FEUILLETON. Niet gedacht. Vroeger en nn. UIT HET LEVIflN. De dag der kleine dingen. Het Koperen Vooreerst mag een woord Kroningsfeest, vam blijde erkentenis worden gewijd aan het gelukkige feit, dat onze geliefde Koningin dezer dagen haar Koperen Kronings feest mocht vieren. Op sommige plaatsen is deze gebeurtenis min of meer feestelijk herdacht. Prof. Bavinck hield, volgens het verslag in De Standaard", te Amsterdam een geestdrif tige oratie, waarin hy naar den trant zijner weinig geëvenaarde welsprekendheid bezielende dingen heeft gezegd. De zedelijk heidswetten Kerk en Schoolnieuws. Biddag voor het gewas. natuurlek, als er aanleiding toe bestaat, spre ken de menscben daar weer over. Kees. Ik wist niet, dat er sommigen zóó voor waren, maar bet is my duidelijk geworden, dat er eenigen zijn, die er nog al wat voor over bebben. Chris. Acb, dat is tocb niet zoo bevreem dend. Ik kan my best begrijpen, dat zij, die beelemaal geen waarde aan de Heilige Schrift hecbten, er voorstanders van zijn. Kees. Het komt meest voor lijkt 't mij bij menscben, die nog al goed op de boogte zijn. Chris. Wel zeker en gij denkt misschien, dat zij bet best oordeelen kunnen over bet verschil tusscben begraven en verbranden. Kees. Ge zegt daar zoo wat, 't welk my niet geheel vreemd is. Doch ik heb er nooit zoo bepaald over nagedacht. Waarom zouden zij er voor zijn? Chris. Naar zij voorgeven kiezen zy voor de verbranding, omdat dit naar bun oordeel de meest geschikte manier om bet stoffelijk overschot van den menscb tot stof te doen vergaan. Kees. Zoo, dat wist ik niet. Zij geven dus de voorkeur aan bet snelle en gewelddadige boven de langzame ontbinding in bet graf. Chris/ Juist. Zij zullen je zeggen, boe het met ons begraven lichaam gaat, welke krachten er noodig zyn om bet geheel te sloopen en dan zullen ze je vragenis bet dan niet wenscbelijk uit eerbied voor den overledene bet stoffelijk overschot daarvoor te bewaren Kees. Heb je wel eens een beschrijving ge lezen, die je duidelijk maakte bet verschil, dat er tusscben begraven en verbranden bestaat? Chris. Een enkele maal wel. En ik moet zeggen, dat de voorstanders bun zaak op voor treffelijke wyze weten te bepleiten. Kees. Dat geloof ik wel, want er zijn onder ben mannen van groote gaven. De menscben zyn er algemeen nog tegen, behalve eenige uit zonderingen, maar dit kan verkeeren. De meer derheid van beden kan morgen minderheid zijn. Chris. Natuurlijk kan dit. Maar ik hoop bet tocb niet. Als bet alleen de vraag was over de wyze waarop een lijk tot ontbinding moet overgaan, dan zou ik er niet over praten willen. Kees. Zit er dan meer achter Ik dacht, dat zy die met de oude gewoonte breken wil len, er alleen voor waren op wetenschappelijke gronden. Chris. Hebt ge er wel op gelet, dat de voor standers alleen gevonden worden in bet kamp der öngeloovigen Kees. Neen, doch daarmede is de zaak nog niet beslist. Ge zult tocb niet bet smeden en de muziekinstrumenten veroordeelen, ofschoon de nakomelingen van Kaïn er zich bet eerst op toegelegd bebben. Chris. Wie beweert bet Ik' ontken dan ook bet recht aan je om zoo iets uit myn woorden af te leiden. Kées. Maak bet me dan duidelijker, want zonder een nadere toelichting versta ik je niet. Chris. Dat kan wel zoo wezen. Maar dan moet ge me ook tyd en gelegenheid gunnen. Kees. Men moet alty'd by je op zijn woor den letten. Dat heb ik reeds meermalen on dervonden. Chris. Ik kan niet zeggen, dat bet je veel geholpen beeft, wantje laat iemand by na nooit uitspreken. KEES^Dank je wel. Zou je nu niet willen voortgaan. Chris. Nu ik wilde vervolgens zeggen, dat Een vertelling door Zelandia. 8. IX. De rustige slaap beeft den jongen veel goed gedaan. By zijn ontwaken ziet hy rustig de kamer rond. Vreemd komt hem alles .voor. Waar is hy tocb? Hy bezint zich. O, daar herinnert hy zich weer alles. Zyn val, zyn pyn Als hy er aan denkt, voelt hy 't weer. Hy wil opryzen, maar kan niet. „Sst", doet Greet met den vinger op de lip pen. „Stil blijven liggen". Ofschoon kleine Gaston alleen maar Franscb verstaat, begrijpt hy Greets raad tocb en blijft rustig. Hij kjjkt de kamer weer eens rond. Waar is hy tocb Waar is Leo Wie is die goede, oude vrouw Vol verbazing blijft zijn oog eindelijk rusten op een groot schilderij, voorstellende den Heere Jezus wandelende op de zee, terwyl in een schip, dat door de woedende golven geweldig wordt geslingerd, zich de discipelen bevinden, zij die aan bet woord Gods waarde toegekend hebben alle tyden door hunne dooden begra ven bebben. Kees. Dat zal wel zoo wezen. Maarjemoogt niet vergeten, dat het verbranden van de lijken ook iets nieuws is. Nog niet zoolang geleden zijn zy pas op 't denkbeeld gekomen, dat het verbranden beter is. Chris. Hoe heb ik bet nou? Meen je beuscb, dat het iets nieuws is. Nou dan vergis je je. Van ouds af hebben de beidensche volken bun dooden verbrand. Kees. Dat wist ik niet. Er zyn derhalve twee oude gewoonten, de een bij de mannen, die in de H. Scbrift geloofden, en de andere by de afgodendienaars. Chris. Juist. Overal waar het Evangelie bij een volk ingang vond, daar werd bet ver branden afgeschaft en begon men met het be graven. Zoo is bet ook gegaan bij ons eigen volk. Kees. Het wordt me duidelijk, wat je be doelt. En ik moet erkennen, dat een derge lijke historie wel iets te zeggen beeft. Chris. Zoo denk ik er ook over. Er blykt uit, dat de geloovigen van alle eeuwen in bet woord, stof zyt gy en tot stof zult ge weder- keeren een aanwijzing gezien hebben om het lichamelijk overschot van hun overledenen niet te verbranden maar te begraven. En het komt me voor, dat zy juist gezien hebben. Het is niet zoo moeielyk om te verstaan, dat het be graven niet alleen in overeenstemming is met de oude Christelijke gewoonte, maar ook met de uitspraken van 's Heeren woord. Kees. Het spijt me niet, dat ik erover be gonnen ben. Er werd veel over gesproken en ik dacht, daar moet ik het myne eens van hebben. Chris. Begrijpen zul je nu ook wel, waar om ik zei, dat ze het voorgeven als meer wen- schelijk en minder schokkend. Het zou velen van die voorstanders wat waard zyn, als zij de oude christelyke traditie van haar plaats kon den dringen en de oude beidensche in eere herstellen. Al wat aan het Christendom her innert, moet weg. Eerder zullen en kunnen zy niet rusten. Bouma. Aan groote gebeurtenissen is onze tijd niet rijk. Er geschiedt wel het een en ander, dat levendige belangstelling wektmaar nu bepaald groote dingen, die de harten in spanning bren gen, zyn er niet vele te noemen. Het is meer de dag der betrekkelijke kleine dingen. En het is goed, dat we ook dien niet verachten. Temeer, daar er onder die kleine dingen onder scheidene goede dingen zijn, die we met dank baarheid mogen opmerken. Maar overigens ging dit feest op de meeste plaatsen in stilte voorbij. Of het waar is, weet ik niet, doch naar men zegt, moet de Koningin zelf de wensch te kennen gegeven hebben, dat die vol angst den Wandelaar op de zee, zien naderen De jongens en meisjes, die dit lezen, kennen allen, naar ik hoop, deze geschiedenis en weten ook wel hoe die zee heet. Maar Gaston wist er niets van. „Koorddansen", zoo dacht-ie, „is moeilijk" maar te loopen op de zee, scheen hem toch nog oneindig moeilijker toe. De zee, Gaston had ze dikwijls gezien, toen hy nog thuis was, maar dat was minstens al eenige jaren geleden. Al denkende, vermoeide hij zich te veel en viel weer in slaap en droomen. Hij droomde Van een klein kamertje in een achterbuurt van een groote stadvan een vrouw, z'n moe der, die hem liefkoosdevan een man, z'n va der, die dikwyls dronken was, vloekte en hem sloeg. Hy droomde van z'n huis. 't Was maar 'n klein huis geweest, waarin hij had gewoond. In een donkere, morsige steeg. Maar toch wenschte Gaston in stilte, dat hy er maar weer was, by z'n lieve moeder. Want haar liefkoozingen deden hem spoedig vaders vloeken en slagen vergeten. Uit de vuile steeg ging Gaston vaak naar een der kaden van de groote stad, waar hy woonde, Marseille. Daar zag hy dan de zee, schoon en groot. Lang kon hy er naar zitten deze gedenkdag zonder feestelijkheden mocht passeeren. Ze vond, dat ze nog te weinig had gedaan voor het Nederlandsche volk om op bijzondere wyze te worden gehuldigd. Als het waar is, dan is dit woord door nederigheid groot. Wy gelooven, dat onze Koningin véél voor ons volk heeft gedaan, al was het alleen reeds door de zonneschijn van haar persoonlijk - heid. Er gaat licht en warmte van haar uit. Ze maakt in de harten edele aandoeningen wakkeren versterkt door haar innemend op treden onder het volk de liefde tot het Konings schap. Al deed zij nooit iets meer, het zou reeds genoeg zyn om haar als een zegen Gods voor Nederland dankend te bezitten. Wanneer de vorsten verstaan, dat zij er zijn om het volk, dan zijn zy zelf de geduchtste kampioenen tegen den omwentelingsgeest, die daar werkt in de kinderen ,der ongehoorzaamheid. Ook in dit opzicht mag het edele Belgische koningspaar met eere worden genoemd, want ook dat zoekt en vindt den weg tot het hart van het volk. Onze Koningin behoefde echter het hart van haar volk niet te zoeken en te vinden. De Oranje liefde zit er by ons zoo diep in. Maar door een Vrouw als onze Vorstin wordt deze oude liefde zoo krachtig versterkt. Wij hebben dit een zegen te achten een weldaad Gods over ons in zoo menig opzicht rijk bevoorrecht vaderland. De Heere houde Nederland en Oranje één, van geslacht tot geslacht. Moge Koningin Wilhelmina tot in hoogen ouderdom over ons volk regeeren. En onze natie, ofschoon verre van eensgeestes, toch één in liefde tot het Huis van Oranje, één in trouw aan Haar, wier kroon niet enkel sieraad, maar wier kroon een teeken en symbool van door God verleende Majesteit is. den herdacht. I Er is nog iets anders, het welk ook dankbaar mag wor- t bedoel de aanneming van de zedelijkheidswetten. Dat ze noodig waren, be droeft onsdat ze voorgesteld en aangenomen werden, is ons een oorzaak van blijdschap. Wel is er veel te veel over gesproken in de Kamer, wel zijn ook hier weer de gedachten uit veler harten geopenbaard, maar ten slotte zag de kloeke Minister zijn strijd met een glansrijke overwinning bekroond. De zedelijkheidswetten zyn er nu. De zonden tegen het zevende gebod zullen van overheidswege scherper worden be streden en zwaarder gevonnist. En nu ver wachten we niet, dat de onzedelijkheid ziender- oogen afnemen zal, want wetten maken het hart, dat boos is, niet goed. Maar dit is ons een oorzaak van vreugde, dat aan het openlijk en schaamteloos bedrijf der ontuchtplegers toch paal en perk wordt gezet. Dit kwaad wordt teruggedrongen naar de donkerheid. Daar be hoort het. Het begon zich al driester in het licht te vertoonen. En daartegen zal nu voor taan van overheidswege worden gewaakt. Over het meer of minder volmaakte van deze zede lijkheidswetten kan natuurlyk verschillend wor den geoordeeld. De een acht ze te scherp, de ander vindt ze te zwak. Alle menschenwerk is onvolmaakt, en er zijn altyd menschen, die wat beters verlangen, dan ze verkregen. Maar de Heere leert ons dat wij den dag der kleine dingen niet verachten zullen. En daarom doet het ons goed aan het hart, dat deze wetten er gekomen zyn, en dat de strijd tegen het verderf der onzedelijkheid krachtiger dan ooit te voren zal worden bestreden. Ook dit is een goedheid Gods over Nederland. van den biddag voor het gewas is ook dit jaar weer op vele plaatsen niet nagelaten. Er mag al eens gescharreld worden met den datum, de gewoonte zelf blijft in eere, getuige ook de goede opkomst van het volk. Wel is het nog geen Zondagsbeurt, maar daar werken verschil lende omstandigheden toe mede, die we hier niet noemen zullen en ook niet beoordeelen willen. Is er iemand, die dezen dag zou kunnen afzonderen, zij het ook met eenige opoffering, en hy doet het niet, welnu, de Heere zal te zijner tijd daarover het laatste woord spreken. Is er iemand, die dezen dag gaarne zou willen afzonderen, maar het wordt hem onmogelijk gemaakt, wij zullen hem daarover niet hard vallen. Wij constateeren met dankbaarheid, dat ook in onze dagen nog velen gelegenheid *en genegenheid hebben om biddag te houdente meer omdat we gelooven, dat dit biddagvieren voor menigeen meer dan vorm is, maar be hoefte en begeerte. Zeker, heel ons leven be hoort een biddend leven te zyn. Geen dag zonder gebeddit is de oude beproefde regel. Het gebed bewaart ons wel niet voor tegen- hedeh' én 'stórfaën,''nïaar het maakt ons sterk in de tegenheid en in den storm. Wat de adem voor de longen is, dat is het gebed voor de ziel. Het beeld is oud, maar het is juist. Als wy bidden, en wy ondervinden, dat de Heere ons antwoordt, wat ontvangen we dan kracht om te dragen, wat ons opgelegd wordt, kracht tot onze levenstaak, kracht ook onder ons kruis. Maar een biddend leven maakt daarom de viering van den biddag niet overbodig. Be halve in de samenstemming van velen in het gebed op dien dag, ligt zyn beteekenis ook bijzonder daarin, dat er een getuigenis van uit gaat tot onze omgeving. Daarom is het zoo goed, dat deze gewoonte, waar zy bestaat, ge handhaafd blyve. Een verloren dag is het niet. Er rust meer zegen op, dan wy ver moeden. Het is gewenscht, dat wy den dag van deze en dergelijke kleine dingen niet verachten. Laman. Dan is er nog iets, hetwelk dankbaar stemt. De viering TWEETAL: te Arnhem ds. J. L. Schouten te Watergraafs meer ds. A. v. Andel te Hilversum. BEROEPEN te Nieuw-Amsterdamds. J. D. Heersink te Emlichheim te Zuid-Beyerland dr. S. Greydanus te Rozenburg te Idskenhuizends. J. Meijer te Bierum. AANGENOMEN naar Charlois ds. D. Hogenbirk te Nederhorst den Berg als geestelijk verzorger te Dennenoord ds. W. W. Smitt te Assen naar Oostburg cand. W. v. 't Sant te Sleeuwyk. BEDANKT voor Alpen a./d. Rynds. D. Hogenbirk te Nederhorst den Berg voor Bozumds. M. M. Horjus te Soest; voor Blokzijl, voor Gramsbergen en voor 2e Exloërmondcand. W. van 't Sant. Ds. Tj. Algera, pred. te De Krim, is in den ouderdom van nog slechts 84 jaren over leden. Hij stond pas sedert Juni van 't vorig jaar te De Krim en voor dien tyd teMurmer- woude, waar hy in Aug. 1903 het predikambt aanvaardde. kijken en peinzen, tot dikwijls de duisternis hem herinnerde huiswaarts te keeren. Maar ach, dat huis Hoe somber en eenzaam werd het hem, toen z'n lieve moeder ziek werd en stierf. Half dronken ging z'n vader achter de lijkkoets aan. Yoor Gaston werd het leven nu nog ellendi ger. Slagen en verwenschingen kréég hijge noeg, meer dan brood. Zyn ruwe en verdier lijkte vader liet 'm geheel aan z'n lot over. Als medelijdende buurvrouwen hem niet som tijds een stuk brood of wat opgewarmd eten gegeven hadden, hij zou wellicht verhongerd zyn. Eindelyk kwam er verandering in z'n treu rig lot, maar beter werd het niet. Op zekeren avond kwam z'n vader thuis in gezelschap van een man, die er al even ver- loopen en woest uitzag. Onder het drinken van veel jenever voerden ze een langdurig gesprek, waarvan het slot was, dat z'n vader er in toestemde Gaston voor vijf en twintig francs, d. i. ongeveer f 25.aan zyn kameraad te verkoopen of zooals zy het noemden te ver huren. Deze man was niemand anders dan de ons bekende Leo. Toen begon z'n zwerversleven vol ellende. Reizend van de eene plaats naar de andere, moest hy onderweg z'n gevaarlijke kunsten leeren, vooral het koorddansen en overal waar „voorstellingen" gegeven werden, die halsbre kende toeren verrichten. Welk ongelukkig leven Had hy 't thuis slecht gehad, 't was nu zoo mogelijk nog erger. Aan slagen en vervloe kingen ook hier geen gebrekgeen enkel lief derijk woord trof hier ooit z'n ooren. En by dit' allés'Lwam, dat onze Gaston ook -niet be kend was met Hem, Die gekomen is om te zoe ken en zalig te maken, ook zulke verloornen, als hij er één was. Hoe goed z'n moeder ook voor hem was geweest, 't beste, wat ze hem had moeten geven, had ze hem onthouden. Den grooten Kindervriend was hem zelfs by name onbekend. In al z'n ellende kon hy zelfs geen gebed opzenden tot Hem, Die ook kinderen hoort, ja, Die ze zelfs tot zich riep, om ze te omhelzen en te zegenen. De dokter komt binnen. Hy is pas laat wakker geworden, maar voelt zich nu ook zeer verfrischt na al z'n vermoeie nissen. Nu moet hy weer uit naar z'n zieken, maar wil eerst toch nog even naar Gaston kyken. Deze slaapt nog steeds en de dokter wacht zich wel hem wakker te maken. De slaap zal hem goed doen en straks, als de zieken be zocht zyn, zal dokter eens met hem praten/ (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 2