Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMi en Ds. H.W. LiMIN.
8e Jaargang.
Vrijdag 24 Maart 1911.
No. 40.
UIT HET W00R1).
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az.
De last der zonde.
Zeeuws
1B0HHEMEHTSPBIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
Drukker-Uitgever
MIDDELBURG.
LAAT DEZE HENENGAAN.
Indien gij dan Mij zoekt, zoo laat
deze henengaan.
Opdat het Woord vervuld zoude
worden, dat Hij gezegd had: Hit
degenen die Gij Mij gegeven hebt,
heb Ik niemand verloren.
Joh. 18 8b, 9.
In Gethsemané heeft Jezus zich vrijwillig in
handen zijner vijanden gesteld. De vijanden
konden dit natuurlijk niet verwachten, en daar
om kwamen zij met een bende, die onder aan
voering stond van Judas en goed van wapenen
voorzien was. Zij dachten een leeuw te vinden,
die als hy aangevallen werd zich met woede
zou te weer stellenen zij vonden een lam,
dat bereid was ter slachting geleid te worden.
Zoo had de Heilige Geest Hem reeds bij Je-
saia geteekendAls Hy geëischt werd, toen
werd Hy verdrukt, doch Hy deed Zijnen mond
niet openals een lam werd Hij ter slachting
geleid, en als een schaap, dat stom is voor het
aangezicht zyner scheerders, alzoo deed Hij
Zynen mond niet open.
Maar kwam Hy als een lam, toch was ook
nu de heerschappij op Zynen schouder. Een
enkel spreken van Zijne lippen, het ééne woord
Ik ben hetwas voor de vyanden voldoende
om allen achterwaarts te gaan en ter aarde te
vallen. Het Lam Gods openbaart hierin Zijne
heerlijkheid en toont een oogenblik Zyne god
delijke almachtigheid. De vyanden moeten het
weten dat zy, zonder Zynen wil, geene macht
over Hem hebben, en onze ziele dient met
aanbiddende bewondering tot Hem op te zien,
als tot een die zich vrijwillig voor ons over
geeft. En het is diezelfde majesteit, die een
oogenblik later by vernieuwing openbaar wordt,
als Jezus het koninklijke Woord spreektIn
dien gij dan Mij zoekt, zoo laat deze heengaan
Voor dit woord moet oorzaak geweest zyn.
Waarschijnlijk heeft het optreden der bende
hiertoe aanleiding gegeven. Zij had wel alleen
in opdracht ontvangen om Jezus te grijpen en
te binden, terwijl er verder van de discipelen
niet gesproken - wasmaar het laat zich ge
makkelijk denken, dat zy ook tegenover de
discipelen een dreigende houding aangenomen
heeft en dat zij, zonder de tusschenkomst van
Jezus, mede op die jongeren de hand zou ge
legd hebben. Daarom spreekt de Heere tot
de bende, zeggendeIndien gy dan Mij zoekt,
zoo laat deze henengaan!
Dat spreken van Jezus is geen vragen, maar
bevelen. Wel staat Hy hier alleen tegenover
een betrekkelijk groote bendemaar Hij is en
blyft in zyne vernedering de Zone Gods, wiens
woord een wet is voor alle schepselenaan
wiens woord alles moet gehoorzaam zyn. En
zoo wordt door dit spreken dan een almachtig
schild over de jongeren uitgebreid, en is er
geen schepsel denkbaar op de aarde, in den
hemel öf in de hel, dat tegen de discipelen
eenig kwaad zou kunnen vermogen.
Wat Hem aangaat Hem kunnen de vyanden
krijgenHy is naar den olijvenhof gekomen,
opdat Hy zich in hunne hand stellen zouHij
wil niet henengaanneen, Hij wil zich vrij
willig overgeven, al weet Hy 't ook dat banden
en dood in dezen weg Hem wachten.
Maar zyne discipelen van hen zal de bende
afblijvenvoor hen bedingt Hy vryen aftocht
Hy wil niet dat aan één van hen een haar
gekrenkt zal worden.
Welk een zorg en liefde des Heilands voor
de zijnen wordt hier openbaar. Johannes merkt
hierbij °P Jat het woord in vervulling ging,
PBIJS OER iDTERTEITIEH
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
dat Hy gezegd had, namelijk in zyn hooge-
priesterlijk gebedUit degenen die Gij Mij
gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. On
getwijfeld heeft de Heere tbij dit woord niet
allereerst het oog gehad op der discipelen aard-
sche leven en welzijn, maar toch zyn deze
evenmin uitgesloten. Met het oog op het
geestelijk belang der discipelen was het noo-
dig, dat Jezus in Gethsemané ook voor hunne
uiterlijke belangen waakte. Wat zou er toch
van hen geworden zijn, waren zij nu reeds in
de noodzakelijkheid gekomen om voor Jezus
te lyden Straks verloochent Petrus, de moe
digste van allen, zyn Meesterwat zouden de
anderen dan niet hebben gedaan Daarom
zorgt de Heere, dat zy zich door vlucht kun
nen redden. Hij wil niet, dat zij vóór den
tijd of boven vermogen verzocht wordenHij
wil niet, dat aan het kind de mannentaak
wordt opgelegd en het bevend riet geroepen
tot de standvastigheid van den martelaar. En
waar Hij ze alzoo bewaarde voor lichamelijk
kwaad of gevaar, daar is deze bewaring tege
lijk redding uit geestelyk en eeuwig gevaar.
Welk een Heiland hadden deze discipelen, en
wat waren ze bij Hem veilig
Indien gy dan Mij zoekt, zoo laat deze henen
gaan In dit woord beluistert ge zoo bij uit
nemendheid het borgtochtelyke, dat het eigen
lijke karakter is van Jezus lijden en sterven
en waardoor dit zoo dierbaar is aan allen, die
in Hem gelooven. Hy was onze Borg en Mid
delaar. Daarom staat er geschrevenWaar
lijk, Hij heeft onze krankheden op zich geno
men en onze smarten heeft Hij gedragenHy
is om onze overtredingen verwondom onze
ongerechtigheden is Hy verbrijzeld de straf,
die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en
door zijne striemen is ons genezing geworden.
Hij, die geene zonde gekend heeft, geeft zich
over in de handen zijner vyandenen zij, die
aan allerlei zonde schuldig zyn, kunnen henen
gaan. Hij werd gebonden, en voor hen is er
vrijheid. Hy werd van God geslagen en ver
drukt, en voor hen is er genezing. Hy ging
in lijden, altijd dieper, totdat Hij wegzonk in
de diepte van den dood, en voor hen is er
overwinning en eeuwige zaligheid.
Daarom is het ook tevergeefs dat wereld en
Satan zich opmaken, om tegen het verloste volk
van Jezus zich te stellen. Zy doen dit, en dit
mag u niet verwonderen het kan niet anders.
Zy hebben Jezus gehaat; zij haten ook u.
Daarom zijn Gods kinderen op aarde kruisdra
gers, maar zullen zij toch nooit door den vy-
and beschadigd of overwonnen worden. Want
de Heere, die u liefgehad en met zijn bloed
gekocht heeft, zal u bewaren. Hij heeft zich
zelf gegeven, opdat gij vry zoudt uitgaan; en
niemand kan binden, wat Hy heeft ontbonden.
Neen, Hij bewaart u door Zijn almogende
kracht, en eenmaal gaat gy in in de vreugde
uws Heeren. Al stonden er duizend maal
tienduizend vyanden tegen u op, zij zouden u
niet kunnen deren. Als Jezus tot hen [het
Woord Zyner Majesteit spreektLaat deze
heengaandau houdt niemand u tegendan
gaat gij veilig in den weg, dien de Heere u
doet wandelendan komt gij na volbrachten
loop en strijd aan de poorte des hemels, om in
te gaan in de vrijheid der kinderen Gods en
met uwen Koning te zitten in Zynen troon.
Omdat Hij gebonden werd, zult gij ontbonden
worden. Omdat Hy gesmaad werd, zult gij
nimmermeer te schande worden. Omdat Ily
van God werd verlaten, zult gij tot in eeuwig
heid aangenomen en verheerlijkt worden.
Kent en belijdt gy dezen Borg en Middelaar
in der waarheid als uw Heiland? Hij stierf
voor Zyn volk, dat den dood verdiend had.
En nu predikt Hy aan u Zyn lyden en sterven,
opdat gy in Hem gelooven zoudtHy zoekt u,
opdat gy u aan Hem zoudt overgeven en toe
vertrouwen. Dan alleen kunt gy in vryheid
henengaanwant dan is de zonde u vergeven,
de vloek van u weggenomen. Dan zal geen
vijand iets tegen u vermogenwant zoo Hij
voor u is, wie zal dan tegen u zyn Welge
lukzalig is het volk, dien het alzoo gaatwel
gelukzalig is het volk, wiens God de Heere is
Van der Veen.
UIT HLET LEVJKN.
Er zyn vele dingen, die den mensch in het
leven tot een last zyn. Allerlei kwalen en
ongemakkenallerlei doornen, die ons steken
allerlei kruisen, die ons drukkenallerlei zor
gen en bekommernissen, die ons onrustig maken
en vermoeien allerlei onaangenaamheden, die
ons in den weg treden. En we zouden van
deze dingen o zoo gaarne willen worden verlost.
Het leed, dat ons treft, is ons zoo spoedig
te zwaar en te veel. De een mag zijn kruis
wat lijdzamer dragen dan de andere, maar als
hy gelegenheid ziet om er van te worden
bevryd, dan maakt hy liever vandaag dan mor
gen van die gelegenheid gebruik.
Daartegenover is er een ander kwaad, dat
slechts zeldzaam als een last wordt gedra
gen. Het is het kwaad der zonde. Er wordt
wel veel over de zonde gesproken, maar weinig
wordt er onder de zonde gezucht. Men leeft
er jarenlang in voort, zonder begeerte naar
verlossing, zonder verlangen naar verandering.
Als er over de zonde geklaagd wordt, dan geldt
die klacht meer de zonde, die men in den naaste
bespeurt, dan de zonde, waaronder men zelf is
gebonden. Men heeft den mond vol over dén
splinter in het oog zyns broeders, maar den
balk in eigen oog draagt men als een lichte
last. Met een uitgestrekten arm toont men
de gebreken, fouten, struikelingen, zwakheden
van den naaste aan, maar wordt er ook slechts
even met den vinger naar eigen tekortkomin
gen en verkeerdheden gewezen, dan ontsteekt
men veelal in den brand des toorns, en men
denkt er niet aan den zondigen weg te ver
laten.
Over dit zeer ernstig verschijnsel is reeds
dikwijls gesproken, en door oude en nieuwe
schrijvers is er veelvuldig de aandacht bij be
paald. Ook in een oud verhaal wordt dit zoo
zinrijk voorgesteld. Iemand droomde eens een
vreemden droom. Hij zag in den droom een
groote schare, die door de stadspoort uittoog
naar buiten. Al deze menschen droegen lasten,
waaronder ze klaagden en zuchtten, en waar
van ze blijkbaar gaarne wilden worden bevryd.
De een droeg dit, en de ander droeg iets an
ders. De last van sommigen was zeer zwaar,
de last van anderen scheen weer wat lichter
te wegen. En met deze hunne lasten togen
ze voort.
Eindelijk kwam die schare bij een grooten
put, een diepen afgrond. En daar werd haar
een teeken gegeven om stil te houdenen
daar kwam een stem, die tot hen sprak; „ieder
werpe in deze diepte de lasten, die hij gaarne
kwijt wil wezen, en waarvan hy wil worden
verlost!" En toen haastten zich die menschen,
en ze kwamen tot den afgrond, en ze wierpen
allen om strijd hun kwalen en ongemakken,
hun bezwaren en verdrietelijkheden, hun door
nen en kruisen in den geopenden put. Iedereen
wierp er iets in niemand bleef achter.
Toen zag die man wederom in den droom,
hoe al deze menschen wederkeerden naar hun
huis in de stad, nadat ze zich van hun lasten
hadden ontdaan grootelijks verlicht en zicht
baar verblijd. Maar tevens zag hij, dat nie
mand hunner zich ontdaan had van den last
zyner zonde. De last der zonde nam ieder
weer getroost en zonder zuchten mede naar
huis. De gierigaard nam weer met zich de
onverzadigbare liefde tot het goed. De dronk
aard nam weer mede zyn last tot den bedwel
menden drank. De hoereerder nam weer mede
zyn hunkering naar den wellust des vleesches.
De nijdigaard nam weer mede zyn zucht tot
haat en twist en krakeel. In dit opzicht had
den allen blijkbaar begeerd te blyven degenen,
die ze waren. Geen dezer menschen had van
zyn zonde afstand gedaanalleen hun ellende
hadden ze in den afgrond geworpen.
Toen ontwaakte die man. En zie, het was
een droom
Nu zegt mendroomen zijn bedrog. Maar
wie voelt er toch niet de waarheid van dit
droomgezicht Hoe weinig ware behoefte wordt
men gewaar bij de menschen naar vernieuwing
des levens, naar verlossing uit de macht en
heerschappij der zonde. Hoe weinig gevoel
van eigen zonde. Zeker schrijver zegt zoo tref
fend „zelfs bekeerde menschen zyn vaak zoo
onbegrijpelijk verblind ten opzichte van hun
eigen zonden. Fouten, waar ieder met den
vinger naar wystafgunst, achterdocht, gierig
heid, vele christenen zien ze by zichzelf niet,
zijn uiterst verstoord als een broeder er hen
op wystzy belijden wel hun zonden en bidden
om vergiffenis, maar eigen zonden blyven er
buiten. Dit is raadselachtig maar het is zoo.
Daarom voegt ons dat gebed, dat God ons onze
verborgen zonden, onzen schadelijken weg open
bare, Ps. 19 13Ps. 139 23 en 24."
Dit is juist en treffend gezegd. Inderdaad,
we zyn voor onze eigen zonden, onze karakter
zonden, onze boezemzonden dikwyls zoo blind.
Anderen zien ze, wyzen er op, spreken er over,
maar wy zelf zien ze niet, of willen ze niet
zien. We lezen de Schrift, we hooren Gods
Woord; onze naam wordt genoemd; daar is
van binnen in ons een stem, die zegtdat ziet
op u. Maar we slaan er geen acht op werken
er over heen worden er gemelijk ondermaar
komen niet in de schuld en zoeken geen genezing.
O die liefde tot de zondeZe is de groote
wolk voor het vriendelijk aangezicht Godsze
is de groote hinderpaal om te komen tot de
geestelyke blijdschap en vrede des geloofs in
Christus. Ze ligt tusschen Jezus en onze ziel
als de Roode Zee tusschen Egypte en Kanaan.
Menig Christen kwynt geestelyk weg in dor
heid en magerheid der ziel, omdat zyn onbeleden
en onbestreden boezemzonde zyn levenssap weg
zuigt en het zaad des geloofs in zyn hart met
verstikking bedreigt. En dan zoekt het arg
listig hart toch nogTdikwijls tot de genieting
van de blijdschap en den vrede in Christus te
komen dan neemt het, wat het niet krijgtdan
klimt het door opwinding soms tot het hemelsehe
op, wanneer het hemelsehe niet uit zichzelf af-
en nederdaaltmaar het is niet het echte.
O, dat we het toch wilden gelooven. Er is
geen vreugde in de verlossing, zoolang er niet
is berouw over de zonde, zoolang er niet is een
zuchten naar verandering, een roepen om ver
nieuwing. Daartoe is Jezus in de wereld ge
komen Hy maakt zyn volk zalig van hunne
zonden ieder zondaar van zijn eigen zonde. Wij
moeten niet van algemeene zonden worden be
keerd maar we moeten worden bekeerd van
onze byzondere zondenallereerst van die zonden,
welke ons het liefst zyn, die we het minst ge
zind zijn te laten, die het diepst zijn ingeworteld.
Indien het oprechte schuldgevoel levendiger
werd, er zou ook meer worden genoten in de
genade der verlossing. Vraag daarom, lezer,
en bidtHeere, maak mijne zonden mij tot een
lastopen myn oogen, opdat ik ze zie reinig
mijn hart, opdat ik ze hateWant wat baat
ons het geloof, indien het ons niet vernieuwt
en verandert. Is het niet betereenswillend
te zyn onder het kruis, en zuchtend onder de