Heeren of knechten In de doofpot. De opleiding onzer Missionaire Dienaren. Zendingskennis. Het Geweten. Zelfzucht. Evangelisatie kan worden, Onoverkomelijke bezwaren zijn er onzerzijds niet. Menigmaal hebben de Gere formeerde Kerken den eersten stap gedaan om tot overeenstemming te geraken. Aan ons heeft het niet gelegen, dat wij nog zoover van elkaar staan. Blijkbaar echter kunnen zy de toegestoken hand niet aanvaarden. Dit is zeker treurig. Maar dat blijft dan ook voor hun rekening. De Koning der Kerk, die Sion meer dan alle steden van Jacob lief heeft, omtferme zich ook over deze ellende. Bouma. Een mensch moet toch altijd maar op zijn tellen passen, want verbeeldt je Chris, nu is er een ouderling gekomen met een brief, waarin hij mij nader onderricht heeft gegeven. Nu daar feliciteer ik je mee. Op deze wijze ben je nog veel eerder uit den brand geholpen, dan je zelf vermoeden kon. Zeg dat wel. Je bent zeker benieuwd, wat er in dit schrijven staat. Natuurlijk, Kees. Dat is zoo klaar als een klontje. Ik voel er mij ook door vereerd. Het blijkt toch, dat sommigen wel zoo vriendelijk geweest zijn even te letten op ons gesprek. Verwonderen doet het mij niet, Chris, wijl ik gemerkt had, dat er nog al over gepraat werd. Als twee jongens achter een bal loopen, dan komen er licht nog enkelen by, die ook willen meedoen. Ge woudt mij den brief laten lezen, Kees, en daarom verzoek ik je er maar mee te be ginnen. Het is goed. Maar ik moet eerst nog een kleine inlichting geven om je voor een teleur stelling te bewaren. Met mij behoef je niet zooveel deernis te hebben. Tegen een klein stootje ben ik wel bestand. Dat kan wel zijn, Chris. Maar ge hebt mis schien gedacht, dat de brief aan my geadres seerd was, doch dat is niet heelemaal juist. 1 Nou. Lees hem dan maar voor, dan zal het wel blyken. Hier is hy Den Weleerw. Heer ds. Bouma. Geachte Redakteur Mag ik over eene kleine plaatsruimte in Z. K. beschikken? By voorbaat mijnen dank. Ik wil door dit mijn schrijven trachten, Kees, die de vorige week zoo ongerust en bezorgd was, gerust te stellen en zyne bezorgdheid weg te nemen. Wat toch was het geval Kees, was meê gedeeld, dat op de Classis Middelburg de ouderlingen de lakens uitdee- len, de dominees er by zitten en ook wel spre ken, doch dat de ouderlingen er zich niet aan storen. O Kees, wees niet bezorgd, zoo ver zyn wy noch niet, of wij de toekomst ook tegen gaan, dat juist het omgekeerde waar zal worden, is voor mij wel eens de vraag, die ik niet altyd ontkennend durf beantwoorden. Als gij eens op de Classis komt, dan zult gij hooren, kees, dat van de 10 uren, die de Classis altijd duurt, er van de 9 uur, die er gepraat wordt toch zeker 8 uur daarvan door de do minees in beslag genomen wordt, (gelukkig praten zij niet allen even veel en even lang, anders was het einde niet te over zien) en of zy dit nu altijd doen, in 't belang der goede zaak en nooit in eigen belang, of om eigen zin te krygen, laat ik dan gaarne aan uwe beoor deeling over. Waarlyk Kees, voor uw bezwaar in de Classe Middelburg is er geen grond. Wel is waar, het gebeurd wel, dat de ouder lingen, ook na lang praten van de dominees, toch stemmen tegen hun voorstel, doch dit is toch hun recht? Zy komen toch niet om ja te zeggen, maar zy mogen en moeten toch oor deel en. Het zal my waarlijk genoegen doen Kees, als gy eens op de Classis komt, en ik u daar mag ontmoeten. Ik verzeker u, gy zult ze verlaten met de gedachte, dat door de ouder lingen daar niet wordt geheerscht of de lakens uitgedeeld worden door hen. Tot ziens hoop ik. K. Houterman. Ps. Als zy u, nu straks vertellen Kees dat het dan toch op de Provinciale of Generale Synode zoo is, stel u maar gerust ook daar is in dat opzicht voor uwe vrees geen nood. Wel, wel, dat is aardig, Kees, en nu ben je zeker van al je onrust verlost. Ik wou, dat het waar was. Doch dit gaat niet zoo gemakkelijk meer, De berichten, welke my ter oore gekomen zyn, zyn te tegenstrijdig. Verleden week was ik nog al aardig kalm, daar ik dacht, het zal wel niet zoo erg zyn, vooral nadat ik met jou gesproken had. Heeft die brief het je dan weer gedaan? Dat versta ik niet. En blijkt toch uit, dat de dominé's er nog wel zijn en niet heelemaal onder de plak van de ouderlingen zitten. Volkomen waar. Doch zeg nu eens eerlijk, acht ge dit schrijven erg vleiend voor de pre dikanten Ge vraagt 'ineens zooveel. In elk geval staat er duidelijk in, .dat de dominé's nog niet be hoeven te zuchten onder de heersehappy van de ouderlingen. En daarover ging toch uwe onrust. Gy scheent bang te zyn, dat onze predikanten niet opgewassen waren tegen den grooten invloed, welken de ouderlingen oefen den. En nu verzekert een man, die het weten kan, je, dat daarvoor alsnog geen reden is. Dit moet ik toegeven. Doch de geachte schrijver, geeft te kennen, dunkt me, dat de dominé's te veel praten en als ik het goed be grijp, de ouderlingen te weinig. En dat acht ik ook bedenkelijk. De oude spreuk blijft nog altijd haar waarde behouden, Kees spreken is zilver maar zwijgen is goud. Troost je daar mede. Een mensch kan ook te veel zorg hebben. Zoudt ge er niet al te lichtvaardig over den ken, Chris? Ik althans wil het nu nader on derzoeken. Wij hebben er toch wel. degelijk mee te maken, of het behoorlijk toegaat met de regeering van de Kerk. Dat is een waarheid als een koe. Ik wil je echter nog op iets wijzen, dat in den brief staat. Het is ook duidelijk, dat de ouderlingen zich niet laten overvleugelen. Precies hetzelfde, wat ik dacht. Zij durven best tegen een voorstel van de predikanten stemmen. En mij dunkt daarmee in de zaak heelemaal in 't reine. Er zijn toch op elke Classikale vergadering meer ouderlingen dan predikanten, Ja, dat is een lichtpunt. Maar ik wil als het gaat, zelf naar de Classis om met eigen oogen te zien hoe het gaat. Ook om gewaar te worden, niet, of de ouderlingen vóór of tegen een voorstel van de predikanten stemmen, maar of zij ook weten en zeggen, waarom zy zoo handeleu. Bij welzijn ga ik met je mee. En tot zoolang zullen we ons maar van een bepaald oordeel onthouden, denkende, dat er in de gehouden gesprekken licht eenige overdrijving sehuilt. Bouma. ii I. i p ZENDING. De Heraut weet mee te deelen, dat „de Alger meene Christelijke Kerk" te Temanggoeng pas geleden onder leiding van ds. Wijers van Ba tavia gesticht, weer opgedoekt is, na een bestaan van eenige maanden. Er zullen er niet velen zyn die er om treuren. Of dit nu het resultaat is van de kerkvisitatie, waarvan wy voor eenige weken melding maakten? De leden dezer opgedoekte kerk zijn weer tot de Geref. Kerk van Batavia teruggekeerd. Ds. Horstman, de predikant der jong-gestorven gemeente, schijnt nu, volgens het niet zeer duidelijk bericht in De Heraut, als wettig pre dikant erkend te zijn van deze gemeenteof dit doelt op de ontbonden gemeente of op onze kerk te Batavia, kunnen wij niet uitmaken. De Heraut meent, dat er nu geen de minste reden meer is om op deze quaestie terug te komen. Dus in de doofpot II. Dat onze predikanten eenige opleiding inzake de Zending broodnoodig hebben, wordt door niemand betwist. Het kan toch niet ontkend, dat de Dienaren des Woords in verreweg de meeste kerken de leiding hebben in de Zen dingsactie, en het is op de Edinburgsche Zen dingsconferentie met kracht van redenen be toogd en bewezen dat de kerken, wier predi kanten weinig voor de Zending gevoelen, zelf ook bitter weinig voor de Zending doen. Dit ligt natuurlijk aan de positie, welke een Dienaar des Woords in zyn gemeente inneemt. Reeds het geregeld gedenken van de Zending in het gebed bij de samenkomsten van Gods volk is van grooten invloed. Tot dusver is het onderricht in de materie der Zending stiefmoederlijk bedeeld aan onze Hoogescholen. Myn vader zag zich in het laatste jaar van zyn leven de taak opgelegd college te geven in Zendings-theorie en Zendings-his- toriedoch dit heeft maar enkele maanden mogen duren, want toen werd door ziekte hier aan een einde gemaakt. Na dien tyd is de Zending niet meer onder de studievakken aan de Theol. School opgenomen trouwens, de 4 professoren moeten ook het werk van 5 man doen. Aan de Vrije Universiteit is het al niet beter gesteld. Dan zijn de Herv. pred. in betere conditie's. Immers, te Leiden, Utrecht en Groningen on derwijzen de kerkelijke Hoogleeraren in de Zendingsvakken. Kort geleden verscheen een soort handboek van één dezer professoren. Het zal dus allereerst gewenscht zijn, dat de curatoren der Theol. School en ook die van de Vrije Univ., een der professoren aanwyzen de Zendingsstudie ter hand te nemen; en zoo allen reeds te veel met vakken zyn overladen, zullen nieuwe krachten moeten worden benoemd. Onze Dienaren des Woords hebben recht op onder richt in deze hoogst gewichtige Zendings wetenschap. De opleiding onzer Missionaire Dienaren zelf is echter een niet zoo gemakkelijk op te lossen zaak, gelijk wij reeds een vorig maal opmerkten Zelfs wanneer de verplaatsing der Theol. School mar Amsterdam een feit werd, en, naar het voorstel van den Kerkeraad van Zaandam, aan de School een leerstoel voor Zending en Evan gelisatie werd gevestigd, was daarmede deze moeilijkheid toch niet opgelost. Onze a. s. Zendelingen zouden dan wel klaar kunnen komen met de Zendingsvakken zelf, als Zendingsmethode, Geschiedenis enz. Doch er komt nog zooveel meer kykenhet onderricht in bet Maleisch, Javaansch en vooral in de medicijnen. Misschien is de weg door Zeeland ingeslagen niet de minste. Onder deskundige leiding be reidt zich ds. Merkelijn te Den Haag voor in de grondbeginselen van het Javaansch op Java zelf zal hy deze studie trachten te voltooien en zich daar laten onderzoeken door eenige j>er- sonen, daartoe door de roepende kerk aangezocht. De geneeskundige studiën, eveneens hier aan gevangen, zullen door hem aan dr. Scheurer's hospitaal worden voortgezet en, naar dat voor zijn post noodig is, worden voltooid. Zoo valt de opleiding in 2 deelen uiteen hier te lande de Zendingsvakken in engeren zinen te Djocja de studie in het Javaansch en de medicijnen. Broeder R. te A. heeft het in een particulier schrijven over de geringe Zendingskennis onder de leden der gemeente. Wel sty gen de giften allerwege, en is de beroeping van een eigen Zendeling een gunst van onzen God en een stap in de goede richting, doch de kennis der Zending zelf is zoo miniem. Vóór maanden klaagde ds. Dijkstra reeds in eén van zyn brieven aan een vriend te Jeru zalem, dat liij zoo'n gevoel had, dat Het Zen dingsblad ontvangen, ingekeken en weggewor pen werd, doch niet werd gelezen. Wij weten allen wel, dat ds. Dijkstra goed gevoeld heeft. Eerste vereischte is voor onze menschen ons Zendingsblad te lezen, trouw en goed te lezen. Dat geeft in verloop van tyd een massa kennis van onze eigen Geref. Zending op Java en Soemba. Bovendien is het noodzakelijk dat De Mace doniër wordt aangeschaft. Alle Kerkeraden en Zendingscommissiën moeten één of meerdere exemplaren aanschaffen en lezen Ook leden der gemeente kunnen in groepjes van 4 per sonen zich op het blad abonneeren. Het is uit nemende kost, degelijk en toch aantrekkelijk. Dit tijdschrift brengt reeds in wy deren kring met de Zending op de hoogte. En eindelijk zyn de Zendingsclubs of studie kringen een eisch des tyds geworden. Doch hierover D. V. een volgend maal. In de Nederl. Zendingsbode lezen wij o. a. het volgende In het Militaire Tehuis te Meester-Cornelis staat in de zaal op den eenen wand geschil derd „Jezus stierf om u te redden", en op den anderen: „Gedenk de gebeden uwer moeder". Er zyn militairen geweest, die aanboden verf en kwast te betalen, om deze woorden weg te verven, ja men heeft zelfs verzocht om over plaatsing om de gedachten die ze opwekten te verdrijven. J. D. Wielenga. God heeft grenzen gesteld voor 's menschen leven, die wij niet mogen overschrijden. Ons begeeren en willen, ons doen en laten, ons handelen en verrichten moet blijven binnen de perken, die onze God daarvoor gegeven heeft. De mensch kan wel buiten die gestelde perken treden en helaas, hij doet het ook zoo dikwijls, maar hy mag het toch niet doen 't is een over treden van Gods geboden, een ingaan tegen Zyne ordinantiën. Allerlei begeerten komen vaak op in ons hart. Wij mogen daaraan niet toegeven. De fooze begeerten des harten mogen we niet inwilligen. We hebben daar tegen in te gaan, ons zelf te beheerschen, en alle verkeerde begeerten on voorwaardelijk te onderwerpen aan het gebod der gehoorzaamheid. Zelf beheersching moeten we kennen op aller lei gebied. Ook in dingen, die op zichzelf niet verkeerd zyn, maar door overmaat verkeerd zouden worden. Zelf beheersching in ruimen zin wil dan ook zeggen zich houden binnen de grenzen, zich niet overgeven aan elke oogen- blikkeljjke opwelling van het verkeerde of toe geven aan het onmatig gebruik van wat op zichzelf geoorloofd is. Zichzelf beheerschen is zichzelf in de macht hebben, zichzelf bedwingen en alzoo noch opzettelijk, noch onbedachtzaam of in een onbewaakt oogenblik de teugels van het zelfbestuur te laten glippen. Onze begeerte moet altijd staan onder de heerschappij van den zedelyken wil. Als onze begeerte, in welk opzicht ook, niet meer be- heerscht wordt door den wil, door den zedelyken, den geheiligden wil, maar omgekeerd, dien wil gaat overheerschen en daarbij het verstand ver duistert, dan is zy overgegaan in hartstocht. Hartstocht let niet op de overwegingen des verstands, maar benevelt het; laat zich niet weerhouden door de zelfbepaling van den wil, maar verzwakt diengeeft geen acht op de inspraken van het geweten, maar gaat er tegen in en door heen. Hartstocht is een krankheid der ziel. Zelfbeheersching wordt zoo vaak by den mensch gemist. En hoe ongelukkig is toch degene, die daarvan verstoken is. Salomo ver gelijkt den zoodanige bij een opengebroken stad. Hy zegt toch„Een man, die zyn geest niet wederhouden kan, is een opengebroken stad zonder muur." En wat is zulk een stad in oorlogstijd Immers niets. Die staat open voor eiken vyand. Welnu, dat is het beeld van den hartstochtelijke, die in niets weet maat te houdenvan hem, die geen van zyne begeerten den. teugel weet aan te leggen. Dat is de teeke- ning van een mensch, zonder zelfbeheersching, zonder weerstand tegen alle indrukken van buiten, zonder verdediging tegen alle aanvallen op zijn zedelijke vrijheid. Zelfbeheersching wordt als iets deugdelijks geprezen. Salomo zegt ook„De lankmoedige is beter dan de sterkeen die heerscht over zynen geest, dan die eene stad inneemt". Voor het innemen van een stad is zeker dapperheid en wys beleid van noode. Maar meer nog wordt dat geëisckt bij een, die over zyn geest zal heerschen. Is kracht en sterkte een sieraad voor een man, veel meer nog de lankmoedig heid, die bij de zelfbeheersching zoo grootelyks te pas komt. De stryd tegen een vijandige stad is lang niet zoo zwaar als die tegen vleesch en bloed, tegen de kwade hartstochten van onze eigen booze natuur. Dat is toch de groote levensstrijd. Er zyn wel mannen geweest, die helden waren in bedwingen van steden, maar slaven van hun eigen hartstochten. Krachtig tegenover den vijand van buiten, waren ze soms zwak tegen over den vyand van binnen. Met roem over laden werden sommigen in den stryd tegen de machten rondom hen, maar diep vernederd en onteerd door den vijand in hen. Nebukadnezar ïad heersehappy over de wereld der volkeren, zoodat machtige rijken aan hem onderworpen waren, maar hij had geen heerschappij over de wereld van zijn hart, over zyn „ik"dewereld- beheersching moge hij gekend hebben, de zelf beheersching verstond hy niet. Van Alexander den Groote wordt verhaald, dat iemand eens tegen hem gezegd heeft, hoewel ook hy een wereldveroveraar was „Gy zyt een slaaf der slaven, want gy zijt een slaaf der lusten". Die de wereld beheerschen, beheerschen nog niet altyd zich zelf. Anderen beheerschen moge soms moeilijk zyn, veel moeilijker nog is het zichzelf te be- ïeerschen, maar ook veel edeler tevens, veel heerlijker, veel verhevener. Het is koninklijk voor den eenvoudige zichzelf te beheerschen, maar slaafsch is het voor een koning om van zyn hartstocht overheerscht te worden. Voor zelfbeheersching is noodig de vreeze Gods, een oprecht geloof in Jezus Christus, een geleid en geheiligd worden door den Heiligen Geest. In de kracht des Heeren alleen zullen wij de zelfbeheersching kunnen verstaan, in beoefening hebben en er in toenemen. Maar dan zij er ook een waken en bidden by ons, en een teederlyk leven voor Gods aangezicht. R. Hamming. Reeds vroeger is het plan geopperd om bin nen het grensgebied der Classe Axel iemand in de evangelisatie te laten arbeiden. Korten tyd geleden is de wensckelykheid uitgesproken, dat een kerk, die voor deze zaak veel hart heeft, zoo noodig door hulp van de Classe finantieël in staat gesteld, een predikant zoude aanwyzen of zoude beroepen ten deele of uitsluitend voor dezen heerlijken arbeid. Aantrekkelijke gedachte Stel dat Breskens, door er een Dienaar des Woords te stellen, eens werd gemaakt tot uit gangspunt van een evangelisatie, die zich zoude uitstrekken tot de verschillende plaatsen, waar men zonder God of zonder waarachtige of zui vere kennisse Gods leeft. Hoe treflyk, als de kerken tot een dienst knecht des Heeren, uitsluitend voor het werk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1911 | | pagina 2