Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
8e Jaargang.
Vrijdag 17 Februari 1911.
No. 35.
Onder Redactie vanDs. L. BOÜHI en Ds. H. W. L1M1R.
UIT HET WOORD.
Met roede werking van onderscheidene Predikanten.
1B0HIEHENTSPRUS
Drukker-Uitgever
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS OER iDVERTEHTIEN
KERK BELIJDENIS, ZENDING.
Zeenws
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG.
OP DEZEN ZAL IK ZIEN.
Maar op dezen zal Ik zien, op
den arme en verslagene van geest,
en die voor mijn woord beeft.
Jebaia 66 2b.
Israël in zijn geheel was den Heere een uit
verkoren volk. Als een eenling stond hij tijdens
den ouden dag onder de andere volken. De
Heidenen wandelden in hunne eigene wegen,
vervreemd van het leven Gods door de onwe
tendheid, die in hen was; zij waren zonder
Christus, en daarom ook zonder hoop en zonder
God in de wereld. Maar van het zaad Abra
hams gold wat de dichter zong Hy maakt Jacob
zyne woorden bekend, Israël zyne inzettingen
en zijne rechtenalzoo heelt Hy geen volk ge
daan; en zijne rechten, die kennen zij niet.
Halelujah
Maar bij dit ééne uitverkoren Israël moet ge
nu een scherp onderscheid maken tusschen het
Israël naar het vleesch en het Israël naar den
geest. Het vleeschelyk Israël drong by den
dienst des Heeren niet door tot het wezen der
zaak, maar bleef hangen in den vorm. Dat was
tevreden over zichzelven, want het had geen
oog voor eigen zonde, en veel minder nog voor
de heiligheid des Heeren. In plaats van Gode
een gebroken geest en een verslagen hart ten
offer te brengen, bracht het Hem in hoogmoed
en zelfgenoegzaamheid het offer van uitwendigen
dienst en gehoorzaamheid of, erger nog, leefde
het in zonde en af keerigheid, gelijk de andere
volken. Het geestelyk Israël daarentegen vreesde
den Heere in waarheid en oprechtheid. De
ceremoniën en plechtigheden der Wet waren
hun heilig, liefelyk en dierbaar, omdat de Heere
die zelf voor hen had ingezet; en by de uit
oefening daarvan zagen zy dieper, bleven in
den vorm niet hangen, maar aanschouwden met
een geloovig hart het heil, dat God voor hen
bereidde, en verblijdden zich in den Heere en
zyrie gerechtigheid.
Tegen het vleeschelijk Israël heeft God aldoor
getoornd door de stem zijner heilige profeten.
Ook Jesaia grypt die ongodvruchtigen enzelf-
genoegzamen aan met de macht van zyn konink
lijk woord. Dachten zy den Heere te behagen
als zy trouw naar den tempel vraagden, om dan
verder alle Gods geboden achter hunnen rug
te werpen en in alle goddeloosheid te leven?
O, hoe ontheiligen zy op deze wyze den Naam
des Heeren, en hoe bedriegen en misleiden
zy daarby zich zeivenNeenzegt God tot
hen, Ik heb u niet gekendmaar op dezen zal
Ik zien, op den arme en verslagene van geest,
en die voor myn woord beeft.
Zóó teekent God u zyn eigen, zyn ware volk
zyn volk zooals het was in vroegere dagen, en
zooals het steeds zyn en blyven zal. De zóó
geteekenden vormen niet een aparte, afzonder
lijke groep onder zyn volk, maar zóó zyn zy
allen, van hunnen kleinste af tot hunnen grootste
toe. Wel hebben zij hunne verschillende tyden,
waarin zy de genoemde kenmerken op onder
scheidene wyze openbarenmaar afgedacht
hiervan blyven toch deze kenmerken aan allen
gemeen. Zoovelen er van den Heere geleerd
en van zyn Geest gegrepen zyn, zoovelen zijn
zy ook arm en verslagen van geest en beven zy
voor des Heeren woord. En zy doen en zy
zyn dit niet minder, maar juist omgekeerd te
meer, naarmate zy toenemen in zelfkennis en
de verborgenheden van Gods heilig Wezen hun
geopenbaard worden.
Arm zyn zy. Nu niet bepaald arm in na
tuurlijk opzicht of in tydelyke goederen, hoewel
dit dikwijls voorkomtwant het woord van
Paulus aan de Corinthiërs blyftnog altyd gelden
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
Gy ziet uwe roeping, broeders, dat gy niet vele
wyzen zy t naar het vleesch, niet vele machtigen,
niet vele edelen. Maar arm in geestelijken zin
armen van geest zijn zy. Dat wil zeggen, dat
zy gevoelen voor God niets te bezitten, waardoor
zij zouden kunnen bestaan of aangenaam zijn
voor Hem. Zij zijn wel rijk in zonde en schuld,
maar gerechtigheid vinden zij in zich zeiven niet.
De dwaasheid is hun in het hart gebonden, maar
den weg des Heeren kunnen zy zonder licht
van boven niet uit vinden. Zij ontdekken niet
de minste heiligheid in hun hart en leven, om
in gemeenschap met den Heilige te kunnen
verkeeren, maar zij kennen zich ellendig en
diep verdorven. Zij zijn ook ontbloot van kracht
om zich zeiven te verlossen en te bewaren, want
zij zijn in letterlijken zin omgekomen met zich
zelven. Zij zeggen het den zanger woord voor
woord na 'k Ben ellendig, diep in nood, gansch
van heul en hulp ontbloot. En daarom is het
hun gebed met den tollenaar O God, wees mij
zondaar genadig en leeft hun ziel eerst op als
het woord der genade aan hun hart geheiligd
wordtO, alle gij dorstigen, komt tot de wateren,
en gy die geen geld hebt, komt, koopt en eet
ja komt, koopt zonder geld en zonder prys,
wijn en melk.
Zij zyn arm en verslagen van geest. De
kennis van de armoe voor God, brengt de ver
slagenheid des harten voor Hem mee. Hoe
groot kan die verslagenheid zyn, als de zondaar
voor 't eerst met zich zeiven wordt bekend
gemaakt, als hij een geestelijk gezicht ontvangt
in zyne ellendigheid, nietigheid, onmacht en
vloekwaardigheid. En hoe keert die verslagen
heid ook telkens terug, wanneer Gods kind
aan zyne zonden en aan zijn zondigen aard
ontdekt wordt, als hij ziet wie hy is en wie
hy blijft voor den hoogen en heiligen God.
Schaamte kleurt dan de wangen rooddiepe
droefheid vervult het hart, en ons innerlijk
wezen is als verbrijzeld voor God. De geest
eens mans zal zyne krankheid ondersteunen,
zegt Samolomaar, vraagt hij, eenen versla
genen geest, wie zal dien opheffen En wij
weten, dat niemand zulk een geest kan ophef
fen, dan God alleen. En God ziet op den arme
en verslagene van geest.
En op wie voor zijn woord beeft. Wat God
zegt, dat is voor wie Hem vreest heilig. Hij
beeft er voor. Niet in wettischen zin, want
dat woord spreekt juist van verzoening en
genade het is het woord, dat hem vrede bood
schapt door het kruis van Golgotha, waar
goedertierenheid en waarheid elkander ontmoet,
de gerechtigheid en de vrede elkander gekust
hebben. Maar hij beeft voor des Heeren woord,
omdat zyne ziel voor dat woord met hoogach
ting, met heiligen eerbied, met diep ontzag
vervuld is. Het woord van God gaat hem
boven alles op aarde. Daaraan wenscht hy zich
geheel en volkomen te onderwerpen. Dat woord
begeert hy tot regel en richtsnoer te hebben,
om er nimmer, ook niet in het geringste, van
af te wijken. Aan dat woord wil hy zich door
genade houden, zoowel waar het beveelt, als
waar het belooftdaaraan wil hy voor eeuwig
en altoos zijn harte hechten. In den oproep
des profetenTot de wet en tot de getuige
nis heeft zyn ziel beluisterd de majesteit van
den Heere, zynen Godvoor het woord zyns
Gods beeft zijne ziel.
Welnu, het is op den arme en verslagene
van geest, en op hem, die voor Zyn woord beeft,
dat God zien wil. Welk een heerlijke en troost
volle uitspraak Want Gods zienwat is het
hier anders dan een zien op hem in genade en
in gunst? Wy kunnen hier niet by, het gaat
ons verstand te boven. Maar de Heere zegt het
hier zoo klaar, dat Hy een God van zaligheid
is voor al wat ellendig is in zich zeivendat
arme, verslagene zondaren, die voor zyn woord
beven, de voorwerpen van zijn gunst en liefde
zyn, over wie Hy in Christus de vleugelen uit
breidt zyner ontferming. Elders betuigt Hij
by dezen zelfden profeetIk woon in de hoogte
en in het heilige, en bij dien, die van eenen
verbryzelden en nederigen geest isopdat Ik
levend make den geest der nederigen, en opdat
Ik levend make het hart der verbryzelden.
Als gy dit verstaan moogt, myn lezer, dan
zyt gij zalig. Want als Gods alziend oog in
gunst over u geopend is, wat zou u dan deren
Maar dan moet ge bij uzelven ook ernstig on
derzoek doen, of ge waarlijk voor God een arme
en verslagene van geest geworden zyt, en of
ge voor zyn woord beeft. Met uitwendigen
godsdienst komt ge er niet, al moogt ge u
zelf daarin behagen. God zoekt waarheid in
het binnenste. Voor menigeen zal de eeuwig
heid ontgoocheling en teleurstelling brengen,
en meer dan dat. Bidt daarom God, dat Hy
u geve, dat uw werk in der waarheid is. Rijken
worden ledig weggezonden, maar hongerigen
met goederen vervuld. En is in der waarheid
die groote genade u geschonken, dat gy arm
voor God u kennen moogt, dat gy geen vreem
deling zyt aan een verslagen hart, dat ge heilig
beven moogt voor Gods woord, verwonder u
dan niet alleen over het heil, dat u bereid is,
maar dank er dan ook uwen God voor, die in
genade op u nederzag, en tot in eeuwigheid u
ook in gunst aanschouwen wil.
Van der Veen.
De Ledeboeriaansclie gemeenten.
Naast de Gereformeerde Kerken staan er nog
andere, waarvan de een zich noemtOud-Geref.
gemeente en de andere Geref. gemeente.
Alle hebben dit gemeen, dat zy terug gaan
tot ds. Ledeboer, die indertijd te Benthuizen
met het Herv. Kerkgenootschap gebroken heeft,
en dien zy alle als een vader eeren. Zij wor
den gevonden in alle onze classes en sommige
hebben een groot aantal leden. Alle hebben
evenals wy de drie bekende belijdenisschrif
ten en zy vonden in de Dordtsche Kerkenorde
den regel van het Kerkelijk leven. In dit op
zicht zyn zij aan onze Kerken gelijk en wie
niets meer weet, verbaast er zich over, dat zy
toch van een vereeniging met onze Kerken
niets weten willen. Zoodra ge echter de histo
rie raadpleegt en ge haar leven gadeslaat,
begint ge het wel te begrijpen.
Ds. Ledeboer was een Godzalig man, die het
wel meende en een hart had voor Sions welzijn.
Toen zijn oog openging voor den treurigen
toestand, waarin de Geref. Kerken gekomen
waren door de Synodale organisatie van het
jaar 1816, had hij den moed om er mede te
breken, ofschoon hy wel begreep, dat die daad
hem zware offers zou kosten. Velen in Bent
huizen gingen met hem mede en zoo kwam
de Kerk dier plaats op het vrije Gerèformeerde
erf. Van dien tijd af predikte hy ook vaak
in onze provincie en velen volgden zyn roep
stem. Zoo kwamen ook hier verschillende
groepen die zich afscheidden van het genoot
schap, maar die zich niet vereenigden met de
Kerken der Afscheiding. Wel scheen het, alsof
er toenadering kwam, want ds. Ledeboer ver
scheen in de Kerkelijke vergaderingen der
Afgescheidenen, nam deel aan de beraadsla
gingen, maar later onttrok hij zich weer zon
der dat hy op een behoorlijke wyze daarvan
rekenschap gaf. Menschelykerwyze gesproken
is het jammer geweest, dat hy voortaan zyn
eigen weg ging, ook al is het, dat wy hem
daarover niet hard zullen vallen. Het waren
voor hen, die het herstel van de Kerken zoch
ten bange dagen, want van buiten was de
vijandschap hevig en naar binnen waren er
allerlei verwarringen en twisten. Zoo bleef hy
de eenige predikant, die al de gemeenten, welke
hem eerden, bediende en byna tot het einde
van zyn leven heeft hij dezen arbeid verricht.
Intusschen was een landbouwer, met name van
Dyke tot bekeering gekomen, en deze begon
in zyn woonplaats St. Philipsland en ook elders
te oefenen. Hem wees ds. Ledeboer aan tot zyn
opvolger, die dan ook daarna tot herder en
leeraar werd geroepen en geordend. Gelijk
het gegaan was tijdens het leven van ds. Lede
boer, zoo ging het ook onder ds. van Dyke,
die de eenige predikant was Naast hem wa
ren er enkele mannen, die oefenden.
De eerste groote moeielykheid ontstond by
den dood van ds. van Dijke, die geen vrymoe-
digheid gevonden had een ander aan te wyzen,
die na zyn heengaan den herdersstaf zou kun
nen opnemen. Een deel dier Oud-Gerefor
meerden beriep nu den Heer Jansen, en zy
meenden in den heer Schaafsma, een oud-zen
deling, den man ontdekt te hebben, welke den
beroepene.in zyn ambt kon bevestigen. Een an
der deel betwistte de wettigheid dezer bevesti
ging en verbrak onder de leiding van man
nen als Bakker van 's Gravenpolder en Vader
van Meliskerke de kerkelyke gemeenschap. Van
die ure af waren er twee soorten van Oud-
Geroformeerde gemeenten, waarvan sommige
den heer Jansen aanhingen en anderen Bakker.
Die scheuring is nooit weer geheeld en zal het
naar alle waarschijnlijkheid ook nooit meer
worden.
Met de Doleantie van '86 kwam er nog weer
een by. Een groot deel b.v. van Neuzen's ge
meente ging na den dood van ds. Bakker met
de Doleantie mede, vooral omdat het zich niet
vereenigen kon met den heer Ruben, die in
die gemeenten als predikant optrad. Doch dit
duurde niet lang, want het kon zich ook niet
vinden in het Kerkverband met de Neder-
Duitsch Gereformeerde Kerken en verliet de
plaats, welke het eenigen tyd ingenomen had.
Zoo kwam er in dezelfde straat dicht by de
Kerk van wylen Bakker weer een nieuwe, die
eerst met geen enkele in verband stond. Later
echter sloot zy zich by de groep van ds. Jan
sen aan, waarschynlyk zonder dat ooit een
woord gesproken is over de breuk van vroeger.
Met het heengaan van den heer Beversluis,
naar Amerika die door een brochure nog al
wat roering in de wateren der Oud-Gerefor
meerden gebracht had, scheen het, dat er een
tijdperk van rust aangebroken was, doch dit
was geenzins het geval. Een nieuw tydperk
brak aan. Doch daarover een volgende keer.
Bouma.
Een leveiisteeken.
Chris. Wist ge wel, dat er nog Gerefor
meerden in de Herv. Kerk van Middelburg
waren
Kees. Wat een vraag Hoe komt ge er aan
Chris. Wel dat kan ik je gemakkelijk zeg
gen. Wy hadden hier vroeger een ds. Posthumus
Meyes, van wien zy beweerden dat hy Gere
formeerd was en velen waren er, die hem
gaarne hoorden.
Kees. Het is my nog niet duidelijk, want
daaruit zoudt ge immers hebben moeten af
leiden, dat er velen waren.
Chris. Dit stem ik toe. Ik had er nog iets
moeten by voegen n.l. dat ik nooit heb kunnen
begrijpen, waar die velen na het vertrek van
dien dominé kerkten.
Kees. Wat houdt ge je onnoozel. Gy weet
toch wel, dat die menschen eiken Zondag naai
de preek van hun predikanten luisterden.
Chris. Wat ge zegt. Weet ge dit zeker.
Dan wordt het my nog donkerder. Daar be
grijp ik heelemaal niets van.
Kees. Ach, kom. Ik weet niet wat ik aan