Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
8e Jaargang.
Vrijdag 10 Februari 1911.
No 34.
Onder Eedactie vanDs. L. B0QM1 en Ds. H V. L1H1N.
IJIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
1B0HHEME8TSPRIJS
Drntter-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER iDVERTEHTIEl
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG.
van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
ZOEKEN EN VINDEN.
En gij zult My zoeken en vinden,
wanneer gij naar My zult vragen
met uw gansche hart.
Jer. 29 13.
Zoeken is een mistroostig werk, wanneer het
niet door vinden gevolgd wordt. Ge hebt iets
verloren, ge zijt iets kwijt geworden. Zoodra
ge daar kennis van hebt, gaat ge natuurlijk
aan 't zoeken, om het verlorene terug te krijgen
want ge mist niet gaarne iets, en vooral geen
dingen, die voor u beteekenis en waarde hebben.
Eerst gaat ge met eenig vertrouwen zoeken
op plaatsen, waarvan ge denkt, dat het verlorene
daar wezen moet; maar het is er niet. Dan
gaat ge, maar met kleineren moed, speuren
en vorschen op andere plaatsen, van welke ge
vermoedt, dat het vermiste daar wel eens zou
kunnen zyn maar het brengt u slechts nieuwe
teleurstelling; de verloren penning is en blijft
■zoek. En eindelijk zoekt ge, maar hoop op
terugvinden is al zeer gering geworden, op
.mogelyke en onmogelijke plaatsen, van welke
luw verstand zegt, dat het daar toch eigenlijk
•niet wezen zalge doet kasten open, ge kijkt
in verborgen laden, en wat al niet meermaar
de finale van 't lied is 't is weg en 't blijft
vyegDat kwelt udat maakt u haast ver
drietig. Ge doet nog eens nieuwe pogingen,
maar met dezelfde uitkomst. Nu dan geeft
ge het op gy zijt uw tijd kwijt, en 't verlorene
is niet terecht. Ge hebt gezocht, maar niet
gevonden.
Gezocht, maar niet gevonden hoe mis
troostig niet alleen, neen, maar hoe bang is
deze gedachte, wanneer zij van den mensch
geldt in betrekking tot zyn God. In het pa
radijs hebben wy allen God verlorenen hoe
weinigen vinden Hem terug, en met Hem het
leven en de zaligheid
Zelfs in de heiden wereld leefde diep het besef,
dat de mensch God verloren had, en zocht men
t God terug in wegen van eigenwilligen gods
dienst en zelfuitgedachte verzoening. Daarvan
.geven u getuigenis de gebeden en offeranden,
tde boetedoeningen en godsdienstplechtigheden
te Heidenen. Maar by 't schemerlicht der
•ituur bleven zij vreemdelingen aan den waren
- om iot God weder te keeren, en met God
wden verzoend. Paulus zeide op den
Wt tic zoo treffend: God heeft uit eenen
hl l i gansche geslacht der menschen ge-
oe e et s g@heelen aardbodem te wonen,
maakt, om op
i i i f ben.de de tyden te voren veror-
bescheiden heb.
A&ns-eff van hunne woning
dend, en de bep. wgeu r u
TT «oudpiT. "-oeken, of zy Hem
opdat zij den Heere ^uaei> i i
immers tasten en vin mochten, - 0 we XJ
niet verre is van een ie. van ons^an
Hem, leven wij, en bewv ons, en zyn W1^'
De Heidenen zochten God, n. ^.«rwonden Hem niet.
Ook by Israël, in welks tiidd^n het licht der
bizondere openbaring ontsto 'ke& was, zochten
velen den Heere, maar zonder ooit Hem te
vinden. Zij hadden lust aan liet goeddunken
des harten, maar niet aan den weg de? Heeren
zy begeerden wel een goed leven op attrde en
een hemel hiernamaals, maar niet van hunne
zonden te worden verlost. Van dezulken -zeide
God Dit volk nadert tot My met zynen m ond
en eert Mij met. de lippen maar hun hart doen
zy verre van my.en hunne vreeze, waarmede
zy My vreezen, zyn menschengeboden, diehitn
geleerd zyn. En scherp was Jezus woord ook
eenmaal tot de FarizeënGy zult my zoeken
en gy zult my niet vinden.
En gaat het binnen den heiligen kring der
gedoopten niet dikwijls op dezelfde wyze Hoe
n.
menigmaal krygt ge niet deze taal te beluis
teren ik zoek den Heere welmaar 't is alles
tevergeefs, ik vind Hem niet? Een antwoord,
dat u benauwt en beklemt, omdat het u ge
voelen doet het gemis van schuldbesef, van
levensernst, van behoefte aan genade.
En hoor nu, wat God tot zyn volk zegt. Gij
zult My zoeken en vinden, zegt God, wanneer
gy naar My zult vragen met uw.gansche kart.
Wat rijke, wat bemoedigende belofte
Gij. Wy weten niet, wie 't zynmaar de
Heere kent degenen, die de Zijnen zyn. En
voor de ziel zelf blijft het ook nimmer ver
borgen. Wie ook lauw en flauw mogen zyn, zij
voelt zich door hooger hand aangegrepen en
onweerstandelyk tot God heengetrokken.
Zult Mij zoeken. Genade leert naar God vragen.
De ziel kan dat vragen niet latenzij wordt
er toe gedrongen met een diepen en wonderen
drang des Heiligen Geestes. Daar komen mis
schien tijden, waarin zij aflaatoogenblikken,
waarin zij moedeloos ismaar tot ophouden
komt het niet. Neen, niettegenstaande een
levendig schuldbesef en diep gevoel van on
waardigheid de ziel neerdrukken en 'als van
den troon der genade wegdrijven, keert zij tot
dien troon toch altijd weer terug met smeeking
en gebeden. Zij kan niet ophouden, want zij is
onderworpen aan een heilig moeten. Vandaar
dat ze steeds weer toevlucht neemt tot het
gebed werkzaam blijft met 's Heeren beloften,
en van den weg en wil des Heeren niet aflaat.
Nog is het voor haar verborgenmaar als zy
alles eens wist, zou zij van vreugde opspringen
want het is de Heere zelf, die aan haar zijn
woord vervullen komtGy zult My zoeken.
En vinden Die van den Heere geleid wordt,
zal zekerlijk vinden. Van al die paden, waarop
wij onze voeten dwalende zetten, brengt Hij
ons af, opdat wij wandelen zullen in Zijnen
weg. De Heere is goed en rechtdaarom zal
Hy de zondaars onderwijzen in den weg. En
in Zijn eigen weg, daarin openbaart en ont
dekt God zich aan de ziel, die naar Hem zoekt,
zeggende tot haar Ziet, hier ben Ik ziet, hier
ben IkEn o, wat is dat te zeggen, als wij
den Heere vinden Den Heere, die een heilig
en rechtvaardig God is, tegen alle Wiens ge
boden wij -^zwaar en menigmaal misdreven
hebben, en die ons rechtvaardig onder Zijn
toorn en gramschap besluiten kanmaar die
in Christus ook een barmhartig en genadig
God is voor armen en schuldigen, die in ont
ferming den toorn teniet doet en met Zijn
goddelijke gunst en liefde ons zegenen komt.
Wat onuitsprekelijk voorrecht, als wy dien
levenden God zoeken en vinden mogen, die in
Christus een God en Vader voor Zijn volk is;
als wij Hem vertrouwen en liefhebben mogen
met ons gansche hart. Dan wordt Asafs be
lijdenis de onzeWien heb ik nevens U in
den hemel? Nevens u lust mij ook niets op
de aardedan jubelen wij met ThomasMijn
Heere en mijn God!
En wanneer kan dat onwaardeerbaar voor
echt ons deel zijn? Dan, als wy naar den
Heer»? vragen met ons gansche hart. Hierop
moet ge ^e^en me^ ^en erns^» die in u is,
wanneer he?*' u in waai'heid te doen is om de
zalige gemeens."haP des Heeren' üw hart mag
wel zwak, schuld^' onrem en bezoedeld zijn,
als gij tot God nadert i daarom wijst Hij u
niet af, dat alles wil Hij z°° Saa™e verge
ven, en daarvan u genezen eil verlossen. Maar
als gy God zoekt, moet het eeü vragen naar
Hem zyn met het gansche hart. Geen zoeken
wordt met vinden bekroond, als het geschiedt
met een verdeeld hart. Als uw hart naar God
uitgaat, naar Hem veel en 't meest, maar te
vens ook naar andere dingen, dan openbaart
Hij zich niét, dan laat Hij zich niet vinden,
maar dan verbergt Hy zichwant de Heere
is een jaloersch God, die Zijne eer met niemand
deelen wil. Hij vraagt het gansche hart.
En ach, hier is de wondeplek by velen.
Naar God wordt gevraagd, maar ook naar de
dingen van dit leven, naar geld en goed, rijk
dom en eere, genot en vermaak. En zonder
dat ze het zelf merken, komen deze dingen by
velen op den voorgrond, en wordt het vragen
naar God achteraf gezet. En dan wordt het
donker, dor en doodsch in de ziel het ware
zoeken ontbreekt, en dientengevolge ook het
zalig vinden.
Zie daarom toe op u zeiven, en onderzoek
u op dit punt met ernst en getrouwheid. Uw
hart komt zoo gemakkelijk uit de goede rich
ting, en geeft zich zoo gaarne aan alles. O,
laat God dat hart alleen bezitten, en vraag gij
steeds naar God met uw gannsche hart. Zij
het gedurig uw bede: Vereenig myn hart tot
de vreeze nws Naams. Dan zal Hy dat bewe
gelijk hart bewaren en tot rust brengen, op
dat het onverdeeld alleen naar Hem uitga.
En als gij zóó den Heere zoeken moogt, dan
zult ge Hem zeker vinden.
Vraagt naar den Heer en Zyne sterkte,
Naar Hem, die al uw heil bewerkte
Zoekt dagelijks zyn aangezicht
Gedenkt aan 't geen Hij heeft verricht,
Aan Zijn doorluchte wonderdaan
En wilt Zijn straffen gadeslaan.
Van der Veen.
Geen stof tot klagen.
Nog een enkel woord willen wij over onze
Kerken zeggen. Sedert de Synode van Utrecht
in 1905 gehouden werd bet allengs rustiger.
Voor hen, die van strijd houden, was het zelfs
te rustig. Uit alles werd het duidelijk, dat de
Kerken algemeen naar vrede verlangden om
zich op geregelde wijze te kunnen ontwikke
len. Zy wisten wel, dat er nog vragen onbe
antwoord gebleven waren, en dat er nog punten
van verschil bestonden, maar zy deden duide
lijk merken, dat zij er zich niet meer mede
bezig wilden houden, omdat het een eerste be
hoefte was den akker, welke aan elk toege
wezen was, te bewerken. Zij vonden het kos
telijk, indien allen die licht verspreiden konden,
het dedenzy wilden ook wel, dat haar leden
met ernst bleven zoeken naar meerdere kennis,
maar zy wilden alle ij dele twisting vermijden,
tengevolge waarvan wij een tijd kregen waarin
rustig gearbeid werd aan den opbouw van
Jeruzalems muren.
Wy achten dit een voorrecht, want daardoor
kwamen we dichter bij elkander en de eenheid
in het Kerkelijk leven won in kracht. Als een
schoone vrucht daarvan beschouwen we het,
dat onze Kerken eindelijk er toe overgingen
om een eigen zending- te aanvaarden en een
eigen missionair-predikant te beroepen. En dit
is des te opmerkelijker, wijl er nit een formeel
oogpunt allerlei bezwaren konden geopperd
worden, maar we gevoelden, dat de zaak daarop
geen schripbreuk mocht lijden. Voorzoover we
hebben kunnen nagaan, is er algemeene tevre
denheid over den stap, welken wy gezet heb
ben en is er algemeene goedwilligheid om de
lasten te dragen. Ook in dit opzicht is er reden
tot erkentelijkheid, daar het een bewijs is, dat
wy in goede richting vooruitgingen.
Doordien we met elkander minder streden,
bleef er meer tyd over om eens om ons heen
te zien en te vragen, wat er in eigen omgeving
te doen viel en het oog ging open voor de
dringende behoefte aan arbeid in veel verwaar
loosde streken. Zaamslag is daarvan een spre-,
kend bewys. Daar waren voorheen twee Ker-,
ken, die met elkander op zeer gespannen voet:
leefden. Wie had kunnen denken, dat deze
twee zoo spoedig ineensmelten zouden? En
toch dat gebeurde en het ging goed. Er kwam
zelfs nieuwe actie naar buiten. Zy begrepen,
dat eenheid kracht maakt en dat zy er nu op
bedacht moeten zyn om op verovering van
verloren terrein uit te gaan. Is dit niet schoon
Wij vergeten zoo menigmaal, dat er nog zoo
veel te doen is in eigen omgeving, en dat er
zoovelen zyn in onze nabijheid, die bijna nooit
het volle evangelie hoorden. Hoe groot is de
macht der duisternis door onkunde en onwe
tendheid en wij mogen ons niet gedragen,
alsof we daarvan nooit iets vernomen hebben.
Maar weet ge dan niet, dat er nog veel ver
schil is, dat de onderscheiden afkomst nog ge
durig zich in 't kerkelijk leven doet gevoelen
Of ik het weet en ik geloof zelfs niet, dat wy
verstandig handelen, wanneer we er enkel over
zwijgen. Er zyn sympathieën en antipathieën,
welke zich nog krachtig doen gelden en het
zal nog wel wat duren, alvorens de neiging
tot partijdigheid geheel overwonnen is. Maar
er staat iets tegenover. Op onze Kerkelijke
vergaderingen blykt het, dat de Kerken zich
niet zoo gemakkelijk meer laten spannen voor
't geen deze of gene wenscht. Wanneer de
Kerken zich houden aan het accoord van ge
meenschap en enkel doen, wat aan haar be
hoort en uit haar eigen leven opkomt, dan zal
de toestand gaandeweg zich beteren. Wel
moeten zy varen die den vrede van Jeruzalem
liefhebben en uitzien naar het heil des Heeren.
Soms gebeurt het, dat er pogingen aange
wend worden om eenige meerdere teekening
in 't Kerkelijke leven te brengen, want we
gevoelen zeer goed, dat het niet alles is, zoo
als het wezen moest, maar het gaat niet zoo
gemakkelijk om er gang in te brengen.
Het zy verre, dat allen tevreden zyn, maar
de meesten houden zich stil, omdat zy begrij
pen, dat het thans de tijd niet is om de ver
vulling van hun begeerten te verkrijgen. Wy
moeten ons ook niet voorstellen, dat we de
ure tegengaan, waarin ieder bevredigd zal zyn.
Voor één ding echter moeten we ons wachten,
dat we noodige verbeteringen niet tegenhouden.
Er is ook een rust, welke niet bevorderlijk is
aan de uitbreiding van het Koninkrijk der
hemelen en voor haar moeten we op onze
hoede zijn. Elke kerk moet zich helder be
wust blijven van het doel, waartoe zy geplant
werd en nauwkeurig den weg kennen, langs
welken zy het voorgestelde doel kon bereiken.
Te veel was de aandacht op wat verder aflag
gevestigd, terwijl het veld in eigen omgeving
minder de belangstelling trok.
Ofschoon we derhalve niet beweren, dat er
geen reden is om ons over veel te bedroeven,
toch meenen wy grond te hebben om te zeggen,
dat ons Kerkelijk leven in deze provincie zich
beweegt in een richting, welke het goede voor
de toekomst doet verwachten. In dit opzicht
hebben we geen stof tot klagen.
Bouma.
Classicale examens.
Meermalen werd er geklaagd, dat op de clas
sikale examens de zoogenaamde ambtelijke
vakken niet genoeg tot hun recht kwamen.
Aan de dogmatiek en de verklaring van Oud
en Nieuw-Testament werd een behoorlijke tyd
afgestaan, doch de andere vakken moesten het
met een klein gedeelte stellen. Ds. Lindeboom
van Gorinchem heeft daarop de aandacht nog
eens gevestigd en nu is er op die Classis een
voorstel ingediend en behandeld met de bedoe
ling, dat de Generale Synode er verandering
in brenge. Gewenscht wordt, dat het praepa-
ratoire examen blijft wat het thans is, maar
dat op het peremptoir uitsluitend onderzocht
zal worden naar de kennis van de ambtelijke