het zoo schoon door iemand gezegd is
In den eeuwigen Vrederaad, in het Verbond
der genade tusschen den Vader en den Zoon,
liggen èn het vloekhout èn de nagelen, waar
door Christus gekruisigd is. En die nagelen
zyn onze zonden, die Hem toegerekend zyn.
God wilde de kruisiging van JezusHij zou
een Borg en Middelaar der uitverkorenen zyn.
Daarom zyn aan Hem hunne zonden overge
dragen, is op Hem hunne schuld gelegd, is
aan Hem hun vloek voltrokken. Dien, die geene
zonde gekend heeft, heeft God zonde voor ons
gemaakt, opdat wy zouden worden rechtvaar
digheid Gods in Hem. Dat is het groote en
dierbare Evangelie van het kruis, dat in de
wereld gepredikt en geloofd wordt. Een ander
Evangelie is er nieten een iegelijk die hier
aan gelooft, die den gekruisigden Jezus om
helst met een geloof, dat de Heilige Geest in
het hart werkt, die zal niet verloren gaan,
maar het eeuwige leven hebben.
Is de gekruisigde Jezus ook u dierbaar ge
worden? Voor velen is Hy, met zijn kruis,
een ergernis en dwaasheid. Zy wenschen in
de zonde te leven, voor welke Christus gestor
ven is, en daarom verachten en versmaden zij den
eenigen Borg en Zaligmaker. Welker verdoe
menis rechtvaardig is
Maar zalig zijn wij te noemen, als onze hope
op den Heere is. Hy is om onze overtredingen
verwond, om onze ongerechtigheden is Hij ver
brijzeld. In Jezus is het handschrift onzer
zonden aan het kruis genageld. Die zonden
hebben Hem den dood gedaan. Maar zijn ge
vloekte dood aan het kruis brengt ons de zege
ning des eeuwigen levens.
Zoo heeft uw God het gewild en bepaald,
naar de vrijmacht zijner genade. Menschen
hebben Jezus aan het kruis genageld, maar
daarin verheerlijkte zich Gods eeuwige Vrede
raad, tot uwe zaligheid. Love daarvoor den
Heere uwe zielVan der Veen.
Nog* niet dood.
In het verslag van de Classicale vergadering
Almkerk lazen we
„Ter tafel komt nu 't voorstel van Nieuwen-
dyk. De Particuliere Synode van Noord-Bra
bant en Limburg verzoekt aan de Particuliere
Synode van Zeeland, met haar, op nader te be
palen voorwaarde, te mogen samenwerken in
haren missionairen dienst op Java. Met meer
derheid van stemmen wordt dit voorstel ver
worpen".
Daaruit blijkt, dat de gedachte aan samen
werking tusschen de Zuidelijke provinciën in
zake de Zending ook in Noord-Brabant nog
leeft en wij verblijden ons daarover. Van onze
provincie is meermalen deze vraag aan Noord-
Brabant voorgelegd, want hier leefde de over
tuiging, dat samenwerking gewenscht, ja noo-
dig was. Bovendien geloofden we, dat de wijze
waarop die samenwerking geregeld moest wor
den, gemakkelijk te vinden zou zijn, En wij
zijn van oordeel, dat de Zeeuwsche Kerken nog
bereid zyn om dezen weg te bewandelen. Zeer
waarschijnlijk zouden zy, indien Brabant er
toe komen kon, met genoegen een dergelijk
verzoek hebben ingewilligd. Op de Classis
Almkerk is echter op nieuw uitgekomen, dat
daar de meeste Kerken er nog niet rijp voor zyn.
Wy verstaan dit-zeer goed en wy billy ken het
zelfs tot op zekere hoogte, want de weinige
Kerken, welke in Brabant zyn, staan voor den
gewichtigen arbeid der inwendige Zending,
welke een groote inspanning en vele geldelijke
offers vraagt. Met reden kunnen zij zeggen
wij hebben reeds zulk een moeilijke taak dat
wij meer dan genoeg op onze schouders heb
ben. Als wy nog meer voor onze rekening
nemen, dan zou het ééne weieens onder het
andere kunnen lijden.
Wij denken er niet aan om het tegen te
spreken, maar wij veroorlooven ons een twee
tal opmerkingen te maken, welke we tot over
weging aan de broederen aanbevelen. Altijd
heeft Noord-Brabant getracht en in de
laatste jaren is dit streven niet verzwakt
om aan de Kerken van ons Vaderland duide
lijk te maken, wat wy doen, is ook uwe zaak
en daarom riepen zy steeds de hulp van andere
provinciën in. Aan alle Kerkelijke Bladen
zonden zij een verslag van hun arbeid met het
verzoek het ter kennis van de lezers te brengen
liefst met een woord van aanbeveling. Wy
wyzen hierop niet om het af te keuren. Wij
zijn het er geheel mee eens en wy verheugen
er ons over, als wy zien, dat Brabant's Kerken
krachtig gesteund worden. Ook verscheidene
Kerken in ons gewest hebben verleden winter
aan de broederen gelegenheid gegeven om over
hun werk te kunnen spreken. Hoe meer zij
nu dien weg opgaan, hoe meer zy ook uitbrei
ding aan hun eigenlijk werk kunnen geven.
En het wil my voorkomen, dat, indien zy met
Zeeland in de Zending samenwerkten, zy zon
der eenige belemmering op hun manier met
hun evangelisatie zouden kunnen voortgaan.
De eene arbeid behoefde den anderen volstrekt
niet te hinderen.
Er komt nog bij, dat Zeeland nooit gezegd
heeftNoord-Brabant moet minstens zooveel
voor zyn rekening nemen. Er is voor zoover
ik weet nooit een woord over gevallen. Het
leek ons altyd toe, dat het voor de beide ge
westen goed kon zyn, dat zy voor zulk een
heerlijk doel samen ijverden. Het zou kunnen
leiden tot een inniger meeleven en tot een
hartelyker steun. Wy meenen nog altyd, dat
de winst aan beide zyden zou zyn, wyl wy niet
kunnen inzien, dat deelneming aan dezen ar
beid schadelijk zou werken voor de evangeli
satie. Ja, wy hoopten zelfs, dat nadere aan
raking van beide provinciën ook den arbeid
voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk in
eigen omgeving ten goede zou komen. Eerst
als het tegendeel ons bleek, zouden we deze
stille verwachting moeten opgeven. Wy be
grijpen daarom nog niet goed, wat de pro
vincie Noord-Brabant verhindert om op een
bescheiden wyze de proeve er van te nemen.
Vandaar dan ook, dat we elk levensteeken,
dat deze verwachting voedt, met blijdschap
begroeten. Bouma.
Een overgang.
Benthuizen is een dorp in de nabijheid van
Leiden, dat in de historie van de Kerk nog al
belangrijke beteekenis heeft. Daar toch heeft
ds. Ledeboer gearbeid, daar is het tusschen hem
en de kerkelijke besturen tot een breuk ge
komen, heeft een groot deel van de gemeente
aan zyn zyde gestaan en zyn handen gesterkt.
Nog altyd is daar een talryke gemeente, die
hem als haar geestelijken vader eert.
Opnieuw is de naam van dat dorp op veler
lippen gekomen, doordien ds. v. d. Pol, predikant
aldaar, zich losgemaakt heeft van de Hervormde
Kerk. Hy was Gereformeerd van belijdenis en
het bleek heiy steeds duidelijker, dat wanneer
iemand naar deze belijdenis wil handelen, hy
daartoe de gelegenheid mist.
Veel is in die Kerk geoorloofd, maarniet om
Gereformeerd in woord en daad te zyn. Vandaar
dat hy zijn ontslag gevraagd heeft. Enkele
dagen geleden sloot hy en zyne vrouw zich aan
by de Gereformeerde Kerk en nu heeft de
Classis Leiden hem onderzocht en beroepbaar
voor onze Kerken verklaard. Randwijk stuurde
hem een roeping en naar wy vertrouwen zal
hy weldra zijn ambt in ons midden aanvaarden.
Uit den overgang van dezen predikant blykt
dat er meer jonge mannen in de Hervormde
Kerk komen, die in goed vertrouwen den arbeid
beginnen doch weldra zich teleurgesteld zien
omdat de Reglementen hen dwingen te handelen
tegen hun overtuiging in. Wie dan den moed
heeft het er op te wagen, moet weldra voor de
Kerkelijke besturen wijken. Zy zijn er het best
aan toe, want al kost het eenige geldelijke op
offering, zy behouden en verkrijgen de vrijheid,
welke Christus voor Zyn Kerk verkregen heeft.
Wanneer iemand daarentegen het hoofd in de
schoot legt, die boet daardoor een deel van zyn
kracht en vrijmoedigheid in en ziet zich in de
noodzakelijkheid om allerlei uitvluchten te be
denken. Waarlyk, het is geen benijdenswaardige
positie gereformeerd predikant in zulk een
Kerk te willen zyn.
Nog iets anders leert men er ook uit. Zy die
in de Herv. Kerk nog liefde gevoelen voor de
Gereformeerde belijdenis, letten blijkbaar op
onze Kerken en dit legt ons te meer de ver
plichting op om ons leven te doen beantwoor
den aan de groote voorrechten, welke wy ge-