Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. B0UM1 en Ds. H W. L1M1N.
8e Jaargang.
Vrijdag 10 Maart 1911.
No. 38.
UIT HET WOORI).
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drukker-Uitgever
A. D. LITTOOIJ Az
PR US DER AD VERTENTIEN
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG.
van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
MET VRIJMOEDIGHEID TOEGAAN.
Laat ons dan met vrijmoe
digheid toegaan tot den troon
der genade, opdat wjj barmhar
tigheid mogen verkrijgen, en
genade vinden, om geholpen te
worden ter bekwamer tijd.
Hebr. 4 16.
Een troon is een zetel voor vorsten, een
koninklijke stoel. Znlk een stoel denkt ge u
vanzelf als een prachtige zetel, door bouw en
sieraad geheel in overeenstemming met de
waardigheid van hem, die daarop heeft plaats
te nemen. Reeds in onze Westersche landen
zijn zulke troonen soms van uitnemende en
indrukwekkende schoonheidmaar nog veel
meer waren en zijn ze dit in het Oosten, waar
men zoo bijzonder zin en oog heeft voor het
uiterlijke, voor pracht en schittering waar men
zoo gaarne de ongrijpbare idee vastlegt in
aanschouwelijke voorstelling, die de zinnen
toespreekt. Denk maar aan den beroemden
troon van koning Salomo, geheel van kostbaar
elpenbeen gemaakt en met louter goud over
trokken.
Kent nu de Schrift ook aan den Heere God
tronen toe, zoo doet de Heilige Geest dit om
in onze menscheljjke taal te teekenen het konin
klijke in Godde hoogheid en majesteit, die
Hem als God eigen zijnwant de Heere is een
groot koning boven alle goden. Telkens heet
het dan ook in de Schrift dat God op een
troon gezeten isnn eens op een troon der
heerlijkheid, dan weer op een troon der heilig
heid, ook wel op een troon des gerichts, en
hier ter plaatse op een troon der genade. De
troon wekt de voorstelling van het hooge, van
het koninklijke, dat God eigen isen de bij
voeging der heerlijkheid, der heiligheid, des
gerichts of der genade wijst het gebied aan,
waarop de koning in den hemel zjjne souve-
reiniteit openbaart. Als de Schrift derhalve
spreekt van den troon der genade, dan bedoelt
zjj daarmede te zeggen dat God niet alleen
regeert, maar dat Hij dat doet in genade, door
genade geleid en op genadige wijze.
Troon der genade, zoo mag in der waarheid
de zetel der Majesteit Gods heeten, sedert de
Hoogepriester onzer belijdenis, Jezus Christus,
gezeten is aan de rechterhand der kracht Gods
en zijn volk bij God vertegenwoordigt. Hij
toch is de hemelen doorgegaan om met zijn
bloed voor God te verschijnen, opdat Hjj de
schuld der zynen verzoenen en henzelf tot
rechtvaardigen stellen zou. Vandaar de bemoe
digende opwekking des apostels om welgemoed
en met volle vertrouwen tot God te gaan, in
het heerlijk bewustzijn dat wij in den Koning
op den troon der genade geen vertoornd Rechter,
maar een verzoend Vader zullen aantreffen.
Met vrijmoedigheid toegaan tot den troon
der genade, is dan de omschrijving van het
gebed des geloofs, dat op Christus verdiensten
en voorbede steunt, en waardoor wy in zijn
naam naderen tot voor het aangezicht Gods.
Het hooge voorrecht van Gods ware volk
Hoevelen zijn er voor wie dit verborgen is
Zulken gaan tot God en bidden, maar7de vrij
moedigheid die zjj daarbij gebruiken is niets
anders dan vermetelheid, waaraan het onweder
geboren en ongeheiligd hart zoo rijk is. Zij
zyn blind voor hun eigen onwaardigheid en
schuld, zien ook niet de hoogheid des Heeren
aan en hebben daarom niet de minste behoefte
aan Christus. Zy hebben juist iets noodig en
willen dit gaarne hebben. Welnu, het gebed
is er immers voor om het te verkrijgen Zoo
naderen ze dus onbeschroomd, en zonder te
beven voor Gods majesteit en zonder te schui
len onder de vleugelen des Middelaars, maken
zij Gode hun wensch kenbaar. God zal wel
geven wat zij van Hem biddenHjj is immers
gezeten op een troon der genade? Gewis
in Christus; maar buiten dezen Middelaar is
God een God des toorns en der vergelding,
maar niet der genade een heilig en rechtvaar
dig God, voor wien het gebed des goddeloozen
een gruwel is. En een goddelooze, dat is niet
alleen de openbare zondaar, die om den gena-
detroon zich niet bekommertmaar dat is in
den grond evenzeer elke eigengerechtige en
werkheilige, die den troon der genade miskent
omdat hjj Christus niet eert, die dezen troon
met zyn eigen bloed heeft ingewjjd. Daarom
ontvangt niet wie zoo bidtof zoo hjj ontvangt,
het is niet in de gunst van God. Want die
den Zoon niet eert, die eert ook den Vader
niet die Hem gezonden heeft.
Met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der
genade, dat kunnen alleen zjj, die van den
Heiligen Geest het oprechte geloof hebben ont
vangen, door welk geloof wjj Christus als onzen
Heiland omhelzen en God erkennen als onzen
verzoenden God en Vader door Hem. Ge ziet
van zulk een vrijmoedig toegaan het beginsel
in het hart van den tollenaar, die naar den
tempel opging om te bidden. Zjjn schuldbesef
was ontwaakt, zjjn hart was verbroken en ver-
brjjzelddaarom sloeg hij op zjjn borst, bleef
hjj van verre staan en durfde hjj zjjne oogen
niet opslaan naar God. Maar zjjn ziel schreide
om genademoest hij ook als een boeteling
pleiten, hjj vond toch vrjjmoedigheid om toe
te gaan tot den troon der genadeen alles,
wat hij kon en durfde bidden, hjj vatte het
saam in dat diep ootmoedig gebedo God,
wees mij zondaar genadigIn dien tollenaar
ziet ge twee dingen, die u treffen. Aan den
eenen kant zjjn groote onvrjjmoedigheid, voort
spruitende uit zelfkennis en gevoel van onwaar
digheid. En aan den anderen kant eene hem
zelf nog onbewuste vrjjmoedigheid, door den
Heiligen Geest in hem gewerkt, zoodat hij niet
wegging uit den tempel, maar, al stond hjj ook
van verre, toch zjjn gebed uitstortte voor den
troon der genade. En hjj vond wat hjj zocht,
barmhartigheid en genade, hjj werd geholpen
ter bekwamer tijd, want hjj ging gerechtvaar
digd af naar zjjn huis.
Geljjk die tollenaar nu deed, leeren al Gods
kinderen doen. Zien zij op zich zeiven, dan
slaan zjj op de borst en durven hunne oogen
niet opheffen tot God. 't Is zoo uit hun hart
gesprokenZoo Gjj in 't recht wilt treden, o
Heer, en gadeslaan onz' ongerechtigheden, ach,
wie zal dan bestaan? Maar zjj zjjn door de
genade des Heiligen Geestes ook geen vreem
delingen aan wat de heilige zanger in zijn lied
verder zingtMaar neen, daar is vergeving
altjjd bij U geweest; dies wordt Gij, Heer, met
beving, recht kinderlijk gevreesd. Zij kennen
de vergevende liefde Gods, die Hjj bewijst en
verheerljjkt in Christus; en het is op grond
van den arbeid van dezen Christus, dat zjj vrij
moedigheid vinden om telkens en telkens weer
toe te gaan tot den troon van 's Heeren genade.
o, Als wjj Christus kennen mogen, wat wordt
Gods genadetroon ons dan onuitsprekelijk dier
baar Het is door Hem, dat God van af dien
troon de zaligste klanken ons doet toeruischen,
zoodat ons zielsoor ze op mag vangen. Deze
klankenZoo waarachtig als Ik leve, spreekt
de Heere, zoo Ik lust hebbe in den dood des
goddeloozen maar daarin heb Ik lust, dat de
goddelooze leve en zich tot Mjj bekeere. En
ook dezeAl waren uwe zonden als schar
laken, zjj zullen wit worden als sneeuwal
waren zjj rood als karmozjjn, zjj zullen worden
als witte wol. En nog eens dezeNeigt uw
oor en komt tot Mjj, hoort en uwe ziel zal
levenwant Ik zal met u een eeuwig verbond
nikken en u geven de gewisse weldadigheden
Davids.
En het toegaan tot den troon der genade,
hoe wordt het ons een behoefte Buiten genade
kan de ziel niet meer leven, en als wjj roepen
bjj den troon, dan geeft God wat wjj noodig
hebben en begeeren, genade voor genade. Daar
om komt wie Christus tot zjjn Heiland en God
tot zijn Vader heeft altijd naar dien troon ge
gaan, om met gebed en smeeking aan den voet
bank van dien troon in ootmoed zich neder te
leggen. Het is hem nergens beter dan daar,
waar Jezus voor hem voortreedt bjj den Vader
en God aan hem zjjn Vaderlijke gunst bewijst.
Maar met vrjjmoedigheid toe te gaan, dat
blijft zijn hoogst en zaligst voorrecht. Als de
Heilige Geest het geloof verwakkert, de hand
van Christus grjjpen doet en voor den troon
het „Abba, Vader!" op de lippen legt, dan
komt er in de ziel een vrede, die alle verstand
te boven gaateen bljjdschap, die een beginsel
is der eeuwige vreugdeeen voorsmaak van
die ongekende en alles te boven gaande zalig
heid, die God bereid heeft dien, die Hem lief
hebben.
Met vrjjmoedigheid toegaan tot den troon
der genade, o, wie zoo heeft leeren bidden, die
ontvangtdie verkrijgt barmhartigheid, en
vindt genadedie wordt geholpen ter bekwa
mer tjjd. Vraag, lezer, die genade van God, en
gjj hebt genoeg voor tjjd en eeuwigheid.
Van der Veen.
Ledeboeriaansche Kerken.
IV.
Op twee dingen wensch ik nog de aandacht
te vestigen, geljjk ik verleden week reeds
schreef.
Een broeder, op wiens oordeel wjj prjjs stel
len, schreef mjj, dat ik niet geheel billjjk was,
toen ik in mjjn tweede stuk verklaarde, dat
zjj zich met school en kerk, met maatschappjj
en politiek niet inlieten. Ten bewjjze daarvan
voert hjj aan, dat onderscheidene leden dier
Kerken op de dorpen van Walcheren in dagen
van verkiezing trouwe strjjders zjjn voor de
reclitsche partijendat er nog uit die kringen
zjjn, welke leden zjjn van schoolvereenigingen
en zelfs zitting hebben in schoolbesturen en hjj
vraagt mij, of ik niet te ver gegaan ben.
Mjjn antwoord is, dat ik dankbaar wil zjjn
voor elke terechtwijzing en gaarne terugneem,
wat onjuist in mjjn schrijven was. Maar hjj
zal mjj wel willen toestaan, dat ik mjj zelf
tracht te verdedigen, wijl ik nog niet overtuigd
ben van onrecht. Hjj hou de allereerst in 't oog1
dat ik daar een beschrijving gaf van de Oud-
Gereformeerden, zooals ik dacht, dat zjj waren
vóór het nieuwe tijdperk, dat voor hen aange
broken is met den dood van dominé Jansen.
Bovendien wil ik wel toegeven, dat er altjjd
enkelen in die kringen zjjn geweest, die ons
in onzen strjjd voor de school en de politiek
krachtig gesteund hebben en ik ben bljjde de
gelegenheid te hebben dit openlijk uit te spre
ken. Ik heb dit altjjd gewaardeerd en het was
misschien voorzichtig geweest, dat ik dit dui-
deljjk uitgesproken had. Het valt mjj zelfs
heelemaal niet moeilijk om nog een schrede
verder te gaan en te bekennen, dat ik onder
scheidene hunner ken als mannen en vrouwen
met een warm hart voor het welzijn van Sion,
en ik ben er voor, sterk voor zelfs, dat wjj dit
allen zien en opmerken zullen.
Maar maakt dit nu mjjn oordeel onbilljjk
Ik zie het nog niet. Zjj bljjven de uitzonde
ringen. Ik wil geen namen noemen, maar an
ders zou ik dit kunnen doen en aantoonen, dat
mannen van invloed meermalen smalend ge
sproken hebben over onzen jj ver voor het chris
telijk onderwjjs, in de meening, dat wij mee
deden aan trouweloosheid tegen God en dat
niets dan onverstand ons dreef. Waar is van
hen ooit een krachtige actie uitgegaan om
scholen in 't leven te roepen Op een enkele
plaats slechts en het geschiedde alleen daar,
waar nog echte leerlingen van wjjlen ds. Lede-
boer leefden, doch de geheele leiding in deze
richting heeft altjjd ontbroken. En daarover
had ik het.
Eveneens en in nog sterker mate gold dit
van de politiek. Velen hunner gingen met ons
mede, omdat zjj gevoelden, dat het niet opging
om de partjjën des ongeloofs te steunen, maar
vraag hen eens wat zjj denken over de coalitie
en het zal wel bljjken, dat zjj weinig zich be
kommeren over het streven van de verschillende
partjjën. Als ik elk dorp afzonderlijk bespro
ken had, dan zou ik nog wel een enkel kun
nen aanwijzen, waar het anders was, maar wat
hebben zij gedaan om hun volk duideljjk den
weg te wjjzen, waarlangs het in dezen tjjd
voortrekken moest. Daar is bjjna niets gedaan
om door de pers de schare, die op die erve
leeft, in te lichten over de worsteling van onze
eeuw en langen tijd werden bladen en nieuwe
boeken als contra banda geweerd.
En dit geldt ook van de Kerk. Zjj hadden
hun eigen Kerk en daar gaven zjj zich aan.
Wij veroordeelen dit niet. Maar waar is het
bewjjs, dat zjj een open oog voor de doorwer
king van de Gereformeerde beljjdenis buiten hun
eigen kring hebben. Meermalen is ons gebleken,
hoe zjj over de Gereformeerde Kerken, hare
predikanten, hare ouderlingen denken en waar
lijk die heeft ons nooit den indruk gegeven,
dat zjj ruim van hart en van blik waren. Wjj
eischen niet, dat zjj alles zullen goedkeuren,
wat er buiten hun Kerkeljjk terrein gebeurd
zij mogen gerust scherp veroordeelen al wat
niet naar de waarheid is, maar het is toch niet
te veel gevergd, wanneer we begeeren, dat zjj
ook waardeeren al wat God nog in breeden
kring werkt. Zelf zjjn zjj hiervan overtuigd
want als zjj met iemand uit een andere Kerk
in aanraking komen, dan spreken zjj liefst niet
over het verschil, dat er is. Dit kan voort
vloeien uit vrees, dat de vrede verstoord wordt,
maar er is ook een andere verklaring mogeljjk.
Ondanks dit alles kunnen wjj hen als man
nen van trouw aan een eenmaal aanvaard stand
punt achten, wijl wjj gelooven, dat al de ge
breken, welke wjj genoemd hebben, bjj hen
voortkomen uit de eenzijdige opvatting, waar
toe zjj van lieverlede gekomen zjjn, maar zjj
zullen het ook in ons moeten dragen, dat wij
een dergeljjke beschouwing noch schriftuurljjk
noch Gereformeerd achten.
Hiermede heb ik ook een antwoord gegeven
op de vraag, of er in de toekomst toenadering
zal komen tusschen hunne en onze Kerken.
Zoolang zjj ons wantrouwen, alsof wij iets an
ders begeeren dan de opbouw van Jeruzalems
muren, zal er weinig van kunnen komen, zoo
lang zij in een bestudeerden dominé een letter
knecht zien, en het Kerkeljjk erve openlaten
voor avonturiers, dan het spreekt van zelf, valt
er niet aan te denken. De eerste schrede zal
gedaan zyn, als er over en weer vertrouwen
komt en wij erkennen, dat het ons gemakkelijker
valt dan hun. Ons kost het geen moeite om
wjjlen ds. Ledeboer als een dienstknecht
van Christus te erkennen, en te gelooven, dat
zjjn strjjd tegen het Herv. Kerkgenootschap in
overeenstemming was met de eischen der H.
Schrift. Ook bljjven we vasthouden, dat zjj bjj
hun afwjjkingen te goeder trouw zjjn geweest,
en dat de gemeenschappelijke beljjdenis nog
altjjd een stevigen grond aanbiedt, waarop we
elkander kunnen ontmoeten. Met genoegen
zouden we, al was het morgen met hen onder
handelen, op welke wjjze de breuk geheeld